Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w77 15/3 blz. 183-185
  • Cyrus, een man met een profetische rol

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Cyrus, een man met een profetische rol
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1977
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • JESAJA’S PROFETIE AUTHENTIEK
  • Basis voor vertrouwen in de profetieën
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1965
  • Cyrus
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Cyrus
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Cyrus de Grote
    Ontwaakt! 2013
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1977
w77 15/3 blz. 183-185

Cyrus, een man met een profetische rol

VAN slechts weinig mensen in de loop van de menselijke geschiedenis was voorzegd dat zij een specifieke rol in Gods voornemen zouden spelen. Cyrus, de zoon van Cambyses en de stichter van het Perzische Rijk, was echter zo’n man. Zijn verovering van Babylon in 539 v.G.T. en de daaropvolgende vrijlating van de joden uit hun ballingschap waren lang vóór zijn geboorte voorzegd.

In de achtste eeuw v.G.T. verklaarde Jehovah door bemiddeling van zijn profeet Jesaja:

„’Ik, Jehovah, doe alles, . . . Degene die het woord van zijn knecht doe uitkomen, en Degene die de raad van zijn eigen boden volledig ten uitvoer breng; Degene die van Jeruzalem zeg: „Ze zal bewoond worden”, en van de steden van Juda: „Ze zullen herbouwd worden, en haar ruïnes zal ik oprichten”; Degene die tot de waterdiepte zeg: „Verdamp; en al uw rivieren zal ik droogleggen”; Degene die van Cyrus zeg: „Hij is mijn herder, en al mijn welbehagen zal hij volledig ten uitvoer brengen”; zelfs door mijnerzijds van Jeruzalem te zeggen: „Ze zal herbouwd worden”, en van de tempel: „Gij zult gegrondvest worden.”’

Dit heeft Jehovah tot zijn gezalfde, tot Cyrus, gezegd, wiens rechterhand ik heb gevat om voor hem uit natiën te onderwerpen, zodat ik zelfs de heupen van koningen kan ontgorden; om voor hem uit de deuren met dubbele vleugels te openen, zodat zelfs de poorten niet gesloten zullen zijn.” — Jes. 44:24–45:1.

De verslagen van oude geschiedschrijvers bevestigen de vervulling van deze verbazingwekkende profetie. Hoewel de Griekse geschiedschrijvers Heródotus en Xenophon een enigszins afwijkende versie van het gebeurde geven, stemmen hun verslagen fundamenteel met elkaar overeen. Cyrus leidde de rivier de Eufraat om, welke rivier door Babylon stroomde en deel uitmaakte van het verdedigingsstelsel van de stad. Vervolgens marcheerden de overwinnende legers door de rivierbedding en verkregen via de poorten langs de kade toegang tot de stad. Aangezien de Babyloniërs feestvierden en zich te buiten gingen aan overmatig eten en drinken, werden zij geheel onverhoeds overvallen en viel de stad nog diezelfde nacht.

Zoals was voorzegd, vaardigde Cyrus ook een decreet uit waardoor de joodse bannelingen in staat werden gesteld naar hun eigen land terug te keren ten einde de tempel te herbouwen. Dat decreet luidde: „Dit heeft Cyrus, de koning van Perzië, gezegd: ’Alle koninkrijken van de aarde heeft Jehovah, de God van de hemel, mij gegeven, en hijzelf heeft mij opgedragen hem een huis te bouwen in Jeruzalem, dat in Juda is. Al wie er onder u is van heel zijn volk, Jehovah, zijn God, zij met hem. Laat hij dus optrekken.’” — 2 Kron. 36:23.

Dat zo’n decreet strookte met de gedragslijn die deze heerser volgde, wordt bevestigd door de inscriptie op de Cyrus-cilinder. Hij wordt hierop als volgt geciteerd: „Ik gaf aan [bepaalde eerder genoemde] heilige steden aan gene zijde van de Tigris, waarvan de heiligdommen reeds lange tijd in puin lagen, de beelden terug die daar (plachten) te staan en richtte er permanente heiligdommen voor op. Ik bracht (ook) al hun (vroegere) inwoners bijeen en gaf (hun) hun woonplaatsen terug.” — Ancient Near Eastern Texts door James B. Pritchard, 1955, blz. 316.

De eerste-eeuwse joodse geschiedschrijver Josephus zegt dat Cyrus het decreet uitvaardigde omdat de profetie van Jesaja onder zijn aandacht werd gebracht. Hij schrijft:

„In het eerste jaar van Cyrus’ regeering, het zeventigste sinds de wegvoering van ons volk naar Babylon, had God medelijden met de gevangenschap en den jammer der ongelukkigen, gelijk hij hun vóór de verwoesting der stad bij monde van den profeet Jeremias voorzegd had. Destijds had hij hun aangekondigd, dat zij Nabuchodonosor en diens opvolgers gedurende zeventig jaren dienen zouden, waarna zij naar den vaderlandschen grond terugkeeren, den tempel herbouwen en hun vroeger geluk weder genieten zouden. Overeenkomstig deze belofte bewerkte God, dat Cyrus het volgende schrijven aan gansch Azië richtte: ’Alzoo spreekt de koning Cyrus. Sedert de hoogste God mij tot koning over de wereld heeft gesteld, ben ik overtuigd, dat deze de God is, dien het Israëlietische volk vereert. Immers heeft hij mijnen naam door de profeten voorzegd en van tevoren aangekondigd, dat ik zijnen tempel te Jeruzalem in het Joodsche land zou doen herbouwen.’

Dit wist Cyrus door de lezing van het boek, waarin Esajas vóór tweehonderd-en-tien jaren zijne profetieën had nedergelegd. Esajas voert namelijk God aldus sprekende in: ’Ik wil, dat Cyrus, dien ik tot koning over vele en groote volken gesteld heb, mijn volk naar zijn land terugzenden en mijnen tempel herbouwen zal.’ Dit heeft Esajas honderd-en-veertig jaren vóór de verwoesting van den tempel voorzegd. Toen Cyrus dit gelezen had, stond hij verbaasd over de wijsheid van God en werd hij door een vurige begeerte aangegrepen om de voorzegging ten uitvoer te brengen. Hij riep derhalve de voornaamste Joden, die zich in Babylonië bevonden, samen en zeide hun, dat hij hun verlof gaf naar hun vaderland weder te keeren en de stad Jeruzalem en den tempel Gods te herbouwen. Natuurlijk zou God hun zijne hulp verleenen en wat hem aanging, hij zou aan de bevelhebbers en satrapen van de aan Judéa grenzende gewesten schrijven, dat zij hen van goud en zilver tot den bouw des tempels en van het noodige vee voor de offers voorzien zouden.” Joodsche Oudheden, Boek XI, Hoofdst. 1, par. 1, 2, volgens de bewerking door Dr. W. A. Terwogt.

In The Zondervan Pictorial Encyclopedia of the Bible (Deel Eén, blz. 1055) wordt over deze verklaring van Josephus opgemerkt: „Er bestaat alle reden om het getuigenis van Josephus op dit punt te aanvaarden.” Veel critici zijn het hier echter niet mee eens. Zij kunnen eenvoudig niet aanvaarden dat de profetie over Cyrus vóór de val van Babylon in 539 v.G.T. geschreven kan zijn. Zij houden het erop dat de hoofdstukken 40 tot 66 van Jesaja door iemand werden geschreven die leefde nadat deze dingen waren gebeurd. Door dit te beweren, ontkennen zij dat Jehovah God lang van tevoren gebeurtenissen aan zijn dienstknechten kan onthullen en dat hij zijn woord gestand kan doen.

JESAJA’S PROFETIE AUTHENTIEK

De zienswijze dat deze dingen niet door Jesaja geschreven kunnen zijn, druist in tegen alle bewijzen sinds de eerste, zo niet de tweede eeuw v.G.T. De Dode-Zeerol van Jesaja, waarvan wordt aangenomen dat deze uit de eerste of de tweede eeuw v.G.T. dateert, toont geen tekenen van een verdeling van de profetie. Wat nu het veertigste hoofdstuk van Jesaja wordt genoemd, begint op de laatste regel van de kolom waarmee hoofdstuk 39 in die rol eindigt. Geïnspireerde bijbelschrijvers uit de eerste eeuw G.T. schreven zowel materiaal uit het laatste deel als uit het eerste deel van het boek dat Jesaja’s naam draagt, aan Jesaja toe (Jes. 42:1-4; 53:1; Matth. 12:17-21; Rom. 10:16). Aldus schreven zij de gehele profetie aan de ene schrijver, Jesaja, toe.

Ongeacht welke datum critici aan gedeelten van Jesaja toeschrijven, zij kunnen niet ontkennen dat dit boek profetieën bevat die lang nadat ze werden opgetekend, in vervulling gingen. Zo is er bijvoorbeeld de profetie waarin wordt gezegd dat Babylon net zo woest als Sodom en Gomorra zou worden, een plaats die nooit meer bewoond zou worden en waar zelfs herders hun kudden niet zouden laten grazen (Jes. 13:19, 20). Toen de Dode-Zeerol van een ouder handschrift werd overgeschreven, bestond Babylon nog steeds, en afgezien van de bijbelse profetie was er geen aanwijzing dat de stad een verlaten wildernis zou worden. Thans getuigen de afbrokkelende ruïnes van het oude Babylon echter van het feit dat de profetie nauwkeurig in vervulling is gegaan.

De theorieën van mensen welke ontkennen dat Cyrus een profetische rol vervulde, blijken derhalve ongefundeerd te zijn. Men kan zich werkelijk op Gods profetische Woord verlaten. Dit dient ons ertoe aan te sporen dat Woord te willen onderzoeken en ons ervan te vergewissen dat wij niet alleen weten wat erin staat, maar er ook in overeenstemming mee leven.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen