Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w67 15/11 blz. 692-696
  • Petrus — Kleurrijk apostel die het initiatief nam

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Petrus — Kleurrijk apostel die het initiatief nam
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1967
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • IMPULSIEF — SNEL OM TE HANDELEN
  • HIJ NAM HET INITIATIEF
  • NA JEZUS’ DOOD EN OPSTANDING
  • LESSEN VOOR HEDENDAAGSE CHRISTENEN
  • De apostel Petrus — Waarom bij velen zo geliefd
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1978
  • Petrus
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Hij leerde te vergeven
    Volg hun geloof na
  • Hij leerde vergevensgezindheid van de Meester
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2010
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1967
w67 15/11 blz. 692-696

Petrus — Kleurrijk apostel die het initiatief nam

VAN de twaalf apostelen die Jezus Christus, de Zoon van God, als volgelingen uitkoos, bezat Petrus verreweg het kleurrijkste karakter. Hij was hartelijk, impulsief, oprecht en ronduit. Wij moeten hem daarom wel bijzonder sympathiek vinden. Het kost ons niet veel moeite ons in zijn plaats te stellen en hem een warm hart toe te dragen.

Petrus was een man van de daad, zei direct wat hij dacht en liet snel zijn gevoelens blijken. Door zijn emotionele natuur verviel hij gauw van het ene uiterste in het andere. Als gevolg hiervan wist hij wat het betekent vreugde te hebben maar kende hij ook het andere uiterste: verdriet. Hem viel de vreugde ten deel door zijn Meester zeer geprezen te worden en de sleutels van het koninkrijk der hemelen te ontvangen, toen hij had gezegd: „Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.” Daarentegen was hij diepbedroefd toen hij zag dat zijn Meester hem verwijtend en bedroefd aankeek omdat hij hem drie maal had verloochend. — Matth. 16:16-19; Luk. 22:61, 62.

Petrus bezat boven alles een goed en eerlijk hart. Als er iemand was wiens karakter totaal verschilde van dat van de huichelachtige schriftgeleerden en Farizeeën dan was het wel Petrus. In het geheim iets weg te nemen uit het gemeenschappelijke bezit van Jezus’ besloten groepje, zoals Judas deed, zou voor Petrus ondenkbaar zijn geweest. Omdat Petrus een goed hart had, vergunde God het hem berouw te hebben en zich te herstellen, iets dat de oneerlijke verrader, Judas, werd onthouden. God herstelde Petrus niet alleen in zijn gunst nadat hij Jezus verloochend had, maar gebruikte hem daarna tevens op grootse wijze. — Joh. 12:4-6.

Petrus was de zoon van Johannes. Wij lezen voor het eerst over hem als hij verblijf houdt in Bethsaïda, aan het Meer van Galiléa, nabij de rivier de Jordaan. Later lezen wij dat hij zich in Kapérnaüm bevindt waar hij en zijn broer Andréas het beroep van visser uitoefenden met een boot die zijn eigendom was. Ofschoon de religieuze leiders naar Petrus en de apostel Johannes verwezen als ’ongeletterd en gewoon’, konden zij als zakenlieden die zowel met joden als met Grieks sprekende heidenen relaties onderhielden, ongetwijfeld Hebreeuws en Grieks lezen en schrijven. Petrus was getrouwd en zijn vrouw heeft hem, zeer zeker tijdens zijn latere jaren, op zijn zendingsreizen vergezeld. — Matth. 8:14; 16:17; Mark. 1:16-20; Luk. 5:3; Hand. 4:13; 1 Kor. 9:5.

Petrus treedt reeds vroeg in Jezus’ bediening naar voren, toen hij als eerste een discipel of „leerling” werd en Jezus zijn naam veranderde van Simon, dat „verhoring” betekent, in Petrus, „een rotsblok”. Ongeveer zes maanden later werd hij een volle-tijddiscipel en -volgeling van Jezus toen hij en zijn broer Andréas, te zamen met hun neven Jakobus en Johannes, hun vissersberoep vaarwel zeiden om „vissers van mensen” te worden. Een goed jaar later werd Petrus, samen met elf anderen, uitgekozen om een apostel, een ’uitgezondene’, te zijn. — Joh. 1:35-44; Matth. 4:18-22; 10:1-4.

IMPULSIEF — SNEL OM TE HANDELEN

Herhaaldelijk vinden wij in de evangeliën voorbeelden van Petrus’ impulsieve aard. Toen Petrus en zijn metgezellen door Jezus’ toedoen op wonderbaarlijke wijze een grote hoeveelheid vis vingen, juist voordat hij hun zei volle-tijddiscipelen te worden, was dit te veel voor Petrus. Hij „viel . . . aan de knieën van Jezus neer en zei: ’Heer, ga van mij weg, want ik ben een zondig man.’” Toen Petrus zijn Meester op het water zag lopen, wilde hij dit ook graag doen en was er, tot op het moment dat hij zijn geloof verloor, ook werkelijk toe in staat. Toen het gepeupel, uitgerust met knuppels en zwaarden en aangevoerd door religieuze leiders, op Jezus afkwam om hem te grijpen, was het wederom Petrus die snel tot handelen overging en zijn Meester wilde beschermen door gebruik te maken van het letterlijke zwaard, maar er slechts in slaagde het oor van één persoon uit die bende af te slaan. Later, na Jezus’ dood en opstanding, toen Jezus er opnieuw voor zorgde dat Petrus en zijn kameraden een wonderbaarlijke visvangst hadden en Petrus ontdekte dat het Jezus was die op de kant stond, sprong hij onverwijld te water en zwom naar de kant omdat hij niet met de anderen wilde wachten totdat zij het net vol met vis langzaam op het droge hadden getrokken. — Luk. 5:6-9; Matth. 14:26-31; Joh. 18:10, 11; 21:1-8.

Petrus’ vurigheid en impulsiviteit waren er de oorzaak van dat hij zijn Meester soms tegensprak, waarbij hij dus, hoewel hij nederig was, er toch blijk van gaf een tekort aan ware bescheidenheid te bezitten. Hij voelde zich vrij, krachtig te protesteren tegen Jezus’ opmerkingen over zijn bestemde lijden en dood, zodat Jezus hem streng moest berispen met de woorden: „Ga achter mij, Satan!” Toen Jezus bij een andere gelegenheid bemerkte dat er kracht van hem was uitgegaan waardoor een zekere vrouw genezing had gevonden, en hij vroeg: „Wie heeft mij aangeraakt?” was het Petrus die zich er niet voor schaamde Jezus te verbeteren door te zeggen: „Onderwijzer, de scharen omringen u en dringen dicht op u aan.” Met andere woorden: ’Welnu, Jezus, het is natuurlijk het volk dat u aanraakt!’ Was het niet eveneens Petrus die als eerste bezwaren maakte toen zijn geliefde Meester zijn voeten wilde wassen, terwijl hij, na het horen van Jezus’ antwoord, wilde dat Jezus ook nog zijn hoofd en handen zou wassen? — Matth. 16:21-23; Luk. 8:43-45; Joh. 13:1-10.

HIJ NAM HET INITIATIEF

Petrus wordt in het geïnspireerde bericht bij zijn verscheidenheid van namen, te weten Simon, Simeon, Simon Petrus, Petrus en Céfas, vaker genoemd dan zijn elf medeapostelen te zamen, en bijna even vaak als de apostel Paulus. Hij wordt als eerste genoemd onder degenen die door Jezus tot de dienst als een volle-tijddiscipel werden geroepen, en als Petrus te zamen met de andere apostelen wordt genoemd, staat zijn naam steeds voorop, ongeacht of zij nu alle twaalf worden genoemd (de namen van de anderen verschijnen niet altijd in dezelfde volgorde), of slechts vier, drie of twee van hen. — Matth. 10:2; Mark. 13:3; Luk. 9:28; 22:8.

In overeenstemming met het voorgaande merken wij dan ook op dat Petrus vaker iets op eigen initiatief zegt dan de andere elf te zamen, soms ten behoeve van zichzelf, soms namens de anderen sprekend. Zo is het ook Petrus die vraagt: „Heer, hoeveel keer kan mijn broeder tegen mij zondigen en moet ik hem vergeven?” Het is Petrus die voorstelt drie tenten op te slaan als hij en Jakobus en Johannes aanwezig zijn bij de transfiguratie op de berg. En weer is het Petrus die de uitwerking van Jezus’ vervloeking over een bepaalde vijgeboom opmerkt: „Rabbi, zie! de vijgeboom die gij hebt vervloekt, is verdord.” — Matth. 18:21; 17:4; Mark. 11:21.

Om nu een geval te noemen waarbij Petrus namens de twaalf spreekt: Als Jezus aan allen de vraag stelt: „Wie zegt gij [meervoud] echter dat ik ben?”, geeft Petrus, vrijmoedig als hij is, ten antwoord: „Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.” En toen velen van Jezus’ discipelen aanstoot hadden genomen aan wat Jezus zei en hem hadden verlaten, en Jezus aan de twaalf vroeg of zij hem soms ook wilden verlaten, was het Petrus die antwoordde: „Heer, tot wie zullen wij heengaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven.” Het is wederom Petrus die, als Jezus een illustratie geeft, vraagt: „Maak ons de illustratie duidelijk.” En wie anders dan Petrus zou namens de twaalf de vraag stellen: „Wat zullen wij [die alles hebben verlaten om u te volgen] dan eigenlijk krijgen?” — Matth. 16:15-17; Joh. 6:67, 68; Matth. 15:15; 19:27.

Ook al was Petrus vooruitstrevend, wegens zijn impulsieve karakter, zijn vuur en zijn ijver, nooit zei hij iets met eerzuchtige bedoelingen. Niet Petrus vroeg Jezus een voorname plaats in zijn koninkrijk te mogen innemen, maar Jakobus en Johannes, zijn naaste metgezellen, te zamen met hun moeder, deden dit (Matth. 20:20-24; Mark. 10:35-41). Jezus beschouwde Petrus’ vooruitstrevendheid daarom niet als een ernstig kwaad dat hij moest bestrijden door hem doelbewust te negeren en hem daardoor als het ware op zijn nummer te zetten. Maar omdat Jezus oog had voor de goede eigenschappen van Petrus, schonk hij hem speciale voorrechten. Hij bevond zich onder de drie apostelen die bij Jezus waren tijdens het transfiguratievisioen, de opwekking van het dochtertje van Jaïrus en in de hof van Gethsémane. — Matth. 17:1; 26:36, 37; Mark. 5:35-42.

Het was weer Petrus die met Jezus in gesprek raakte over de aangelegenheid van het betalen van belasting en die de opdracht kreeg een vis te gaan vangen, in de bek waarvan hij een geldstuk vond dat nodig was om de tempelbelasting te betalen (Matth. 17:24-27). Jezus bad speciaal voor Petrus en droeg hem op, zijn broeders te versterken. Petrus was hoogst waarschijnlijk ook de eerste van de apostelen aan wie Jezus na zijn opstanding verscheen, en later was het Petrus die de herhaalde aanmaning kreeg zijn lammeren en schaapjes te voeden. Bovendien gaf Jezus aan Petrus, zoals reeds opgemerkt, de sleutels van het koninkrijk. — Mark. 16:7; Luk. 22:32; 24:34; Joh. 21:15-17; 1 Kor. 15:5.

NA JEZUS’ DOOD EN OPSTANDING

Het viel daarom slechts te verwachten dat na Jezus’ opstanding toen hij niet langer onafgebroken bij zijn discipelen was, Petrus het initiatief zou nemen, hetgeen hij ook deed, zowel in persoonlijke aangelegenheden als in het ten uitvoer brengen van de goddelijke opdracht. Het was daarom Petrus die het initiatief nam een opvolger voor Judas te kiezen nadat Jezus naar de hemel was opgevaren en zij in afwachting waren van de heilige geest. Zo zien wij dan ook, dat toen de heilige geest werd uitgestort op de 120 discipelen die in de bovenzaal te Jeruzalem bijeen waren, Petrus, getrouw aan de hem gegeven opdracht, de leiding nam in de prediking tot de joden omtrent Jezus, zijn opstanding en de betekenis van wat er op die dag had plaatsgevonden. Hij gebruikte daarbij de eerste van de sleutels van het koninkrijk die Jezus hem had toevertrouwd om voor de joden de kennis omtrent de gelegenheid leden van het hemelse koninkrijk te worden, te ontsluiten. — Hand. 1:15-26; 2:1-41.

Toen de religieuze leiders de apostelen bij zich riepen omdat zij over Jezus Christus getuigenis hadden afgelegd, was het Petrus die het woord nam. Toen Ananías en Saffíra hun bijdrage kwamen brengen, lezen wij dat zij het aan de apostelen aanboden. Petrus echter werd door Jehovah God gebruikt om hun oneerlijkheid bloot te leggen, daar zij het deden voorkomen dat wat zij gaven de totale waarde vertegenwoordigde van het eigendom dat zij hadden verkocht terwijl dit niet zo was, en verder om Gods oordeel over hen uit te spreken, waardoor zij beiden dood neervielen. Verder schijnt het dat Petrus ook een grotere genezende kracht bezat dan anderen, want wij lezen dat zelfs zijn schaduw genezingen tot stand bracht; zijn kracht kwam in dit opzicht overeen met die van Paulus. — Hand. 5:1-29; 19:11, 12.

Toen de oudere mannen te Jeruzalem Petrus en Johannes naar Samaria zonden zodat degenen die zich hadden bekeerd de heilige geest zouden kunnen ontvangen, bleek Petrus opnieuw het initiatief te nemen. Dit wordt aangetoond door het feit dat, ofschoon Simon „hun” geld aanbood om de kracht te ontvangen de heilige geest aan anderen mede te delen, het Petrus was die hem streng berispte. Van dit voorval is het woord „simonie” afkomstig, dat betekent: het kopen van kerkelijke ambten voor geld; een praktijk die gedurende de Middeleeuwen in de Rooms-Katholieke Kerk wijd verbreid was. — Hand. 8:14 tot 24.

Terloops zij opgemerkt dat het feit dat anderen Petrus en Johannes naar Samaria „zonden” of uitzonden, bewijst dat, hoewel Petrus het initiatief nam, dit hem nog geen autoriteit over anderen schonk. Nergens blijkt dat hij autoriteit uitoefende over de andere apostelen, noch zien wij dat de anderen zich aan hem als de vorst of voornaamste der apostelen onderwierpen.

Nadat Petrus verscheidene andere wonderen heeft verricht, vernemen wij vervolgens dat hij gebruik maakt van de tweede sleutel van het koninkrijk, als hij de eerste onbesneden heiden, de Romeinse legerofficier Cornelius van Cesaréa, door middel van het goede nieuws tot het christendom bekeert. Door een visioen waarin Petrus herhaaldelijk werd opgedragen dieren te eten die volgens de Wet van Mozes onrein waren, bereidde God de geest van Petrus op voorzichtige wijze voor op deze radicale verandering in Gods houding ten opzichte van de mensen — een onbesnedene was in Gods ogen niet langer onrein. Bij zijn terugkeer naar Jeruzalem kreeg Petrus hevige tegenstand te verduren van de zijde van de joodse christenen aldaar, doch hij wankelde niet maar legde uit hoe God hem op deze verandering had voorbereid en wat er had plaatsgevonden. Als resultaat hiervan verheugden de joodse christenen zich dat God het nu ook de heidenen vergunde berouw te hebben en hun hoop op het Koninkrijk te vestigen. — Hand. 10:1–11:18.

Klaarblijkelijk niet lang hierna werd Petrus door koning Herodes Agrippa gearresteerd om de joden te behagen, maar God zond zijn engel om Petrus te bevrijden, want God had nog meer werk voor Petrus te doen. Na uit de gevangenis bevrijd te zijn, ging Petrus bericht uitbrengen aan de plaatselijke gemeente, die was samengekomen in het huis van Johannes Markus om voor Petrus te bidden, en ging toen „naar een andere plaats” (Hand. 12:1-17). Van daar af wordt in het geïnspireerde bericht van het boek Handelingen de plaats van de kleurrijke en impulsieve apostel Petrus ingenomen door de apostel Paulus en verder lezen wij daarin niets meer over Petrus, behalve als het besturende lichaam van christenen te Jeruzalem een vergadering houdt om de vraag te bespreken of de tot het christendom bekeerde heidenen besneden moesten worden. Bij die gelegenheid vertelde Petrus hoe Jehovah hem had gebruikt om het goede nieuws tot de heidenen te brengen, als bewijs dat God voortaan geen enkel onderscheid meer maakte tussen jood en heiden en drong hij erop aan dat zij de heidense christenen geen last moesten opleggen die zij zelf niet hadden kunnen dragen. — Hand. 15:7-11.

Om nog meer over Petrus te weten te komen, zullen wij ons tot zijn brieven en vooral tot die van de apostel Paulus moeten wenden. Uit Paulus’ brieven vernemen wij dat Petrus zich enige jaren in Jeruzalem en eveneens in Antiochië heeft gevestigd, dat hij niet erg veranderd was en nog steeds erg emotioneel was. In welk opzicht dan? Nu, hij had zich ervoor geschaamd in gezelschap van heidense christenen gezien te worden toen er zekere joodse christenen uit Jeruzalem naar hem toe kwamen; klaarblijkelijk omdat hij nog niet volledig inzag dat de besnijdenis niet langer door God werd vereist. Bij die gelegenheid trok Petrus zich terug uit het gezelschap van de heidense christenen — wat zullen die heidense christenen zich hierdoor gekwetst hebben gevoeld! Terecht berispte Paulus hem hiervoor in het openbaar. Petrus werd gekozen als hoofd van een groepje in Korinthe en predikte waarschijnlijk in de steden in het noorden van Klein-Azië die hij in zijn eerste brief noemt.a — Gal. 1:17, 18; 2:1, 7-14; 1 Kor. 1:12; 1 Petr. 1:1.

LESSEN VOOR HEDENDAAGSE CHRISTENEN

Het schriftuurlijke bericht over de apostel Petrus is werkelijk zeer interessant. Kleurrijk en impulsief als hij was, had hij zeker zijn „ups and downs”. Zijn ruime, warme en eerlijke hart bracht hem ertoe direct dat te zeggen en te doen wat zijn medeapostelen hoogst waarschijnlijk dachten. Ongetwijfeld dachten ook zij, toen zij Jezus op het water zagen lopen: ’Wat geweldig als je zoiets kan!’, doch het was Petrus die door dit gevoel gedreven sprak en handelde toen hij Jezus vroeg hem in staat te stellen dit ook te doen, en het lukte hem nog ook. Hoogst waarschijnlijk werden de anderen ook in verlegenheid gebracht toen Jezus hun voeten begon te wassen, maar alleen Petrus zei het, omdat het voor hem ondenkbaar was dat zijn Meester zijn voeten waste. In de hof van Gethsémane waren het ongetwijfeld ook de anderen die in hun rechtvaardigheidsgevoel aangetast waren en had op zijn minst een van hen een zwaard bij zich, doch het was Petrus die, om zijn Meester te verdedigen, impulsief handelde.

Door het beschouwen van Petrus’ kleurrijke leven kan iemand in geestelijk opzicht sterk opgebouwd worden. Boven alles wordt het geloof erdoor versterkt. De oprechtheid die duidelijk te vinden is bij alle bijbelschrijvers die ons over Petrus vertellen, te weten de vier evangelisten en de apostel Paulus, geeft ons bijvoorbeeld de zekerheid dat hun verklaringen waarachtig zijn. Wij hebben hier te maken met iemand die speciaal door de Zoon van God is uitgekozen om zich onder de apostelen in voortreffelijke voorrechten te verheugen, terwijl hij niet in het minst ontzien wordt. Slechts in de bijbel kunnen wij een dergelijk overtuigend, naar het leven geschilderd portret vinden van iemand met zulke kleurrijke contrasten, met zulk een krachtige persoonlijkheid, terwijl hij toch in sommige opzichten ook zwak was, ja, iemand die een treffende gelijkenis vertoonde met velen van ons! Wij zien hier een openhartig man met een krachtig geloof en toch belast met de zwakheid van een sterk emotioneel karakter, impulsief, iemand die van het ene uiterste tot het andere verviel. Het bijbelse bericht verheerlijkt hem niet en verontschuldigt hem evenmin. Zijn eerlijkheid blijkt duidelijk uit het feit dat het bericht waarin het meest gewag wordt gemaakt van zijn tekortkomingen, dat van Markus, opgetekend is aan de hand van hetgeen Petrus zelf aan Markus vertelde! Werkelijk, het is een onvervalst bericht.

Iedere christen kan een voorbeeld nemen aan Petrus’ geloof en moed, omdat hij tot het einde toe getrouw is gebleven. Ondanks verscheidene fouten, raakte hij niet ontmoedigd of verbitterd en gaf het niet op; om die reden ook werden noch Jehovah, noch de Meester, Jezus Christus, ongeduldig met hem en werd hij niet verworpen. Is dit geen les voor christenen als zij ontmoedigd raken omdat zij een fout hebben begaan? Ons berouw moet echter even oprecht zijn als dat van Petrus, want wij lezen dat hij ’bitter weende’. — Matth. 26:75.

In het verslag over Petrus merken wij eveneens de groothartigheid van zijn Meester, Jezus Christus, op. Jezus verwierp Petrus niet omdat hij impulsief was. Jezus liet zich altijd leiden door op beginselen gebaseerde liefde, agape, niet door sentiment of persoonlijke gevoelens. Hij gaf Petrus daarom vele prachtige voorrechten, hoewel hij toch het meest voor de apostel Johannes voelde. Men kan inderdaad veel voordeel trekken uit het bijbelse verslag van een dergelijke kleurrijke persoon als de apostel Petrus!

[Voetnoten]

a Zie voor de bewering dat Petrus Rome bezocht, De Wachttoren van 1 juli 1966, blz. 410-415.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen