Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w69 15/10 blz. 622-629
  • Offers die God welgevallig zijn

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Offers die God welgevallig zijn
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1969
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • NOODZAAK DE WAARHEID TE KENNEN
  • DINGEN WAARVOOR WIJ MOETEN WAKEN
  • Offers die God behagen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2007
  • Leer van ’het raamwerk der waarheid’
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2012
  • Ben je bereid offers te brengen voor het Koninkrijk?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2013
  • Slachtoffers van lof die Jehovah behagen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2000
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1969
w69 15/10 blz. 622-629

Offers die God welgevallig zijn

1. Hoe vond Jehovah het als zijn dienstknechten uit de oudheid hem slachtoffers brachten?

WANNEER Gods dienstknechten uit de oudheid hem op de juiste wijze slachtoffers brachten, was dit hem welgevallig. Het verslag zegt dat toen de wereldomvattende vloed alle goddelozen had weggevaagd en Noach een altaar voor Jehovah bouwde en daarop brandoffers bracht, „de HERE den liefelijken reuk rook” (Gen. 8:21). Het was blijkbaar iets wat Hem veel voldoening schonk. Hetzelfde gold voor de slachtoffers die door zijn volk in het land Israël werden gebracht, mits deze volgens zijn voorschriften werden geofferd.

2. Werden alle slachtoffers door God met welgevallen aanvaard, en waarom?

2 Het verslag toont daarentegen duidelijk aan dat niet alle slachtoffers met zoveel welgevallen door Jehovah werden aanvaard. Toen Saul, Israëls eerste koning, Jehovah inzake de Amalekieten ongehoorzaam was door hun koning Agag en het beste van de kudden te sparen, onder het excuus dat deze een voortreffelijk slachtoffer zouden vormen, zei Samuël: „Heeft de HERE evenzeer welgevallen aan brandoffers en slachtoffers als aan horen naar des HEREN stem? Zie, gehoorzamen is beter dan slachtoffers, luisteren beter dan het vette der rammen. Voorwaar, weerspannigheid is zonde der toverij en ongezeggelijkheid is afgoderij en dienen van terafim. Omdat gij het woord des HEREN verworpen hebt, heeft Hij u verworpen, zodat gij geen koning meer zult zijn.” — 1 Sam. 15:21-23.

3. Hoe bezag Jehovah de slachtoffers die in Maleachi’s tijd werden gebracht?

3 Na de terugkeer van de Israëlitische ballingen uit Babylonische gevangenschap, in Maleachi’s tijd, bevond God zowel het volk als de priesters schuldig met betrekking tot de slachtoffers die op het altaar in zijn tempel werden gebracht. Toen de priesters de vraag stelden: „Waarmee hebben wij U minderwaardig behandeld?” gaf God ten antwoord: „Doordat gij zegt: Des HEREN tafel, zij is verachtelijk. Want, wanneer gij een blind dier ten offer brengt, is dat niet erg? Wanneer gij een kreupel of ziek dier brengt, is dat niet erg? Bied dat eens uw landvoogd aan; zal hij welgevallen aan u hebben of u goedgunstig gezind zijn?” (Mal. 1:7, 8) Jehovah aarzelde niet om in aangelegenheden waarbij zijn tempel en altaar betrokken waren, de zaken recht te zetten. Huichelarij of oneerlijkheid inzake slachtoffers werd niet geduld.

4. Wat helpt Micha 6:6-8 ons beseffen met betrekking tot Jehovah en slachtoffers?

4 Jehovah maakte heel duidelijk wat hij van zijn volk verlangde. De dieren zelf moesten de allerbeste zijn die zij hadden. Bovendien moesten ze met een goede beweegreden, voortspruitend uit een zuiver hart, geofferd worden. Let op Micha 6:6-8: „Waarmee zal ik den HERE tegemoet treden en mij buigen voor God in den hoge? Zal ik Hem tegemoet treden met brandofferen, met éénjarige kalveren? Zal de HERE welgevallen hebben aan duizenden rammen, aan tienduizenden oliebeken? Zal ik mijn eerstgeborene geven voor mijn overtreding, de vrucht van mijn schoot voor de zonde mijner ziel? Hij heeft u bekend gemaakt, o mens, wat goed is en wat de HERE van u vraagt: niet anders dan recht te doen en getrouwheid lief te hebben, en ootmoedig te wandelen met uw God.” Het is duidelijk dat Jehovah’s belangstelling ernaar uitging met wat voor geest de slachtoffers werden gebracht.

5. (a) Stelt Jehovah nog altijd belang in offers, en hoe weten wij dit? (b) Omvatten offers thans uitsluitend het predikings- en onderwijzingswerk, of wat dan wel?

5 Hoewel de noodzaak voor het brengen van dierlijke slachtoffers werd opgeheven toen het Wetsverbond werd afgeschaft, stelt God thans toch nog altijd belang in offers. Ook heeft hij dezelfde belangstelling voor de juiste soort van offers. De apostel Paulus maakt dat duidelijk in hetgeen staat opgetekend in Hebreeën 13:15: „Laten wij door bemiddeling van hem [Christus] God altijd een slachtoffer van lof brengen, namelijk de vrucht der lippen die zijn naam in het openbaar bekendmaken.” God een slachtoffer van lof brengen, omvat anderen het goede nieuws van het Koninkrijk te vertellen en wel op de juiste wijze. Behalve dat een christen de waarheid predikt en onderwijst, hetgeen Paulus hier in gedachten had, brengt hij God echter ook op andere manieren offers. Ja, de gehele levensloop van een opgedragen christen moest bestaan in het brengen van offers, zoals Petrus te kennen gaf toen hij zei: „Gij werdt trouwens tot deze loopbaan geroepen, want ook Christus heeft voor u geleden, u een model nalatend opdat gij nauwkeurig in zijn voetstappen zoudt treden” (1 Petr. 2:21). Let op hetgeen Petrus verder zegt om aan te tonen dat het hele gedrag van een opgedragen, gedoopte christen welgevallig moet zijn: „Bewaart een voortreffelijk gedrag onder de natiën, opdat zij, in hetgeen waarin zij ten nadele van u spreken als boosdoeners, ten gevolge van uw voortreffelijke werken, waarvan zij ooggetuigen zijn, God mogen verheerlijken op zijn inspectiedag” (1 Petr. 2:12). De apostel Paulus legt op deze punten eveneens de nadruk als hij zegt: „Dientengevolge verzoek ik u dringend, broeders, bij de meedogendheden Gods, uw lichamen aan te bieden als een slachtoffer dat levend, heilig en aan God welgevallig is, een heilige dienst met uw denkvermogen.” En om duidelijk te maken dat deze handelwijze niets te maken heeft met de handelwijze die wordt gevolgd door degenen die zich in dit oude goddeloze samenstel van dingen bevinden, zegt hij verder: „En wordt niet langer naar dit samenstel van dingen gevormd, maar wordt veranderd door uw geest te hervormen, opdat gij u ervan kunt vergewissen wat de goede en welgevallige en volmaakte wil van God is” (Rom. 12:1, 2). Ja, hoewel God geen belangstelling meer heeft voor dierlijke slachtoffers, stelt hij wel belang in de offers die zijn dienstknechten op aarde thans ten behoeve van de reine aanbidding brengen en bij die offers is hun gehele levenswijze betrokken. God heeft zijn volk in deze tijd duidelijk gemaakt wat hij verlangt, precies zoals hij dit ten behoeve van de Israëlieten heeft gedaan.

6. Wat heeft Jehovah nog meer voor zijn volk gedaan waaruit blijkt dat hij hun gunst heeft betoond?

6 Heeft God in deze „laatste dagen” nog andere dingen voor zijn volk gedaan waardoor zij er zeker van kunnen zijn in zijn gunst te staan? Jazeker. In 1919 heeft hij zijn gezalfde overblijfsel van geestelijke Israëlieten uit gevangenschap aan Babylon de Grote bevrijd en hen in zijn dienst aan het werk gezet. Toen het duidelijk was dat de bijeenvergadering van zijn gehele gezalfde overblijfsel omstreeks 1935 was voltooid, heeft hij hen aan het werk gezet om degenen bijeen te brengen die de „grote schare” zouden vormen, degenen die zelf bij dit grote bijeenvergaderingswerk zouden helpen. Deze met schapen te vergelijken mensen wier aantal thans meer dan één miljoen honderdduizend bedraagt, worden in meer dan vijfentwintigduizend gemeenten over de gehele aarde zorgzaam en liefdevol geweid. Hij geeft hun te rechter tijd krachtig geestelijk voedsel en zij nemen voortdurend in geestelijke sterkte toe. Hij heeft deze ’ene kudde’ een reusachtige taak opgedragen. Zij moeten het „goede nieuws van het koninkrijk” op de gehele bewoonde aarde tot een getuigenis prediken voordat het einde komt (Matth. 24:14). De begunstigde positie waarin zij verkeren en de beschermende regelingen die God voor hen heeft getroffen, worden beschreven in Jesaja 32:1, 2: „Zie, een koning zal regeren in gerechtigheid en vorsten zullen heersen naar het recht; en ieder van hen zal zijn als een beschutting tegen den wind en als een toevlucht tegen de stortbui, als waterstromen in een dorre streek, als de schaduw van een machtige rots in een dorstig land.” Jehovah’s volk weet waar het aan toe is en is gelukkig en tevreden.

7. Als God op zoveel manieren heeft getoond dat zijn gunst op zijn volk rust, welke vragen zouden wij dan terecht kunnen stellen?

7 Waarom zouden wij ons, daar dit allemaal waar is, dan zo bezorgd maken over de soort van offers die God welgevallig zijn? Wij hebben gezegd dat er thans duidelijk is gemaakt wat God verlangt! Hij heeft eveneens getoond dat hij zijn organisatie goedkeurt! Moeten wij er dan niet op vertrouwen dat God onze opdracht heeft aanvaard en behagen schept in onze arbeid? Wat is er nog meer nodig?

8. Wat moeten christenen altijd doen, en waarom?

8 Hoewel Jehovah weliswaar heeft getoond dat hij zijn volk goedkeurt en hen en hun activiteit heeft gezegend, moeten christenen zichzelf en wat zij doen toch altijd onderzoeken ten einde er zeker van te zijn dat zij die positie van gunst behouden en aldus offers brengen die God welgevallig zijn. Let op Paulus’ waarschuwing aan christenen die in zijn tijd reeds in de waarheid bevestigd waren: „Past op, broeders, dat er zich in niemand van u ooit een goddeloos, ongelovig hart ontwikkelt, doordat hij zich terugtrekt van de levende God, maar blijft elkaar elke dag, zolang het ’Heden’ genoemd kan worden, vermanen, opdat niemand van u wordt verhard door de bedrieglijke kracht der zonde.” — Hebr. 3:12, 13.

9. Wat zeggen andere bijbelschrijvers over de noodzaak tot zelfonderzoek?

9 Klaarblijkelijk is het dus mogelijk dat iemand, voordat hij het weet, een goddeloos hart in zich gaat ontwikkelen en daarom moeten wij op onze hoede blijven. Daarom zegt Jeremia: „Arglistig is het hart boven alles, ja, verderfelijk is het; wie kan het kennen?” (Jer. 17:9) Paulus geeft de volgende raad: „Blijft beproeven of gij in het geloof zijt, blijft bewijzen dat gij goedgekeurd zijt” (2 Kor. 13:5). Hij heeft eveneens gezegd: „Wie daarom denkt te staan, passe op dat hij niet valt” (1 Kor. 10:12). Ja, wij moeten onszelf voortdurend onderzoeken.

NOODZAAK DE WAARHEID TE KENNEN

10. Wat zijn enkele dingen die ons zullen helpen onszelf te onderzoeken en offers te brengen die God zal aanvaarden?

10 Hoe kan dit worden gedaan? In de eerste plaats moeten wij up to date blijven met de waarheid. Indien Jehovah thans liefdevol de waarheid binnen ons bereik heeft gebracht en eraan blijft toevoegen, moeten wij hem hiervoor waardering tonen door haar te onderzoeken en te leren kennen. Men zegt tegenwoordig in de wereld dat de technische en wetenschappelijke kennis zich zó snel in zóveel richtingen ontwikkelt dat het zelfs moeilijk is er een bericht van bij te houden. Dit is ook zo met betrekking tot de waarheid. Er is veel te leren en een beperkte tijd om het te leren. Hoe kunnen wij er evenwel zeker van zijn wat God op dit moment specifiek van ons verlangt als wij er geen belang in stellen up to date te blijven?

11. Waarom is het zo noodzakelijk de waarheid werkelijk te kennen?

11 Nauwkeurige, up to date kennis is belangrijk, niet alleen voor ons eigen welzijn, maar ook omdat er van ons wordt gevraagd anderen te onderwijzen. Een onderwijzer moet over kennis beschikken. Belangstellende personen zullen de waarheid die hun wordt gebracht kunnen inzien, indien wij deze werkelijk kennen en begrijpen. Dit was het geval met Jezus Christus en degenen die naar hem luisterden. Matthéüs 7:28, 29 zegt: „Toen Jezus nu deze woorden had geëindigd, was de uitwerking dat de scharen versteld stonden over zijn manier van onderwijzen; want hij onderwees hen als iemand die autoriteit heeft, en niet zoals hun schriftgeleerden.” Wij dienen niet te denken dat het louter Jezus’ krachtige voordracht en indrukwekkende verschijning was die de mensen versteld deed staan. Het lijdt geen twijfel dat dit erbij betrokken was. Wij kunnen er echter zeker van zijn dat hetgeen hij zei meer overtuigingskracht had. Voordracht is belangrijk, doch de stof, of datgene wat u zegt, is nog belangrijker. Dit ging op in het geval van de apostel Paulus. Klaarblijkelijk was hij persoonlijk niet indrukwekkend en kennelijk ook zijn voordracht niet, maar dit was wel zo met betrekking tot hetgeen hij zei, en hij heeft vele mensen overreed het christendom te aanvaarden.

12, 13. Wat illustreert de waarde en belangrijkheid van nauwkeurige en volledige kennis?

12 Hoe belangrijk het is werkelijk over kennis te beschikken, wordt geïllustreerd door de wijze waarop mensen op hun geld passen. Als zij iets kopen, willen zij niet graag bedrogen worden maar willen graag een kwaliteitsprodukt voor een zo laag mogelijke prijs hebben. Alvorens echter die definitieve keus te doen, stellen zij er prijs op met iemand te spreken die een autoriteit op het gebied is. Als hij door zijn opleiding en ervaring een expert op dit gebied is, dan is zijn kennis onschatbaar. Dit is vooral het geval als hij een intieme vriend is en u hem dus werkelijk kunt vertrouwen. In het algemeen gesproken, is er geen vervangingsmiddel voor een dergelijke bron van inlichtingen.

13 Hetzelfde geldt als het om onze gezondheid gaat. Dan willen wij onze ware toestand weten. Wij willen dat ons de simpele waarheid wordt verteld op een wijze die wij begrijpen. Pas dan kunnen wij maatregelen gaan treffen voor de behandeling die onze genezing of die verbetering teweeg zal brengen. Wij willen in dit geval spreken met iemand die een autoriteit op dit gebied is. Wij willen iemand hebben die kennis van zaken heeft en die wij kunnen vertrouwen.

14. Waarom is dit zelfs nog belangrijker met betrekking tot de waarheid?

14 Dit is nog veelmeer het geval met betrekking tot de waarheid van Gods Woord. Er bevinden zich thans nog velen in de wereld die zich om hun eeuwige leven bekommeren. Doordat wij de waarheid werkelijk kennen, in staat zijn hun vragen te beantwoorden en op een eenvoudige en duidelijke wijze kunnen uitleggen wat God heeft gedaan en nog zal doen, zullen zij overtuigd worden. Er zijn thans nog altijd mensen die versteld staan over de zaakkundige christelijke manier van onderwijzen omdat zij daardoor erkennen dat het de waarheid is en overtuigd raken. Wij dienen echter in te zien dat studie en kennis noodzakelijk zijn ten einde te onderwijzen en te overtuigen. Wie zich er om deze onzelfzuchtige reden ijverig op toelegt kennis in zich op te nemen, kan er zeker van zijn dat Gods geest hem zal bijstaan en kan erop rekenen dat zijn offers van openbare bekendmaking aan God, hem welgevallig zijn.

15. (a) Hoe ver dient de waarheid in iemand door te dringen? (b) Wat is het gevolg als de waarheid iemands hart raakt?

15 Het is bij het in zich opnemen van een dergelijke kennis belangrijk zich erom te bekommeren waar ze terecht komt. Ze dient niet alleen in het hoofd te komen doch ook in het hart door te dringen. Hoe komt het dat de één wellicht een goede kennis van de waarheid heeft doch niet ijverig in de bediening is, terwijl iemand anders die geestelijk niet zo begaafd is en geen voortreffelijke kennis van de diepere dingen van de waarheid heeft maar toch de ijver bezit om in de dienst te gaan en er verlangend naar is anderen te vertellen wat hij heeft geleerd? Er zijn ongetwijfeld een aantal dingen bij betrokken die wij waarschijnlijk nooit zullen weten, doch het lijdt geen twijfel dat het veel te maken heeft met het feit dat de waarheid zijn hart heeft geraakt. Wat de laatste heeft geleerd, heeft hem op de juiste wijze getroffen. Omdat het in zijn hart is doorgedrongen, wil hij er goed mee doen en er een zo goed mogelijk gebruik van maken. Dit is onontbeerlijk, willen wij in Jehovah’s gunst blijven en in staat zijn offers te brengen die hem welgevallig zijn.

16. (a) Hoe staan Jehovah en Jezus tegenover mensen? (b) Hoe dient dit voor ons een voorbeeld te zijn?

16 Als de waarheid iemands hart raakt, krijgt men meer belangstelling voor anderen. Als u belang stelt in mensen, is het zekerder dat God de offers die u brengt, goedkeurt. Bedenk dat God meer belangstelling heeft voor mensen dan voor dingen. Daarom heeft hij de mens klaarblijkelijk het laatst, na het stoffelijke universum en de dieren, geschapen. Volgens Genesis 1:26 heeft God gezegd: „Laat Ons mensen maken naar ons beeld”, hetgeen inhoudt dat de mens dezelfde eigenschappen zou hebben als Jehovah. Johannes 3:16 zegt: „God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben.” Dat wil zeggen dat God liefde koestert voor mensen die in een toestand verkeren dat zij losgekocht kunnen worden, ook al zijn zij momenteel niet op de hoogte van het „goede nieuws” en hebben zij zich ook nog niet aan hem opgedragen. Ook Jezus Christus bezit zulk een liefde. Matthéüs 9:36 zegt met betrekking tot hem: „Bij het zien van de scharen had hij medelijden met hen, omdat zij gestroopt en heen en weer gedreven waren als schapen zonder herder.” Velen van hen voor wie hij medelijden voelde, hebben nooit een standpunt voor de waarheid ingenomen en zijn nooit volgelingen van hem geworden. Toch had hij een natuurlijke bezorgdheid voor hen en het verlangen te helpen.

17. Wat zeggen andere bijbelschrijvers over persoonlijke belangstelling voor anderen, en hoe is dit thans van toepassing?

17 Deze innige, persoonlijke bezorgdheid voor anderen is iets wat wij nimmer uit het oog willen verliezen. Het is een hoedanigheid die God zeer hoog aanslaat. Dat wij deze goddelijke eigenschap bezitten, betekent dat wij belang stellen in levens, niet louter vanuit een humanistisch standpunt, doch vanuit Gods standpunt. Wij zullen zijn hogere voornemens met betrekking tot de mens in gedachten hebben. Het is niet goed als wij toelaten dat wij onverschillig worden voor de problemen van onze broeders en anderen, of koel worden in onze omgang met hen. Jezus heeft gezegd: „Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt” (Joh. 13:35). De psalmist zag in dat dit noodzakelijk was en zei: „Ik ben een metgezel van allen die U vrezen, en van hen die uw bevelen onderhouden” (Ps. 119:63). De apostel Paulus zegt: „Vergeet bovendien niet goed te doen en anderen met u te laten delen, want zulke slachtoffers zijn God welgevallig” (Hebr. 13:16). De apostel Petrus besefte de noodzaak zich liefdevol om anderen, vooral onze broeders, te bekommeren. Hij waarschuwde echter ook geen verkeerde beweegreden bij ons te laten opkomen, toen hij zei: „Weest gastvrij jegens elkaar zonder morren” (1 Petr. 4:9). Ja, een persoonlijke belangstelling voor anderen aankweken is iets wat God goedkeurt.

18. (a) Wat heeft sommigen geholpen God vele jaren lang op aanvaardbare wijze te dienen? (b) Waarom hebben zij hier steun aan gehad? (c) Wat valt er te zeggen over hen die de loopbaan volgen die God welgevallig is?

18 Wilt u dusdanige offers blijven brengen dat ze God welgevallig zijn, dan is het duidelijk dat dit voortdurende aandacht eist. Het betekent volharding. Wilt u weten wat vele getrouwe dienstknechten van God heeft geholpen dit lange tijd te blijven doen? Zij hebben zich tot een leven van dienst voor God verbonden waardoor zij volkomen bleven opgaan in of in beslag werden genomen door de Koninkrijksbelangen. Dagelijkse afzonderlijke daden van zelfopoffering zijn voortreffelijk. Het is echter veel beter zich ertoe te verbinden Jehovah al zijn tijd te dienen, als dat zijn wil is. Het is in feite veel gemakkelijker. Vraag het elke volle-tijdprediker maar. Er is in de geest van de meesten van hen geen enkele vraag meer met betrekking tot wat zij gaan doen. Hun leven is een leven van zelfopoffering. Dit wil niet zeggen dat er geen voortdurende inspanning en vastberadenheid van hun zijde meer wordt vereist. Dat wel. Maar het schema dat of de routine die zij verstandelijk en bereidwillig op zich hebben genomen, betekent dat het besluit is genomen en zij nu het werk moeten verrichten dat voor hen ligt en dat van tevoren voor hen is uitgestippeld. Wij kunnen ervan op aan dat toen Jesaja zei: „Hier ben ik, zend mij”, hij zich vrijwillig verplichtte tot een leven van dienst, om datgene te doen wat God zou voorschrijven. Wij kunnen er eveneens van op aan dat het daarna gemakkelijker voor hem was deze loopbaan, die God welgevallig was, te volgen.

19. (a) Waarom maken de juiste soort van offers iemand gelukkig? (b) Hoe blijkt dit in het geval van David en anderen?

19 Offers die God welgevallig zijn, zijn eigenlijk helemaal geen offers. Waarom niet? Omdat degene die de offers brengt er vreugde in schept, al moet hij zich hierdoor ook iets ontzeggen, of al brengt dit een beetje ontbering mee. Alles wat wordt verricht en de moeite waard is, kost ten slotte arbeid. Wij moeten niet denken dat het leven van koning David altijd op rolletjes is gegaan. In zijn jongere jaren was hij met zijn soldaten op het slagveld en te allen tijde droeg hij de zware verantwoordelijkheden die aan zijn ambt van koning verbonden waren. Toch keek hij, toen hij oud was geworden, met voldoening en tevredenheid op zijn leven in Jehovah’s dienst terug. Hij doelde niet alleen op zijn eigen leven van toewijding, doch ook op dat van andere dienstknechten van God toen hij zei: „Jong ben ik geweest, ook ben ik oud geworden, maar — een rechtvaardige heb ik niet verlaten gezien, noch zijn nageslacht zoekende brood” (Ps. 37:25). Er was geen spoor van spijt van Davids kant over de offers die hij in zijn leven in Gods dienst had gebracht. Omdat hij gedaan had wat juist was, was hij gelukkig, precies zoals de spreuk zegt: „Recht doen is een vreugde voor den rechtvaardige.” — Spr. 21:15.

20. Onder welke mensen treft men thans geluk en tevredenheid aan?

20 Hetzelfde geldt voor onze tijd. Wie zijn leven in Gods dienst heeft besteed, heeft voldoening. Dit geldt ten aanzien van hen die twintig, dertig, veertig of meer jaren op Brooklyn Bethel hebben doorgebracht. Is alles altijd even gemakkelijk geweest? O neen. Men wordt op het hoofdbureau van het Wachttorengenootschap beproefd daar men slechts één van ongeveer duizend anderen wordt, die elk een toewijzing hebben welke soms niet het meest eenvoudige of prettigste werk omvat. Het stelt u echter in de gelegenheid om uzelf alle uren dat u niet slaapt, in te zetten voor het hoogste goed van anderen. Er wordt voor uw noodzakelijke levensbehoeften gezorgd zodat u zich geheel en al op de Koninkrijksbelangen kunt toeleggen. U zult met rijpe christenen omgaan die reeds jarenlang weten waarvoor zij leven. Iemand die tal van jaren in die dienst heeft besteed en zich er nog altijd in verheugt, heeft het als volgt gesteld: „Zelfs al zou er na Armageddon geen nieuwe ordening zijn, dan zou ik het niet hebben willen missen God hier te dienen omdat het al een voldoende beloning op zich is nu hier te zijn.” Dat klinkt niet alsof het een offer voor hem was, niet waar?

21. Waar zal men geen voorbeelden vinden van offers die God welgevallig zijn, en waarom niet?

21 Klinkt dat als de slotsom waartoe enkele geestelijken der christenheid thans zijn gekomen na vele jaren op hun theologische scholen te zijn opgeleid en dan een tijd lang in hun kerken te hebben gediend? Neen. Velen van hen laten nu alle schijn varen in God en zijn bijbel te geloven. Zij veranderen van koers en worden ophitsers in protestoptochten en zelfs in relletjes. Hun slotsom is dat het niet genoeg is louter de bijbel te onderwijzen. Zij zijn van mening dat zij, om iets ten behoeve van te kort gedane mensen te doen, niet kunnen wachten totdat God handelend optreedt doch zelf in actie moeten komen, zelfs al betekent dit gewelddadigheid die door God en de „caesar”-regeringen wordt veroordeeld. Wij zullen hier stellig geen voorbeelden vinden van mensen die offers brengen welke Jehovah welgevallig zijn.

DINGEN WAARVOOR WIJ MOETEN WAKEN

22. (a) Waarvoor moet iemand waken, willen zijn offers aanvaardbaar blijven? (b) Geef een voorbeeld.

22 Iets waarvoor wij bij dit alles moeten waken, is wrok. Men zou het gevoel kunnen laten ontwikkelen dat er te veel wordt geëist. Dit gebeurde met Mozes, ’de zachtmoedigste man’. De Israëlieten waren net aan hun tocht door de wildernis naar het land Kanaän begonnen toen het volk begon te klagen omdat zij geen vlees hadden. Mozes zei tot Jehovah: „Ik alleen kan de zorg voor dit gehele volk niet dragen: dat is mij te zwaar. Wilt Gij zó met mij handelen, dood mij dan liever, indien ik genade heb gevonden in uw ogen, opdat ik mijn ongeluk niet behoef aan te zien” (Num. 11:14, 15). Jehovah heeft niet te veel van ons gevraagd. Er is weliswaar genoeg werk te doen, maar door de juiste zienswijze zullen wij rechtgezet worden, evenals Mozes werd geholpen de juiste zienswijze te krijgen en werd rechtgezet.

23. (a) Waarvoor moet iemand nog meer waken, willen zijn offers aanvaardbaar blijven? (b) Geef een voorbeeld.

23 Wij moeten ook waken voor jaloezie. Ook dit kan iedereen overkomen. Het overkwam Aäron en Mirjam, Mozes’ broer en zuster. Zij waren klaarblijkelijk van mening dat Mozes te veel macht en gezag had en zeiden daarom tot hem: „Heeft de HERE soms uitsluitend door Mozes gesproken, heeft Hij ook niet door ons gesproken?” (Num. 12:2). Mirjam werd door Jehovah met melaatsheid geslagen en alleen door voorspraak van Mozes werd zij genezen. Denken wij dat enkele anderen meer met verantwoordelijkheden en voorrechten zijn begunstigd dan wij? Laten wij soms zonder het te weten de wens bij ons opkomen wat meer aanzien in de gemeente te hebben? Dit is iets waarvoor wij op onze hoede moeten zijn, niet waar? Het is veel beter ons te verheugen wanneer onze andere broeders beloond worden voor goed werk dat zij hebben gedaan en hen in feite tot grotere werken ten behoeve van de reine aanbidding aan te moedigen.

24. Wat valt er over misplaatste offers te zeggen?

24 Wij moeten ook waken voor misplaatste offers. Hebt u erover gedacht te gaan overwerken, of uw vrouw te laten werken, zodat uw zoon naar de universiteit kan gaan? Dit zal een ’offer’ zijn, doch is het dat werkelijk waard? Maar al te vaak zijn deze zoons van de universiteit gekomen met weinig of geen geloof in God, en zonder liefde en eerbied voor hun ouders die zo hard hebben gewerkt om hun universitaire opleiding mogelijk te maken. Voor sommigen is deze ondervinding een bittere teleurstelling geweest. Het is het verkeerde soort van offer. In tegenstelling daarmee zullen ouders die zich er in de eerste plaats om bekommeren dat hun kinderen een christelijke opleiding krijgen en die hun een christelijk voorbeeld ter navolging stellen, bemerken dat dit een offer is dat God welgevallig is.

25. Wat maakt ons gelukkig met betrekking tot het brengen van offers aan Jehovah?

25 Het is goed in de tijd te leven waarin de soort van offers kunnen worden gebracht waarin Jehovah het meeste behagen schept. Wij zijn blij dat deze in de vorm van lof dienen te worden gebracht door christenen die met verstand begaafd en verlicht zijn, en niet op een formalistische, sektarische wijze. Er is duidelijk gemaakt waarin God precies behagen schept. Wat een voorrecht te weten welke offers hem welgevallig zijn en deze te brengen!

[Illustratie op blz. 626]

Als de bijbelse waarheid iemands hart raakt, krijgt men meer belangstelling voor anderen en tracht men God geregeld offers te brengen van openbare bekendmaking

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen