De ernst ervan
„LITTLE things mean a lot.” Deze woorden, de titel van een populair Amerikaans lied, waarin feitelijk gezegd wordt dat een kleine attentie toch zoveel kan betekenen, kunnen in een ruimere betekenis op veel meer situaties van toepassing gebracht worden. Iets kleins kan vaak de hartetoestand aan het licht brengen, om er nog niet eens van te spreken dat het vaak tot iets groots leidt.
Men zou kunnen zeggen dat de waarheid die in de titel van dat lied ligt opgesloten, ook in het belangrijkere beginsel is vervat dat door Jezus Christus, de Zoon van God, is uitgesproken: „Wie getrouw is in het geringste, is ook getrouw in veel, en wie onrechtvaardig is in het geringste, is ook onrechtvaardig in veel.” — Luk. 16:10.
Jezus sprak die woorden tot joden die onder de wet van Mozes stonden. Die wet hield zich niet alleen bezig met de grote dingen van het leven, zoals de Tien Geboden, waarin afgoderij en moord werd verboden, maar ook met ogenschijnlijk kleine dingen. Het was de Israëlieten bijvoorbeeld niet toegestaan bepaalde zeedieren, zoogdieren en vogels te eten. — Lev. 11:4-20.
Men zou toen hebben kunnen redeneren: wat maakt het nu uit of een vis vinnen en schubben heeft, als men er maar op een eerlijke manier aan is gekomen en als de smaak goed is? Of wat maakt het uit of een zoogdier herkauwt en gespleten hoeven heeft? Het ging hier klaarblijkelijk om kleine dingen, maar de Israëlieten dienden deze ernstig op te nemen. De Schepper en Wetgever van Israël, Jehovah God, had er destijds stellig meer dan één goede reden voor om deze wetten te geven, en een niet onbelangrijke reden was dat zijn volk er hierdoor van weerhouden zou worden zich met hun heidense buren te verbroederen.
Dat Jezus Christus inzag hoe belangrijk het was ogenschijnlijk kleine dingen ernstig op te nemen, blijkt uit zijn opmerkingen tot de religieuze leiders van zijn tijd. Hij verweet hen dat zij de tienden van spijzen betaalden, heel kleine dingen, en toch de veel gewichtiger dingen, zoals „gerechtigheid en barmhartigheid en getrouwheid”, veronachtzaamden. Wilde hij door die terechtwijzing echter te kennen geven dat als iemand de gewichtiger dingen doet, hij de ogenschijnlijk kleine dingen mag negeren? Absoluut niet! Jezus vervolgde namelijk met te zeggen: „Deze dingen” — gerechtigheid, barmhartigheid en getrouwheid — „moest men doen, en toch de andere [de kleine dingen, het betalen van de tiende van de spijzen, zoals de munt en de dille] niet veronachtzamen.” — Matth. 23:23.
Hetzelfde beginsel geldt thans nog steeds. Gods volk dient aan de gewichtiger aangelegenheden aandacht te schenken door Gods Woord te bestuderen en de lectuur die hen helpt het te begrijpen, door christelijke vergaderingen bij te wonen, vooral de vergaderingen van de plaatselijke gemeente, door het goede nieuws van Gods koninkrijk bij iedere gelegenheid te prediken, in gunstige en ongunstige tijd, en door de vruchten van Gods heilige geest voort te brengen, zoals liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid en zelfbeheersing. Dit zijn ongetwijfeld de „gewichtiger zaken” waarmee een christen zich in de eerste plaats bezig dient te houden. Terwijl Jehovah’s volk deze dingen behartigt, dient het echter niet de ogenschijnlijk kleine dingen te negeren. Deze dienen ook ernstig opgevat te worden. — Gal. 5:22, 23; 2 Tim. 4:2; Hebr. 10:23-25.
Waarin zouden deze kunnen bestaan? Hiertoe behoren alle gewoonten die hetzij direct of indirect in de Schrift worden veroordeeld doordat ze in de valse religie zijn geworteld of een deel uitmaken van Satans samenstel van dingen, zoals de viering van politieke en religieuze feestdagen. Hoewel het in de ogen van sommige mensen iets kleins lijkt deze niet te vieren, maakt dit de aangelegenheid niet minder belangrijk in de ogen van God, en rijpe christenen beseffen dit feit. In de oudheid zou geen enkele getrouwe Israëliet zich er op straffe des doods toe hebben laten dwingen varkensvlees te eten. En evenals Jehovah God er destijds goede redenen voor had zijn volk te verbieden bepaalde dingen, zoals bloed, te eten, bestaan er thans goede redenen voor waarom Jehovah’s volk zich ervan dient te weerhouden wereldse feestdagen te vieren. — Joh. 18:36; 1 Kor. 2:12.
VERJAARDAGEN
Dienen wij gelijke tred te houden met de getrouwe dienstknechten van God of ons te vereenzelvigen met de heidenen? Volgens Hastings Encyclopædia of Religion and Ethics gaan verjaarsfeesten tot oude tijden terug, terwijl vooral de verjaardag van vooraanstaande en belangrijke heidenen in acht werd genomen en werd gevierd. Heeft er ooit een belangrijker persoon op aarde rondgewandeld dan Jezus Christus, de Zoon van God? Toch heeft God het niet nodig geacht de juiste datum van Jezus’ geboorte te laten optekenen, en ook bericht de bijbel niet dat Jezus’ apostelen zijn verjaardag vierden. De Heer Jezus heeft zelf het gebod gegeven dat zijn dood herdacht moest worden, niet zijn geboorte. — 1 Kor. 11:20, 23-26.
De enige verjaarsfeesten waarvan in de bijbel melding wordt gemaakt, zijn die van twee heidense heersers, en deze gebeurtenissen werden beide door een terechtstelling bedorven. Farao’s verjaarsfeest werd bedorven door de terechtstelling van zijn voornaamste bakker en de verjaardag van koning Herodes door de terechtstelling van Johannes de Doper (Gen. 40:20-22; Mark. 6:21-29). Het verband tussen verjaarsfeesten en de heidens „genethlia” valt niet te loochenen. In Deel XI van De Katholieke Encyclopaedie, kolom 530, lezen wij hier het volgende over: „GENETHLIA, bij de Oude Grieken het verjaringsfeest, gevierd ter ere van de genethlios daimoon, d.w.z. de beschermgeest, die ieder mens van zijn geboorte af geheel zijn leven door begeleidt. Ook de families en de geslachten vierden hun eigen genethlia.” Deze feiten in aanmerking nemend, weigerden de vroege christenen verjaardagen te vieren. Zo zegt A. Neander in Allgemeine Geschichte der christlichen Religion und Kirche: „Het begrip verjaarsfeest paste helemaal niet in de denkbeelden van de christenen uit die periode.” En in de Catholic Encyclopedia (Uitgave van 1911) wordt Orígenes aangehaald wanneer hij zegt: „Van niemand van de in de Schrift genoemde heilige mensen is het bekend dat hij ter ere van zijn verjaardag een feest heeft georganiseerd of een feestmaal heeft gehouden. Alleen zondaars verheugden zich zeer over de dag waarop zij in deze wereld hier beneden werden geboren.”
Op grond van deze feiten kunnen wij vast stellen wat Gods wil met betrekking tot deze aangelegenheid is. Wat zullen wij derhalve persoonlijk doen? Wij dienen te tonen dat wij al het mogelijke willen doen om ons naar Gods wil te richten door te weigeren in enig opzicht aan verjaarsfeesten deel te nemen, of deze nu ter ere van ons of ter ere van onze vrienden of familieleden of belangrijke personen worden gevierd. Als wij God willen behagen, moeten wij leren in alle dingen getrouw te zijn. Het beginsel zou ook geïllustreerd kunnen worden door op te merken dat de huwelijksband beide partners verplicht elkaar niet alleen in grote dingen maar ook in ogenschijnlijk kleine dingen trouw te blijven.
De waarheid van het door Jezus vermelde beginsel dat getrouwheid in kleine dingen tot getrouwheid in grote dingen leidt, wordt bevestigd door de ervaring van de drie Hebreeuwse metgezellen van Daniël in het oude Babylon. Toen zij zich voor het probleem geplaatst zagen voedsel te moeten eten dat door de wet van Mozes was verboden, zouden zij als verontschuldiging hebben kunnen aanvoeren dat zij gevangenen in een vreemd land waren en dat hun geen andere keuze openstond. Wat ontvingen zij echter een zegen doordat zij datgene ernstig opnamen wat ogenschijnlijk misschien iets kleins leek! Te zamen met Daniël bleken zij zowel gezonder als wijzer te zijn dan alle andere gevangenen die de lekkernijen van de koning bleven eten, welke in sommige gevallen zeer waarschijnlijk aan de goden van Babylon waren geofferd. Getrouwheid in deze „kleine dingen” heeft hen ongetwijfeld gesterkt, zodat zij toen zij zich voor de grotere beproeving geplaatst zagen voor het beeld te moeten buigen dat de koning op de vlakte van Dura had opgericht, moedig, vastberaden en krachtig staande konden blijven. — Dan. 1:3-21; 3:1-30.
Meer dan dat, dat zij een vastberaden standpunt innamen, had een groots getuigenis voor Jehovah God tot gevolg; en dit is ook in deze hedendaagse tijd waar gebleken. Zo wordt in het jaarboek voor 1968 in het verslag over Brazilië de volgende ervaring verteld: „Een moeder vertelde dat zij haar zoontje naar de kleuterschool stuurde, na eerst heel gedetailleerd uiteengezet te hebben welke dingen er zoal zouden kunnen gebeuren die niet in Gods Woord worden goedgekeurd. Zij bezocht ook de onderwijzeres en legde het schriftuurlijke standpunt met betrekking tot deze dingen uit. Toen zij op zekere dag haar zoontje van school afhaalde, liep de onderwijzeres naar haar toe en zei dat zij het kind heel erg bewonderde, omdat hij vasthield aan zijn geloof. Een van de kinderen had ter gelegenheid van zijn verjaardag een taart mee naar school genomen, en omdat de onderwijzeres de bijbelse redenen wist waarom Jehovah’s getuigen geen verjaardagen vieren, was zij benieuwd wat het kind zou doen. Toen de andere kinderen het verjaarslied zongen, hield de jongen zijn mond stijf dicht. Toen de taart werd aangesneden en hem een stuk werd aangeboden, weigerde hij beleefd en at hij de boterham op die hij bij zich had. De moeder was bijzonder trots op de houding van haar zoontje, want ze zei: ’Hij is dol op gebak.’” Door aldus getrouw te zijn in wat in de ogen van sommige mensen wellicht kleine dingen lijken, door ze ernstig op te vatten, kan men worden geholpen getrouw aan God te blijven wanneer men moeilijker geloofsbeproevingen moet doorstaan.
RELIGIEUZE VIERINGEN
Er zijn nog meer gewoonten die eveneens veelvuldig onder de natiën voorkomen. Sommige ervan zijn fundamenteel religieus. Hoe dienen getrouwe christenen hier tegenover te staan? Betreffende de religieuze gewoonten van de natiën die Israël omringden, gebood Jehovah God zijn volk in de oudheid: „Leert volstrekt niet de weg der natiën.” — Jer. 10:2.
Het wordt thans algemeen erkend dat het kerstfeest in het heidendom is geworteld. Men geeft alom toe dat de kerstboom, het joelblok, de maretak of misletoe en zelfs de datum 25 december van heidense oorsprong zijn. En hetzelfde moet van paaseieren en de paashaas worden gezegd.a De viering van Kerstmis en Pasen wordt derhalve door de volgende woorden van de apostel Paulus verboden: „Gij kunt niet de beker van Jehovah en de beker van de demonen drinken; gij kunt niet aan ’de tafel van Jehovah’ en aan de tafel van de demonen deel hebben.” „’Gaat daarom uit hun midden vandaan en scheidt u af’, zegt Jehovah, ’en raakt het onreine niet langer aan’, ’en ik zal u aannemen.’” — 1 Kor. 10:21; 2 Kor. 6:17.
Verstandige christelijke ouders zullen zich er niet door sentimentaliteit toe laten brengen met betrekking tot het vieren van Pasen en Kerstmis te schipperen. Christelijke ouders dienen hun kinderen reeds in hun prille jeugd te waarschuwen voor de strik van gelijkvormigheid met de wereld, waardoor men als ieder ander wil zijn en bang is op grond van bijbelse beginselen een uitzonderingspositie in te nemen. Christenen ontvangen de raad niet naar dit samenstel van dingen gevormd te worden maar zich te veranderen door hun geest te hervormen (Rom. 12:2). Kinderen die een juiste opvoeding hebben genoten, zullen er blij om zijn dat zij anders zijn, dat de wereld vreemd naar hen staat te kijken (1 Petr. 4:3, 4). Hun dient geleerd te worden deze vieringen te beschouwen voor wat ze zijn: van heidense oorsprong, godonterend, gekenmerkt door geveins en commerciële uitbuiterij. Dan zullen zij eerder medelijden hebben met degenen die zulke dingen beoefenen dan dat zij hen benijden! Terzelfder tijd dienen de ouders er zelf voor op hun hoede te zijn dat zij niet schipperen, dat zij geen Kerst- en Nieuwjaarskaarten versturen of kerstversieringen in hun huis aanbrengen, om maar door anderen als ’redelijk’ of ’leuke lui’ beschouwd te worden.
In het bijzonder moet iedere christen die een zaak of bedrijf heeft, op zijn hoede zijn dat hij niet toestaat dat de vrees voor financieel verlies hem ertoe brengt zijn zaak of werkplaats met heidense feestartikelen, slingers en dergelijke versierselen die met zulke feestdagen worden gebruikt, op te tooien, aangezien deze dingen allemaal rechtstreeks met valse religie te maken hebben. Iedereen die een opgedragen getuige van Jehovah is, zou zich, wanneer hij zich door geldelijk voordeel of enig ander motief ertoe zou laten brengen in deze aangelegenheden te schipperen, aan afval schuldig maken. En zoals de bijbel duidelijk maakt, kunnen zulke personen die terugkeren om „aan de tafel van de demonen deel [te] hebben”, er niet mee voortgaan aan „de tafel van Jehovah” te eten.
Het zou wellicht ook verleidelijk kunnen zijn aan feestelijkheden mee te doen omdat ze erop gericht zijn een beroep te doen op het gevallen vlees. Kerstmuziek en -versieringen, alsmede soortgelijke dingen in verband met Pasen, kunnen bij iemand op het gevoel werken. En gezellige avondjes, met hun overvloed van eten en drinken en gelegenheid tot dansen, doen toch al, afgezien van het feest waarvoor ze worden gehouden, een beroep op het vlees. Laat een christen echter niet vergeten dat het de dood betekent wanneer hij verkiest de leiding van de wet der zonde te volgen, want „zij die in overeenstemming met het vlees zijn, [kunnen] God niet behagen”. — Rom. 8:8.
Op dezelfde wijze dient men bijvoorbeeld St.-Valentijnsdag — een feestdag die in Engeland en Schotland wordt gevierd en waarop goede bekenden elkaar een bloemengroet sturen — alsook de gezelligheidsfeestjes en andere festiviteiten die ermee gepaard gaan, te worden bezien. Wegens de herinneringen die deze feestdag wakker roept, is de viering ervan iets dat vermeden dient te worden. St.-Valentijnsdag is genoemd naar een of meer rooms-katholieke „heiligen”, personen die door mensen en niet door God „heilig” zijn verklaard, en de gebruiken in verband met deze dag zijn van heidense oorsprong. Betreffende de oorsprong ervan lezen wij: „Een gebruik in het oude Rome ter gelegenheid van het feest van de Lupercalia, in de maand februari, wanneer als ceremonieel gebruik de namen van jonge vrouwen in een kist werden gedaan, waar jongemannen ze weer uit haalden zoals het toeval dat aangaf. De geestelijken van de vroege kerk hebben de vorm ervan veranderd toen zij bemerkten dat het onmogelijk was deze heidense ceremonie uit te roeien.”b Het werkelijke doel van het feest was de vruchtbaarheid van mensen, vee en velden te waarborgen.
Er bestaat stellig geen enkel bezwaar tegen, bepaalde tijden met het hele gezin in gepaste en heilzame gezelligheid door te brengen, geschenken te geven aan vrienden en hun de hartelijke groeten te zenden om hun te laten weten dat men hen graag mag. Het dient echter heel duidelijk te zijn dat er geen werkelijke liefde voor anderen uit blijkt wanneer deze dingen zo worden gedaan dat zij erdoor worden aangemoedigd bepaalde gebruiken en gewoonten te volgen waarvan u zelf weet dat ze heidens zijn. Ook is een dergelijke handelwijze God niet welbehaaglijk, en ware christenen wensen hem juist wèl te behagen!
ANDERE VIERINGEN
Er bestaan vanzelfsprekend niet alleen religieuze vieringen. Er worden ook heel wat feesten gevierd ter ere van natiën en hun helden. Hoe bezien Jehovah’s getuigen zulke feesten? Zij zullen zich niet bemoeien met wat andere mensen willen doen, maar zij zijn zich er ernstig van bewust dat Jezus Christus heeft gezegd dat zijn ware volgelingen „geen deel van de wereld” zouden zijn (Joh. 17:16). Ook weten zij dat volgens de bijbel de aanbidding van iemand die zich bezoedelt door aan de wereldse aangelegenheden deel te nemen, niet rein en aanvaardbaar is voor God (Jak. 1:27). Waarom is dit zo?
Omdat, zoals Jezus aantoonde, „de regeerder van de wereld” niet Jehovah God is maar Satan de Duivel, de vijand van God (Joh. 14:30). De Duivel is degene die Jezus alle koninkrijken van de wereld aanbood in ruil voor de aanbidding van hem, en tot op de dag van vandaag gaat hij ermee voort een machtige controle over natiën uit te oefenen (Matth. 4:8-10). De huidige toestanden op aarde vormen een bevestiging van dat schriftuurlijke feit. Jehovah’s getuigen geloven wat de bijbel zegt, en om die reden vermijden zij het, deel te nemen aan de feestvieringen die erop gericht zijn enig deel van het oude samenstel van dingen te verheerlijken. Zij weten dat Gods koninkrijk weldra alle koninkrijken van deze wereld zal verpletteren zodat ze niet meer zullen bestaan, en dat dit koninkrijk zelf voor altijd zal voortduren (Dan. 2:44). Ook zij willen graag voor altijd blijven bestaan en stellen daarom hun volste vertrouwen in Gods voorziening om de gehoorzame mensheid te zegenen.
Wij kunnen er niet aan ontkomen: Indien wij Jehovah God wensen te behagen en indien wij vastbesloten zijn hem met heel ons hart, onze ziel, ons verstand en onze kracht lief te hebben, kunnen wij de feesten en vieringen en alle festiviteiten van dit samenstel van dingen niet als onschuldige en onschadelijke dingen bezien. Wij moeten beseffen dat wij er ernst mee moeten maken deze dingen te vermijden. De getrouwe eerste christenen weigerden zich ook maar in enig opzicht te laten beïnvloeden om mee te doen aan handelingen die naar afgoderij zweemden, ook al konden zij hun leven erdoor redden. Zij die thans Jehovah willen behagen, moeten hun voorbeeld navolgen. Laten christenen in al zulke aangelegenheden het beginsel in gedachten houden: „Wie getrouw is in het geringste, is ook getrouw in veel, en wie onrechtvaardig is in het geringste, is ook onrechtvaardig in veel.” — Luk. 16:10.
[Voetnoten]
a Alexander Hislop verschaft in The Two Babylons talrijke bewijzen waardoor de heidense oorsprong van zowel Kerstmis als Pasen wordt aangetoond.
b The American Cyclopædia, Deel 16, blz. 244 (1883).