Elia „bad . . . dat het niet zou regenen”
HET gebed van een rechtvaardig persoon, iemand die een goedgekeurde positie voor het aangezicht van Jehovah God inneemt, bezit kracht. Het werpt resultaten af (Jak. 5:16). De discipel Jakobus illustreerde dit punt toen hij schreef: „Elia was een mens met dezelfde gevoelens als wij, en toch bad hij er in gebed om dat het niet zou regenen, en drie jaar en zes maanden lang regende het niet op het land. En hij bad wederom, en de hemel gaf regen en het land bracht zijn vrucht voort.” — Jak. 5:17, 18.
Hoewel Elia een profeet was, verschilde hij als mens niet van andere rechtvaardige personen. Hij had dezelfde gevoelens, zwakheden en onvolmaaktheden. Toch verhoorde Jehovah God zijn gebeden. Hij zal beslist niet minder doen voor zijn dienstknechten wanneer zij in harmonie met zijn wil smeekbeden opzenden.
Er zou opgemerkt kunnen worden dat in de Hebreeuwse Geschriften niet specifiek wordt vermeld dat Elia betreffende de door Jakobus genoemde kwesties heeft ’gebeden’. Er zijn echter aanwijzingen voor dat hij dit gedaan moet hebben. Zo lezen wij over wat Elia deed vlak voordat de langdurige droogte eindigde: „Hij klom naar de top van de Karmel en hurkte toen ter aarde neer en hield zijn gezicht tussen zijn knieën gestoken” (1 Kon. 18:42). Ja, Elia nam een positie in die erop scheen te duiden dat hij God in gebed naderde. Hij moet dan ook logischerwijs hebben gebeden, terwijl hij ook smeekbeden opgezonden moet hebben in verband met de voordien gedane verklaring tegenover Achab: „Zo waar Jehovah, de God van Israël, leeft, ja, voor wiens aangezicht ik sta, er zal deze jaren geen dauw of regen vallen, behalve op bevel van mijn woord!” — 1 Kon. 17:1.
De discipel Jakobus schreef vanzelfsprekend onder inspiratie en kon dientengevolge feiten vermelden die niet specifiek in de Hebreeuwse Geschriften werden vermeld maar er niettemin volledig mee in overeenstemming waren. Elia’s gebed vormt hier een voorbeeld van.
Wat Jakobus over Elia schreef, dient ons ertoe aan te moedigen in het gebed te volharden. Wij kunnen er verzekerd van zijn dat wij alles zullen ontvangen wat wij vragen, mits het in harmonie is met Gods wil. — Joh. 14:13, 14.