Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w77 15/9 blz. 568-570
  • Werd Maria lichamelijk opgenomen in de hemel?

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Werd Maria lichamelijk opgenomen in de hemel?
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1977
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • WAT GODS WOORD ONTHULT
  • Maria Tenhemelopneming — Een door God geopenbaard dogma?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1994
  • Maria’s hemelvaart — een feit of verdichtsel?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1960
  • Mariaverering herleeft
    Ontwaakt! 1980
  • Maria (Jezus’ moeder)
    Redeneren aan de hand van de Schrift
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1977
w77 15/9 blz. 568-570

Werd Maria lichamelijk opgenomen in de hemel?

MILJOENEN geloven thans in Maria’s „tenhemelopneming”, dat wil zeggen dat zij lichamelijk in de hemel werd opgenomen. Dit werd op 1 november 1950 door paus Pius XII tot een onfeilbaar rooms-katholiek dogma uitgeroepen.

De grondslag voor deze afkondiging werd veel eerder gelegd. Eeuwenlang hadden katholieken op 15 augustus Maria Tenhemelopneming gevierd. Nadat paus Pius IX in 1854 als dogma had afgekondigd dat „Maria op het eerste ogenblik van haar ontvangenis gevrijwaard was voor erfzonde”, begon het Vaticaan verzoekschriften te ontvangen de „tenhemelopneming van Maria” te omschrijven. Het vraagstuk dat opgelost moest worden, was of Maria niet alleen gevrijwaard was voor erfzonde, maar ook of zij niet behoefde te sterven en tot aan de tijd van de opstanding der doden in het graf moest blijven.

De omschrijving die paus Pius XII gaf, loste niet de vraag op of Maria werkelijk is gestorven, maar stelde de „tenhemelopneming” van Maria als een feit. Paus Pius XII verklaarde: „De onbevlekte moeder van God, de eeuwige maagd Maria werd, nadat zij haar aardse loopbaan had voltooid, met lichaam en ziel in hemelse heerlijkheid opgenomen.”

Aangezien Maria’s tenhemelopneming derhalve door vele miljoenen als een christelijke leerstelling wordt beschouwd, zouden wij er een solide basis voor in de Heilige Schrift moeten kunnen vinden. Maar is dit zo? „Er is geen duidelijke vermelding van de tenhemelopneming in de bijbel”, zegt de New Catholic Encyclopedia, „maar toch beweert de paus in het afkondigingsbesluit dat de Schrift de uiteindelijke grondslag van deze waarheid is” (Deel 1, blz. 972). Ten einde vast te stellen of „de Schrift de uiteindelijke grondslag” voor de leerstelling van Maria’s „tenhemelopneming” is, moeten wij onderzoeken wat de bijbel precies zegt.

WAT GODS WOORD ONTHULT

Zoals uit de historische ontwikkeling van het leerstuk blijkt, is Maria’s „tenhemelopneming” geworteld in het dogma van de „onbevlekte ontvangenis”. Wij zouden dus eerst moeten nagaan of er een schriftuurlijke basis is om te geloven dat Maria, zoals in het dogma van de „onbevlekte ontvangenis” wordt verklaard, werd „gevrijwaard voor alle smet van de erfzonde”.

Ten aanzien van de „onbevlekte ontvangenis” geeft de New Catholic Encyclopedia toe dat „de Schrift niet rechtstreeks melding maakt van Maria’s ontvangenis” (Deel 7, blz. 378). Dit werk verklaart openhartig dat de historische bewijzen strijdig zijn met het geloof dat de „onbevlekte ontvangenis” deel uitmaakte van het mondelinge onderricht van de apostelen. Deze leerstelling werd zelfs niet door de eerste kerkvaders geleerd. Wij lezen: „De eerste kerkvaders beschouwden Maria als heilig, maar niet als volstrekt zondeloos. Orígenes en enkelen van zijn volgelingen namen aan dat zij, evenals andere mensen, onvolmaakt is geweest” (Deel 7, blz. 378, 379). Vergisten de „eerste kerkvaders” zich? Niet volgens de Heilige Schrift.

Er is een duidelijk bijbels bewijs dat Maria zichzelf als een zondares beschouwde. In verband met de geboorte van een jongen, gebood de Mozaïsche wet dat een moeder, aan het eind van haar reinigingsperiode, „een lam van nog geen jaar voor een brandoffer . . . en een duif of tortel voor een zondeoffer” moest aanbieden (Lev. 12:6-8, Willibrordvertaling). Als Maria zondeloos was geweest, zou zij een verkeerde voorstelling van zaken gegeven hebben als zij een zondeoffer had gebracht. De bijbel zegt echter dat Jozef en Maria „volgens de bepaling van de Wet des Heren . . . een koppel tortels of twee jonge duiven” kwamen offeren (Luk. 2:23, 24, WB). Door te voldoen aan een wet die van toepassing was op zondige mensen, erkende Maria dat zij onvolmaakt was.

Dit vertoonde een groot verschil met wat Jezus met betrekking tot de tempelbelasting deed. Toen anderen aan Petrus vroegen of Jezus die belasting betaalde, zei hij Ja. Later gaf Jezus Petrus raad door duidelijk te maken dat koningen hun zoons geen belasting opleggen. Jezus’ woorden toepassend, kon Petrus begrijpen dat Jezus, als Gods eniggeboren Zoon, niet verplicht was de belasting te betalen waarmee de tempel van zijn Vader ondersteund werd. Gezien de heersende omstandigheden, wilde Jezus anderen echter geen aanleiding tot struikelen geven. Daarom stelde hij Petrus door een wonder in staat de tempelbelasting te betalen. — Matth. 17:24-27.

Maar wat valt er te zeggen over de woorden van de engel Gabriël tot Maria: „Wees gegroet, vol van genade. De Heer is met u”? (Luk. 1:28, Petrus-Canisiusvertaling) Deze woorden zijn uitgelegd als zouden ze betekenen dat Maria vanaf het begin van haar leven ’volheid van genade’ bezeten moet hebben en daarom volkomen vrij van zonde ontvangen moet zijn geweest. Paus Pius XII strekte de toepassing van Gabriëls verklaring tot de „tenhemelopneming” uit en voerde aan dat Maria pas met de „tenhemelopneming” de ’volheid van genade’ verkreeg die haar werd verleend.

Het is opmerkenswaardig dat zulk een interpretatie van Gabriëls woorden niet strookt met het bijbelverslag in het oorspronkelijke Grieks. Met betrekking tot het gebruik van de uitdrukking „vol van genade” ter ondersteuning van de „onbevlekte ontvangenis” zegt de New Catholic Encyclopedia: „Deze interpretatie . . . gaat voorbij aan het feit dat de Griekse uitdrukking [kecharitomenè] bij lange na niet zo expliciet is als de vertaling ’vol van genade’ wel te kennen zou geven” (Deel 7, blz. 378). In overeenstemming met de ware betekenis van het oorspronkelijke Grieks gebruiken een aantal moderne katholieke vertalingen niet de uitdrukking „vol van genade” als weergave van Gabriëls verklaring. De Willibrordvertaling luidt bijvoorbeeld „Begenadigde”, en The New American Bible zegt: „O hogelijk begunstigde dochter.” Gabriëls woorden tonen derhalve aan dat Maria zeer begunstigd was door de moeder van de Messías te worden, maar die woorden kunnen niet gebruikt worden ter ondersteuning van zulke leerstellingen als de „onbevlekte ontvangenis” en de „tenhemelopneming”.

Bovendien weerspreekt de bijbel dat iemand lichamelijk ten hemel wordt opgenomen. Als Paulus de opstanding tot hemels leven bespreekt, zegt hij: „Er zijn hemelse lichamen en aardse lichamen, maar de glans der hemelse is anders dan die van de aardse. De luister van de zon is anders dan die van de maan, en die van de sterren is weer anders; zelfs de ene ster verschilt van de andere in schittering. Zo is het ook met de opstanding van de doden; wat gezaaid wordt in vergankelijkheid, verrijst in onvergankelijkheid; wat gezaaid wordt in geringheid en zwakte, verrijst in heerlijkheid en kracht. Een natuurlijk lichaam wordt gezaaid, een geestelijk lichaam verrijst. . . . Ik bedoel dit, broeders: vlees en bloed kunnen niet delen in het koninkrijk van God” (1 Kor. 15:40-50, WB). Evenals alle anderen die onsterfelijk leven in de hemel verkrijgen, zou Maria afstand moeten doen van haar lichaam van vlees en bloed ten einde een verandering tot de hemelse natuur te ondergaan.

De bijbelse bewijzen duiden dus onmiskenbaar op de slotsom dat Maria noch vrij van elk spoor van zonde werd ontvangen noch ’lichamelijk ten hemel werd opgenomen’. Dit is iets om ernstig over na te denken. Jezus Christus beschuldigde de religieuze leiders van zijn tijd ervan dat zij ’dogma’s maakten uit menselijke voorschriften’ (Matth. 15:9, NAB). Is, gezien de bewijzen die wij hebben beschouwd, het dogma van Maria’s „tenhemelopneming” niet voortgesproten uit „menselijke voorschriften”? Als u deze leerstelling hebt geleerd, zou u dan niet willen onderzoeken of andere dingen die u hebt geleerd soms evenmin op de bijbel zijn gebaseerd maar louter het produkt zijn van menselijke redenering? Door een dergelijk onderzoek, zult u in overeenstemming handelen met de apostolische raad: „Keurt alles, behoudt het goede.” — 1 Thess. 5:21, WB.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen