Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w76 15/8 blz. 488-491
  • Genesis — een basis en een patroon

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Genesis — een basis en een patroon
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1976
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • HET BINNENKOMEN VAN ZONDE EN CHRISTUS’ LOSPRIJS
  • VAN ABEL TOT DE TOREN VAN BABEL
  • ABRAHAM, ISAÄK EN JAKOB
  • GENESIS VERSCHAFT HET PATROON
  • Bijbelboek nummer 1 — Genesis
    „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig”
  • Genesis
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Wie heeft u geschapen?
    Geniet voor eeuwig van het leven op aarde!
  • De goddelijke uitverkiezing overeenkomstig het „eeuwige voornemen”
    Gods „eeuwige voornemen” zegeviert thans tot ’s mensen welzijn
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1976
w76 15/8 blz. 488-491

Genesis — een basis en een patroon

WELK boek kan met de bijbel vergeleken worden? Of de bijbel nu als literatuur, als geschiedenis, als een profetisch geschrift of als een gids voor een verstandige en juiste levenswijze wordt beschouwd, hij is zonder weerga. De bijbel bestaat uit zesenzestig „boeken”, die gedurende een periode van ongeveer zestien eeuwen door ongeveer veertig schrijvers geschreven zijn.

Het eerste boek, Genesis, verschaft zeer terecht de basis en het patroon voor de boeken die volgen. Zonder dit eerste boek zou veel van wat in de rest van de bijbel wordt aangetroffen, niet begrepen kunnen worden, want de latere schrijvers nemen niet alleen bij voorbaat aan dat men met Genesis bekend is, maar gaan er ook — en terecht — als vanzelfsprekend van uit dat het historisch is. Het verschaft bijvoorbeeld de basis voor de geslachtsregisters die in de boeken Eén Kronieken, Matthéüs en Lukas worden aangetroffen.

Genesis, en vooral de hoofdstukken 1 tot en met 11, is het belangrijkste doelwit geweest van mannen die Gods bereidheid om wonderen te verrichten, loochenen. Maar Genesis, en vooral die elf hoofdstukken, verschaffen de basis, of benedenverdieping als het ware, voor wat in de bijbel volgt. De beschuldiging als zou het uit mythen zijn samengesteld komt overeen met zich voor te stellen dat een vijfenzestig verdiepingen hoge wolkenkrabber op lucht rust, zonder een benedenverdieping of fundament waarop het is gebouwd.a

Oorspronkelijk was Genesis slechts het eerste deel van de Pentateuch (wat „Vijf Boeken” betekent), welk schriftgedeelte datgene omvat wat nu de eerste vijf boeken van de bijbel zijn. Zowel de joden als de vroege christenen aanvaardden ze alle als door Mozes geschreven. Deze vijf boeken Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium, werden de Thora, of Wet, genoemd, en in de latere Geschriften wordt deze Wet zevenentwintig maal aan Mozes toegeschreven.

Logischerwijs begint Genesis met over de schepping van het universum te vertellen. Van de heilige geschriften van de grote wereldreligies zegt alleen de bijbel dat God iets uit niets schiep hetgeen een van de betekenissen is van het Hebreeuwse woord dat met „scheppen” is weergegeven. Steeds weer opnieuw beeldt de rest van de bijbel God als de Schepper van het universum af. Typerend is hoofdstuk 40 van het bijbelboek Jesaja, waarin wij ertoe worden aangemoedigd vol geloof naar God op te zien wegens de grote kracht en wijsheid die in de schepping van de sterrenhemel ten toon worden gespreid. Zie ook Jesaja 45:12, 18; Handelingen 14:15; 17:24; Openbaring 10:6.

Vervolgens spreekt Genesis over zes „dagen” of tijdperken gedurende welke de Schepper de aarde voor bewoning door de mens bereidde en de man en vrouw schiep.b Dit feitelijke verslag wordt als basis voor de sabbatviering van de Israëlieten gebruikt: „Want in zes dagen heeft Jehovah de hemel en de aarde, de zee en alles wat daarin is, gemaakt, en vervolgens rustte hij op de zevende dag” (Ex. 20:11). In Hebreeën, de hoofdstukken 3 en 4, worden christenen ertoe aangemoedigd van hun werken te rusten door geloof te oefenen, evenals God van zijn werken heeft gerust. Zie ook Psalm 95:11.

In hoofdstuk 2 van Genesis worden verdere details verschaft over Gods schepping van de man en de vrouw en de wijze waarop zij „één vlees” werden. Jezus Christus deed een aanhaling uit dit hoofdstuk toen hij de christelijke maatstaven met betrekking tot het huwelijk en echtscheiding uiteenzette (Gen. 2:24; Matth. 19:4-6). En de apostel Paulus gebruikt dit verslag wanneer hij het gezagsbeginsel onder christenen, en vooral in de christelijke gemeente, uiteenzet. De man geniet prioriteit, aangezien de ’man het eerst werd gevormd’. — 1 Tim. 2:13; 1 Kor. 11:7-9.

HET BINNENKOMEN VAN ZONDE EN CHRISTUS’ LOSPRIJS

In hoofdstuk 3 van Genesis wordt ons verteld dat Eva werd misleid, dat Adam zich bij haar aansloot in haar overtreding en dat zij ter dood werden veroordeeld. Paulus verwijst naar dit verslag wanneer hij christenen voor Satans methoden waarschuwt en de onderworpen rol van de vrouw beklemtoont: „Ik ben bevreesd dat op de een of andere wijze, zoals de slang door haar listigheid Eva verleid heeft, uw geest verdorven zou kunnen worden.” „Adam [werd] niet bedrogen, maar de vrouw werd grondig bedrogen.” — 2 Kor. 11:3; 1 Tim. 2:14.

De christelijke Griekse Geschriften tonen aan dat Adams zondeval en dood God ertoe hebben bewogen zijn onvergelijkelijke onverdiende goedheid te tonen door de losprijs te verschaffen. „Want indien door de overtreding van één mens velen zijn gestorven”, is Gods vrije gave „door de ene mens Jezus Christus, veel overvloediger geweest voor velen”. Dit logenstraft de evolutieleer, welke ’s mensen zondeval ontkent. Alleen op grond van het Genesisverslag had het voor Jezus zin te zeggen dat hij was gekomen om „zijn ziel te geven als een losprijs in ruil voor velen” of had het voor Johannes de Doper zin Jezus te begroeten als „het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt”. Ja, „evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in de Christus allen levend gemaakt worden”. — Rom. 5:15; Matth. 20:28; Joh. 1:29; 1 Kor. 15:22.

VAN ABEL TOT DE TOREN VAN BABEL

Genesis hoofdstuk 4 maakt melding van de eerste moord, de moord van Kaïn op zijn broer Abel. Wanneer de apostel Johannes ons waarschuwt onze broeders niet te haten, verwijst hij naar die gebeurtenis: „Wij [moeten] liefde voor elkaar . . . hebben; niet zoals Kaïn, die uit de goddeloze voortsproot en zijn broer vermoordde” omdat „zijn eigen werken goddeloos waren, maar die van zijn broer rechtvaardig” (1 Joh. 3:11, 12). Het vijfde hoofdstuk vertelt ons dat Henoch met God wandelde. Zowel Paulus als Judas verwijzen naar Henochs rechtvaardige handelwijze. — Hebr. 11:5; Jud. 14, 15.

Noachs leven en de vloed die hij en zijn gezin overleefden, worden in de hoofdstukken 6 tot en met 9 verhaald. Profeten zoals Jesaja verwijzen naar de vloed en naar Noach. Ook voorzei Jezus dat het in het besluit van dit samenstel van dingen net zo zou gaan als toen een onverschillige wereld ten tijde van de Vloed verging (Jes. 54:9; Matth. 24:37-39). Paulus en Petrus verwijzen ook naar Noach en de vloed (Hebr. 11:7; 1 Petr. 3:20; 2 Petr. 2:5). Hoofdstuk 10 van Genesis verschaft ons „De volkerentafel”. Archeoloog W. F. Albright verklaarde dat dit verslag een verbazingwekkend nauwkeurig document blijft”. Genesis hoofdstuk 11 beschrijft de oorsprong van Babel, of Babylon, en de spraakverwarring die God teweegbracht.

ABRAHAM, ISAÄK EN JAKOB

In de resterende hoofdstukken, 12 tot en met 50, treffen wij de gedetailleerde geschiedenis aan van de drie patriarchen van de natie Israël. Dezen worden herhaaldelijk in de rest van de bijbel genoemd. Abrahams naam verschijnt zelfs in zesentwintig van de latere boeken, en zijn tijdelijke verblijf in Kanaän als een vreemdeling (en ook dat van Isaäk en Jakob) worden zowel door Stéfanus, de vroege christelijke martelaar, als door Paulus vermeld (Hand. 7:2-16; Hebr. 11:8-22). In Galáten 3:16, 29 vernemen wij dat Jezus Christus en zijn medelichaamsleden het geestelijke zaad van Abraham zijn. Aldus wordt de aandacht gevestigd op de vervulling van de belofte die God bijna tweeduizend jaar voordien aan Abraham had gedaan dat ’alle natiën der aarde zich stellig door bemiddeling van zijn zaad zouden zegenen’. (Gen. 22:17, 18; vergelijk Genesis 3:15.) Het Genesisverslag betreffende de Abrahamitische belofte vormt werkelijk de basis om veel van wat daarna in de bijbel wordt gezegd, te kunnen begrijpen.

In de hoofdstukken 11 tot en met 19 van Genesis worden gebeurtenissen vermeld waarbij onder andere Lots familie en Sodom en Gomorra betrokken zijn. Jezus waarschuwde dat wij niet moeten zijn als Lots vrouw, die haar leven verloor doordat zij ongehoorzaam naar het ten ondergang gedoemde Sodom omkeek, terwijl hij voorzei dat het in de dagen van de Zoon des mensen net zo zou gaan als in de dagen van Lot (Luk. 17:28-32). Als een bevestiging van Genesis gaven zowel Petrus als Judas commentaar op de ontaarding van Sodom, terwijl ook Jezus het een goddeloze stad noemde, maar steden die zijn Koninkrijksboodschap verwierpen nog laakbaarder achtte. — Luk. 10:12; 2 Petr. 2:6; Jud. 7.

Abrahams zoon Isaäk bleef net als zijn vader getrouw en gehoorzaam, en dit kan ook van Isaäks zoon Jakob gezegd worden. Jakob had werkelijk waardering voor heilige dingen, zoals wel blijkt uit zijn belangstelling om het geboorterecht te verkrijgen en uit het feit dat hij een gehele nacht met een engel worstelde om een zegen te ontvangen, waarnaar ook in Hosea 12:3 wordt verwezen. Op zijn sterfbed uitte Jakob een zeer opmerkelijke profetie met betrekking tot zijn zonen (Gen. 49:1-28). Wij ontvangen echter de waarschuwing niet te zijn als Esau, Jakobs broer, die geen waardering had voor heilige dingen. — Hebr. 12:16; Gen. 25:34.

Van Jakobs twaalf zonen traden Juda en Jozef het meest op de voorgrond. Juda „bleek superieur te zijn onder zijn broeders” (1 Kron. 5:2). Via Juda zou Silo, de Messías, komen, en Jezus Christus werd inderdaad in die stam geboren. Jezus wordt de „Leeuw, die uit de stam Juda is” genoemd. — Openb. 5:5; Gen. 49:10.

In de hoofdstukken 37 tot en met 50 wordt aangetoond dat Jozef in alle opzichten onberispelijk was. Hoewel hij in slavernij werd verkocht, bleef hij zijn rechtschapenheid jegens zijn God Jehovah bewaren. Als resultaat hiervan werd hij dermate gezegend dat hij de eerste minister van de wereldmacht Egypte en de redder van zijn volk alsmede van het huisgezin van zijn vader werd. — Hand. 7:9-14.

GENESIS VERSCHAFT HET PATROON

Het boek Genesis verschaft ons werkelijk de basis voor heel veel wat in de rest van de bijbel staat opgetekend. En dat is niet het enige, want het verschaft ook het patroon voor de rest van Gods Woord als een openbaring van Zijn wil en voornemen voor de mensheid. Genesis verschaft ook het bijbelse patroon doordat het waar is met betrekking tot de menselijke aard, doordat het gekenmerkt wordt door eerlijkheid en doordat het Gods eigenschappen of hoedanigheden openbaart.

Genesis 1:26-28 maakt het voornemen van Jehovah God met betrekking tot de aarde en de mens bekend — dat de mens vruchtbaar zou zijn, de aarde zou vullen, deze zou onderwerpen en heerschappij over haar andere schepselen zou uitoefenen. Het Modelgebed van de Heer en de profetie in Openbaring 21:4 — waarin staat dat er geen dood, geen verdriet, geen geschreeuw of geen pijn meer zullen zijn — geven ons de verzekering dat Gods wil en voornemen met betrekking tot de aarde en de mens op zekere dag volledig vervuld zullen worden. Genesis 3:15 verschaft de eerste Messiaanse profetie, dat het geestelijke zaad van de vrouw, namelijk de Christus, de kop van de slang, Satan de Duivel, zou vermorzelen, waarnaar in Romeinen 16:20 wordt verwezen. Genesis 22:15-18 onthult Abrahams rol in verband met dat zaad, zoals hierboven reeds is opgemerkt.

Het boek Genesis vertelt in verband met de menselijke aard ook hoe Satan via Eva, die hij eerst misleidde, tot Adam doordrong. Beginselloze mensen maken eveneens gebruik van vrouwen om hun slachtoffers te verstrikken, zoals de Filistijnen Delila gebruikten om Simson in de val te laten lopen (Recht. 16:4-21). God zei dat Adam over zijn vrouw zou heersen. En wat hebben veel mannen in de loop der eeuwen op onrechtvaardige wijze Adam nagevolgd door over hun vrouw te heersen! Ook zijn Kaïns tot een moord leidende jaloezie jegens Abel, alsook die van de broers van Jozef, omdat Jozef door zijn vader Jakob werd begunstigd, eigen aan de gevallen menselijke aard.

Genesis onthult nog meer over de gevallen menselijke aard door over de zwakheden van Gods dienstknechten te spreken: dat Noach dronken werd, dat Ruben, Jakobs oudste zoon ’de legerstede van zijn vader had ontwijd’ door betrekkingen met een van Jakobs bijvrouwen te hebben, en de moorddadige wreedheid van Simeon en Levi, twee andere zonen van Jakob, die de mannen van een gehele clan doodden omdat een van hen hun zuster had verkracht. Terloops zij opgemerkt dat deze eerlijkheid die in Genesis wordt aangetroffen een weerlegging vormt van de beweringen van critici dat vroege schrijvers hun personages denkbeeldige goede eigenschappen toeschreven! — Gen. 49:3-7.

Het boek Genesis geeft in het bijzonder het patroon voor de volgende bijbelboeken aan door ons een inzicht te geven in Jehovah Gods weergaloze hoedanigheden en hoe hij degenen die hem dienen en een handelwijze van oprechtheid volgen, beloont. Door te vertellen dat Jehovah alle dingen heeft geschapen die zichtbaar en onzichtbaar zijn, getuigt Genesis beslist van de liefde van de Schepper als Levengever, van zijn oneindige wijsheid en van zijn niet te evenaren macht. De opdracht die God aan Adam gaf om de aarde te vullen, deze te onderwerpen en over de dierlijke schepping van de aarde te heersen, vormde ook een uitdrukking van Zijn liefde jegens Adam en zijn toekomstige nakomelingen. Het verbod dat Jehovah op de vruchten van een bepaalde boom legde, vestigde de aandacht op zijn wijsheid en gerechtigheid. Alleen door zo’n gehoorzaamheidsproef te doorstaan, kon Adam tonen dat hij al zijn zegeningen waardeerde.

Toen Adam en Eva opstandig werden, kwam Gods gerechtigheid in het spel alsook zijn consequente houding door hen ter dood te veroordelen. Door hun evenwel toe te staan buiten de Hof van Eden verder te leven, toonde God barmhartigheid jegens hun nog ongeboren nakomelingen en schonk hij hun de gelegenheid leven te ontvangen.

Toen de aarde verdorven werd, doordat engelenzonen van God naar de aarde kwamen en met de dochters der mensen trouwden, spreidde God macht ten toon, want hij reinigde de aarde door middel van de Vloed. Maar wederom was het aan zijn barmhartigheid te danken dat hij Noach en zijn gezin en vertegenwoordigende soorten van alle dieren spaarde. Gods gerechtigheid blijkt ook uit het feit dat hij na de Vloed bepaalde dat moordenaars de doodstraf verdienden. In een verdere tentoonspreiding van zijn barmhartigheid zorgde God voor Lot en zijn dochters toen Hij Sodom en Gomorra vernietigde.

Gods hoedanigheden van gerechtigheid, wijsheid en liefde treden ook op een in het oog springende wijze op de voorgrond in de manier waarop hij ten aanzien van de patriarchen handelde. Wij lezen over Abraham, en later over Isaäk, dat zij „oud en voldaan” stierven (Gen. 25:8; 35:29). Wat heeft Jakob, met zijn grote kudden en grote gezin, een voldoening schenkend leven geleid, en hoe werd de machtige Jozef door Jehovah God gezegend omdat hij zijn rechtschapenheid had bewaard!

Er bestaat geen twijfel over. Het boek Genesis verschaft de basis voor heel veel dingen die in de volgende vijfenzestig boeken staan opgetekend. Het verschaft ook het patroon voor deze boeken doordat het een openbaring van Gods wil en voornemen voor de mensheid is.

Evenals in het geval van de rest van de Heilige Schrift, kan van Genesis beslist gezegd worden dat het „door God geïnspireerd [is] en nuttig [is] om te onderwijzen, terecht te wijzen dingen recht te zetten, [en] streng te onderrichten in rechtvaardigheid, opdat de mens Gods volkomen bekwaam zij, volledig toegerust tot ieder goed werk”. — 2 Tim. 3:16, 17.

[Voetnoten]

a Zie voor antwoorden op de gewone bezwaren die tegen de inhoud van de hoofdstukken 1 tot en met 11 van Genesis worden geuit, Is de mens ontstaan door evolutie of door schepping? en Is de bijbel werkelijk het Woord van God?

b Een van Amerika’s belangrijkste geologen, Wallace Pratt, verklaarde: „Indien mij als geoloog zou worden gevraagd in het kort een uiteenzetting te geven van onze hedendaagse ideeën over de oorsprong van de aarde en de ontwikkeling van leven erop tot een eenvoudig levend plattelandsvolk, zoals de stammen tot wie het Boek Genesis werd gericht, zou ik bezwaarlijk beter kunnen doen dan tamelijk nauwkeurig veel van de taal van het eerste hoofdstuk van Genesis te volgen.” Met betrekking tot de zes „dagen” vroeg hij: „Wordt ons trouwens niet de verzekering gegeven dat bij de Schepper ’een dag is als duizend jaren en duizend jaren als een dag?’” — The Lamp, Najaar 1971, Deel 53, No. 3.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen