Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w69 15/10 blz. 630-634
  • Bent u tot struikelen gebracht door wat anderen hebben gedaan?

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Bent u tot struikelen gebracht door wat anderen hebben gedaan?
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1969
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • SCHRIFTUURLIJKE VOORBEELDEN
  • GEEN REDENEN TOT STRUIKELEN
  • WAAROM BENT U TOT STRUIKELEN GEBRACHT?
  • TEL UW ZEGENINGEN
  • WAARSCHUWING ANDEREN NIET TOT STRUIKELEN TE BRENGEN
  • Niets kan de rechtvaardigen tot struikelen brengen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk (studie-uitgave) 2021
  • Laat u toe dat anderen u tot struikelen brengen?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1975
  • Laat je je door Jezus tot struikelen brengen?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk (studie-uitgave) 2021
  • Liefde geeft geen aanleiding tot struikelen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1965
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1969
w69 15/10 blz. 630-634

Bent u tot struikelen gebracht door wat anderen hebben gedaan?

HIJ was jarenlang een ijverige christelijke bedienaar van het evangelie geweest. Hij had er ook op toegezien dat zijn kinderen „in het strenge onderricht en de gezaghebbende raad van Jehovah” werden grootgebracht. Toen staakte hij op zekere dag de omgang met zijn medechristenen en schreef het Wachttorengenootschap wat zijn redenen waren. Wat had hem tot struikelen gebracht? Hij was van mening dat hem door bepaalde personen in zijn gemeente onrecht was aangedaan. — Ef. 6:4.

Er was ook een assistent-dienaar in een grote gemeente die plotseling alle belangstelling voor Jehovah’s werk verloor en zijn banden met Jehovah’s volk verbrak. Hij werd tot struikelen gebracht door het gedrag van zijn eigen vader, die zijn opziener was geweest, maar wegens overspel was uitgesloten.

Tot degenen die tot struikelen werden gebracht en alle belangstelling voor Jehovah’s werk verloren, behoorde ook een ouder echtpaar. Waarom? Omdat een zakentransactie met een medechristen hun oneerlijk voorkwam.

Er was ook een jonge christelijke vrouw die haar leven aan Jehovah God had opgedragen doch thans aarzelde zich te laten dopen. Waardoor liep zij gevaar tot struikelen te worden gebracht? Door het onverstandige gedrag van een dienaar in haar gemeente.

Wat hebben deze en andere ervaringen die genoemd zouden kunnen worden, gemeen? Ze tonen alle aan dat mensen de fout maken zich zozeer door het meer of minder onverstandige of verkeerde gedrag van iemand anders tot struikelen te laten brengen dat zij de hoop op eeuwig leven verliezen.

Zeker, wij hebben allemaal onze gevoelens. Als iemand ons onrecht aandoet of hevig teleurstelt, is het alleen maar menselijk ons gekwetst te voelen, zoals het ook pijn doet als wij onze teen stoten of met een hamer op onze vinger slaan. Is het echter verstandig driftig te worden en iets een schop te geven of stuk te gooien alleen omdat onze gevoelens gekrenkt zijn? Wij kunnen ons dus terecht afvragen: Is het verstandig toe te laten dat wij tot struikelen worden gebracht en de weg naar het leven verlaten, enkel en alleen door het onverstandige of verkeerde gedrag van anderen, ook al heeft het ons hevig teleurgesteld of pijn gedaan?

Het zou, in plaats van tot struikelen te worden gebracht en Gods waarheid te verlaten omdat wij hevig gekwetst zijn, veel beter zijn onszelf eraan te herinneren dat geen van Gods aardse dienstknechten thans volmaakt is. Wegens onvolmaaktheid zullen zij soms onberaden handelen (Gen. 8:21). Zij worden er door de wereld en haar regeerder, Satan de Duivel, toe aangezet zo te handelen. Dienen wij onze christelijke broeders, met het oog op deze feiten, niet realistisch en met barmhartigheid te bezien? — Joh. 12:31; 1 Joh. 2:15-17.

SCHRIFTUURLIJKE VOORBEELDEN

Dat de fouten en zonden van mededienstknechten van God geen geldige redenen zijn om tot struikelen te worden gebracht en Gods dienst te verlaten, wordt in de Schrift duidelijk gemaakt. De Israëlieten klaagden, kwamen in opstand en hielden zich soms zelfs bezig met valse aanbidding tijdens hun tocht door de wildernis. Zou dit voor enige Israëliet echter een geldige reden zijn geweest tot struikelen te worden gebracht en zijn omgang met Jehovah’s volk te verbreken? Niet als hij uiteindelijk in het „land vloeiende van melk en honing” wilde komen. — Ex. 3:8.

Zelfs koning David, die Jehovah „een man . . . naar zijn hart” noemde, maakte ernstige fouten. Zijn grootste fout was met betrekking tot de vrouw van Uria, waarvoor Jehovah hem zwaar strafte. Zou het echter gerechtvaardigd zijn geweest wanneer een Israëliet door een van deze of door al deze tekortkomingen van de zijde van koning David tot struikelen werd gebracht en zich van Jehovah’s natie afscheidde? Zou God zijn gebeden verhoord hebben als hij dit had gedaan? Had hij zonder de levitische priesterschap offers voor zijn zonden kunnen brengen?

Wij hebben ook de voorbeelden van Jezus’ apostelen en andere discipelen. De tien apostelen waren diep gekwetst toen zij hoorden dat Jakobus en Johannes, samen met hun moeder, Jezus hadden gevraagd op de belangrijkste plaatsen in zijn koninkrijk te mogen zitten. Werden zij echter tot struikelen gebracht? Koesterden zij wrok jegens Jakobus en Johannes en staakten zij hun omgang met Jezus? Of werd Jezus zelf tot struikelen gebracht en hield hij ermee op zijn hemelse Vader te dienen omdat een van zijn apostelen een verrader werd, een ander hem drie maal verloochende en allen de vlucht namen toen hij werd gearresteerd? Hun gedrag deed geen afbreuk aan zijn verhouding tot God. — Matth. 20:20-28; 26:20-75.

Het geïnspireerde Bericht vertelt ons ook dat Paulus en Barnabas er een ernstig meningsverschil over hadden of zij Johannes Markus met zich zouden meenemen en hierdoor scheidden zich hun wegen. Hield één van hen er om deze reden echter mee op God te dienen? Geenszins! Wij lezen in plaats daarvan dat de apostel Paulus jaren later vroeg Johannes Markus wegens zijn bruikbaarheid bij hem te brengen. — Hand. 15:36-41; 2 Tim. 4:11.

O ja, enkelen van Jezus’ discipelen werden tot struikelen gebracht. Toen hij hun vertelde dat zij zijn vlees moesten eten en zijn bloed moesten drinken, riepen zij uit: „Deze rede is ergerlijk; wie kan ernaar luisteren?” en als gevolg daarvan wandelden zij niet langer met Jezus. Hoe onverstandig was hun handelwijze echter! Petrus zei bij die gelegenheid dan ook dat er niemand anders was tot wie zij konden gaan: „Heer, tot wie zullen wij heengaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven.” — Joh. 6:53-69.

Zo is het ook thans. Jehovah God en Jezus Christus houden rekening met de onvolmaaktheden van hun menselijke dienstknechten en vertegenwoordigers. God maakt gebruik van ’Christus’ broeders’, die collectief ook „de getrouwe en beleidvolle slaaf” worden genoemd, om Zijn werk op aarde te verrichten. Degenen uit wie deze groep is samengesteld, zijn onvolmaakt en maken fouten, maar toch worden zij door God gebruikt en gezegend. Jezus heeft bovendien gezegd dat hij al wat voor hen werd gedaan, zou beschouwen als was het voor hem gedaan, ondanks hun onvolmaaktheden. — Matth. 24:45-47; 25:31-46.

GEEN REDENEN TOT STRUIKELEN

Als wij het onderwerp gaan beredeneren, bemerken wij dat het onverstandig, onjuist en bovenal liefdeloos is zich door wat anderen doen tot struikelen te laten brengen en uit Gods dienst te treden. Het Woord van God vertelt ons dat Gods dienstknechten vreugde te beurt valt (Jes. 65:14). Waarom zou u zich door wat iemand anders doet van uw vreugde laten beroven? Gods Woord geeft ons terecht de raad: „Haast u niet in uw geest om aanstoot te nemen, want het nemen van aanstoot rust in de boezem der verstandelozen.” Indien het onverstandig is u door een ander van uw vreugde Jehovah te dienen te laten beroven, en dat is het, dan is het volslagen dwaasheid u door een ander van uw vooruitzichten op eeuwig leven in Gods nieuwe ordening van dingen te laten beroven. Indien u zich op die manier tot struikelen laat brengen, komt dit dan niet neer op het plegen van zelfmoord? — Pred. 7:9, NW.

Het is ook onjuist een dergelijke handelwijze te volgen. Hoe dat zo? Omdat men dan een handelwijze volgt die in strijd is met Jezus’ instructie. Hij heeft geboden dat wij eerst, helemaal alleen, naar degene moeten toegaan die ons persoonlijk aanstoot heeft gegeven, in een poging de kwestie in orde te brengen. Indien dat faalt, heeft hij geboden dat wij nog één of twee personen met ons moeten meenemen. Als ook dat faalt, heeft hij geboden dat het een gemeenteaangelegenheid moet worden. En als dat faalt? Dan moest de overtreder, niet degene die onrecht werd aangedaan, van de gemeente worden afgescheiden. — Matth. 18:15-17.

Als u door de handelwijze van een ander tot struikelen wordt gebracht, verklaart u dat u die persoon niet vergeeft. Kunt u het zich echter veroorloven niet te vergeven? Jezus heeft gezegd dat God ons even streng zou oordelen als wij anderen oordelen en dat hij ons niet zou vergeven als wij niet degenen vergeven die tegen ons een overtreding hebben begaan. Ook moeten wij niet slechts één of twee maal vergeven, maar, zoals Jezus tot Petrus zei, „tot zevenenzeventig maal toe”. — Matth. 6:14, 15; 18:21-35.

Dat niet alleen, maar het zou ook aanmatigend van u zijn tot struikelen te worden gebracht en te weigeren een ander te vergeven. Waarom dan wel? Omdat u zich de rol van God aanmatigt door uw broeder te oordelen. Toen Jozef, de zoon van de aartsvader Jakob, bemerkte dat zijn broers bang waren voor wat hij na de dood van hun vader zou doen, zei hij: „Vreest niet, want ben ik in Gods plaats?” Ja, hoewel zij hem als slaaf hadden verkocht en hij vele jaren als zodanig lijden had ondergaan, maakte hij hun er geen verwijt van. Hij koesterde geen wraakzucht doch vergaf hun vrijelijk. — Gen. 50:19-21.

Dit is nog niet alles. Indien u zich van omgang met Jehovah’s volk terugtrekt door wat één of meerderen hebben gedaan, toont u dan geen gebrek aan liefde voor alle overigen? Wat u in werkelijkheid tot hen zegt is, dat heel hun liefdevolle omgang niet zoveel waard is als uw persoonlijke gevoelens. Is dat echter werkelijk waar? Meer dan dat, als u zich door wat een ander doet tot struikelen laat brengen zodat u Jehovah’s dienst verlaat, waar blijft dan uw naastenliefde? Waar is dan uw liefde voor hen die hongeren en dorsten naar rechtvaardigheid, hen die zuchten en kermen over al de gruwelen die er bedreven worden, vooral in de christenheid? De enige manier waarop u hun liefde kunt betonen, is door, ongeacht wat een ander ook gedaan mag hebben, in de christelijke bediening te volharden.

Als u door wat anderen doen tot struikelen wordt gebracht, verraadt u bovendien ook gebrek aan liefde voor Jehovah God. Hoe dan wel? Omdat hij het heeft toegelaten. Jehovah God is lankmoedig. Hij laat vele dingen die hij niet goedkeurt als een beproeving op zijn dienstknechten toe. Zie eens welk een lijden Job en Zijn eigen Zoon, Jezus Christus, onder zijn toelating ondergingen. Hij heeft evenwel beloofd dat er niet van ons zal worden gevraagd meer te verduren dan wij kunnen (1 Kor. 10:13). Als u zich door iets wat Hij heeft toegelaten, tot struikelen laat brengen en zijn dienst verlaat, maakt u in werkelijkheid aanmerkingen op Jehovah God en verraadt u een gebrek aan liefde jegens Hem. Waar het op neerkomt is, dat u voorschrijft onder welke voorwaarden u bereid bent God te dienen. Is dat redelijk? Kunt u hem iets voorschrijven? Kunt u hem voorwaarden stellen waaraan hij moet voldoen? Heeft hij ú nodig, of u hém? Wat zegt de psalmist? „Zij, die uw wet liefhebben, hebben groten vrede, er is voor hen geen struikelblok.” — Ps. 119:165.

WAAROM BENT U TOT STRUIKELEN GEBRACHT?

Als u tot struikelen bent gebracht, zou u er goed aan doen uzelf af te vragen: Waarom ben ik tot struikelen gebracht? Oppervlakkig denkt u wellicht dat het komt doordat uw gevoel voor rechtvaardigheid geweld is aangedaan, of doordat u onrecht is aangedaan of u in iemand teleurgesteld bent. Gods Woord zorgt er echter voor dat er met ernstige overtreders wordt afgerekend en dat het ons persoonlijk aangedane onrecht hersteld wordt. Zou het kunnen zijn dat u geneigd bent zich veeleer door emoties dan door uw verstand te laten leiden? Emoties hellen vaak over naar eigenbelang. Of zou het kunnen dat u de neiging hebt in uzelf gekeerd te zijn, zodat u er eerder toe komt wat anderen zeggen en doen te ernstig op te vatten?

Bedenk dat het menselijke hart verraderlijk is en niets ontziend (Jer. 17:9, NW). Zou het kunnen dat u onbewust een verontschuldiging zocht om ermee op te houden? Als iemand tot struikelen is gebracht door wat een ander heeft gezegd of gedaan, kan men zich terecht afvragen: Wat is de werkelijke reden dat ik tot struikelen ben gebracht? Is het onrecht of de grief zo groot, of schuilt er een verborgen beweegreden achter het feit dat ik tot struikelen ben gebracht? God kent het antwoord.

TEL UW ZEGENINGEN

Het antwoord van de apostel Petrus dat zij nergens anders konden heengaan en dat alleen Jezus de woorden van eeuwig leven had, is de moeite waard om in gedachten te houden als u geneigd bent tot struikelen te worden gebracht door wat een ander zegt of doet. Waar moet u anders heen? Is het voorrecht Jehovah God te dienen niet ongeëvenaard? Is het niet de meest eervolle activiteit waarmee iemand zich zou kunnen bezighouden om een ambassadeur of gezant van de hemelse regering te zijn en als plaatsvervanger van Christus de mensen te vragen met God verzoend te worden? — 2 Kor. 5:20.

Met welk lonender werk zou men zich trouwens kunnen bezighouden? Het is tot eer van Jehovah God en bewerkstelligt de rechtvaardiging van zijn naam. Door middel van dit werk biedt u de mensen het vooruitzicht op eeuwig leven in Gods nieuwe samenstel van dingen na Armageddon. En omdat zijn werk een onzelfzuchtig werk is, put u er groot geluk uit, want „het is gelukkiger te geven dan te ontvangen”. — Hand. 20:35.

Daar Gods Woord ons verzekert dat God onze getrouwe dienst niet vergeet en dat onze arbeid voor hem niet tevergeefs is, kunt u op een toekomstige beloning rekenen. Welke? Òf de beloning duizend jaar met Christus te regeren òf na Armageddon op Gods „nieuwe aarde” te worden toegelaten, waar God elke traan uit de ogen der mensen zal wegwissen en waar geen dood, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn meer zullen zijn. Waarom zou u zich door iets wat iemand anders heeft gedaan van dit alles laten beroven? — 1 Kor. 15:58; Hebr. 6:10; 2 Petr. 3:13; Openb. 21:4.

Laten wij de feiten onder de ogen zien. De opgedragen christelijke getuigen van Jehovah hebben een welverdiende faam of reputatie dat zij opvallen wegens hun eerlijkheid, hun vrede en eenheid en hun vreugde. Zij zijn mensen die Jehovah met heel hun hart, verstand, ziel en kracht liefhebben en die hun naasten liefhebben als zichzelf (Mark. 12:29-31). Als u zich van hen zou afscheiden, zou u dan kunnen verwachten een andere groep van mensen te vinden die er meer moeite voor doen dan zij om overeenkomstig bijbelse beginselen te leven? Zoals reeds is opgemerkt, dulden zij degenen die goddeloosheid bedrijven niet, doch doen hen uit hun midden weg. — 1 Kor. 5:13; 6:9-11.

WAARSCHUWING ANDEREN NIET TOT STRUIKELEN TE BRENGEN

Men moet uit het feit dat de Schrift het niet goedpraat dat iemand door wat een ander doet tot struikelen wordt gebracht, niet opmaken dat een christen er onverschillig tegenover kan staan of het licht kan opvatten als hij een ander tot struikelen brengt. Volstrekt niet! Iemand anders tot struikelen brengen is een zeer ernstig vergrijp. Jezus Christus liet hierover geen twijfel bestaan, want bij een zekere gelegenheid zei hij: „Al wie een van deze kleinen die geloof in mij stellen, tot struikelen brengt, het is hem nuttiger dat men hem een molensteen . . . om de hals hangt en hem in de wijde, open zee doet zinken.” — Matth. 18:6.

Ook de apostel Paulus besefte hoe ernstig het was een medechristen tot struikelen te brengen en waarschuwde er daarom herhaaldelijk voor. Hij toonde aan dat zelfs als iets op zich volkomen juist is, wij het niet dienen te doen als daardoor een ander tot struikelen zou worden gebracht: „Het is goed geen vlees te eten noch wijn te drinken noch iets te doen waarover uw broeder struikelt.” En Paulus predikte dit niet alleen, doch hij bracht het ook in de praktijk: „Indien daarom voedsel mijn broeder doet struikelen, zal ik nooit en te nimmer meer vlees eten, om mijn broeder niet te doen struikelen.” — Rom. 14:21; 1 Kor. 8:13.

Als wij zelfs geen dingen mogen doen die op zich volkomen juist zijn indien anderen hierdoor tot struikelen zouden worden gebracht, hoeveel te meer dienen wij er dan voor op te passen anderen niet door het een of andere onrecht van onze zijde tot struikelen te brengen! Met dit in gedachten bad Paulus voor zijn broeders in Filippi: „Dat uw liefde steeds overvloediger mag zijn met nauwkeurige kennis en volledig onderscheidingsvermogen, dat gij u van de belangrijkere dingen moogt vergewissen, zodat gij tot op de dag van Christus onberispelijk moogt zijn en anderen niet tot struikelen brengt.” Door hen op deze wijze te vermanen, vroeg hij hun slechts hem na te bootsen, want zoals hij zijn broeders in Korinthië schreef: „In geen enkel opzicht geven wij enige aanleiding tot struikelen, opdat er geen aanmerkingen op onze bediening gemaakt kunnen worden.” — Fil. 1:9, 10; 2 Kor. 6:3.

Het werk dat Jehovah God in deze tijd laat doen, is een coöperatieve aangelegenheid. Net als de leden van het menselijk lichaam, draagt ieder tot het welzijn van de overigen bij en elkeen heeft de anderen nodig. Kan een hand of teen los van het lichaam blijven leven? Kunnen ze enig nuttig doel dienen als ze afgehouwen zijn? Net zoals elk lid van het lichaam bezorgd is voor het welzijn van de overige leden, dienen ook christenen zich om elkaar te bekommeren (1 Kor. 12:12-26). Elke christen dient er derhalve voor te zorgen een medechristen niet tot struikelen te brengen. Als u te maken hebt met medechristenen van een ander ras of een andere nationaliteit, houd dan rekening met hun gevoelige plekken en vermijd het aanstoot te geven. Bent u een rijpe bedienaar van het evangelie? Wees er dan voor op uw hoede dat u de jonge en nieuwe predikers die waarschijnlijk veel van u verwachten, niet tot struikelen brengt.

Terzelfder tijd moet een ieder beseffen dat niemand volmaakt is en dat als anderen een overtreding begaan, hetzij tegen bijbelse beginselen of tegen zichzelf, dit geen geldige reden is om tot struikelen te worden gebracht. Toe te laten dat men door anderen tot struikelen wordt gebracht is, zoals wij hebben gezien, noch verstandig, noch juist, noch liefdevol. Is de overtreding van ernstige aard? Dan is het aan de gemeente handelend op te treden. Is het een overtreding tegen u persoonlijk? Ga dan te werk volgens Jezus’ instructies in Matthéüs 18:15-17. Betreft het iets anders? Zet het dan uit uw gedachten en beoefen de liefde die een menigte van zonden bedekt. — 1 Petr. 4:8.

Als u zich door anderen tot struikelen laat brengen en Gods dienst verlaat, mishaagt u Jehovah God. U doet zowel uzelf als anderen verdriet. De enige die u blij maakt, is Satan de Duivel, want hij verlustigt zich erin tweedracht en verdriet onder Gods volk te zien. Dat wilt u toch beslist niet! — Spr. 6:16-19.

Ja, laat niemand u van uw vreugde beroven. Houd stevig aan uw hoop op eeuwig leven vast. Tel de vele zegeningen die u ten deel vallen als iemand die een actief aandeel heeft aan de prediking van dit goede nieuws van Gods koninkrijk tot allen die het willen horen. Zie het goede in uw mededienstknechten en verwezenlijk met hen het grotere geluk dat voortspruit uit geven!

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen