Gerechtigheid voor allen — Hoe? Wanneer?
WIE zal ontkennen dat „gerechtigheid voor allen” een prachtig beginsel is? Maar aangezien wij realistisch zijn, weten wij dat dit nog niet het geval is.
In de loop der eeuwen hebben oprechte mannen en vrouwen al het mogelijke gedaan om ervoor te zorgen dat onrecht afneemt en recht toeneemt. Hervormingsbewegingen hebben politieke structuren veranderd. Wettelijke procedures en rechtsstelsels zijn herzien en gereorganiseerd. Maar er blijft nog steeds onrecht bestaan!
Dit brengt mensen ertoe de conclusie te trekken dat er nooit „gerechtigheid voor allen” zal komen, terwijl sommigen zelfs cynisch worden of zich alleen zorgen over onrecht maken als dit hen persoonlijk betreft. Er bestaat echter reden voor optimisme. Er kan en zal iets worden gedaan om gerechtigheid voor allen tot stand te brengen. Maar hoe zal dit gebeuren, en wanneer? Wij kunnen de antwoorden beter begrijpen door enkele oorzaken van onrecht en belemmeringen voor recht te beschouwen. Ook zullen wij opmerken hoe gecompliceerd dit probleem wel is.
BIJ DE TOP BEGINNEN
De bekende rechtsgeleerde M. E. Frankel zette uiteen:
„. . . wij kunnen niet voorbijgaan aan het feit dat het gedrag van leiders van de gemeenschap in grote mate de houding van het volk ten opzichte van orde en wet bepaalt. Wij leven in een tijdperk waarin de eerlijkheid en rechtschapenheid van onze hoogste functionarissen — waartoe ook rechters, maar niet uitsluitend rechters, behoren — krachtig in twijfel worden getrokken.”
Het is duidelijk dat corruptie onder regeringsleiders en handhavers van de wet een belangrijke belemmering voor volledige gerechtigheid vormt. Hoe kan gerechtigheid voor allen ooit bereikt worden als degenen die de autoriteit hebben ontvangen om het recht te handhaven, steekpenningen aannemen of invloedrijke personen begunstigen? De bijbel verklaarde lang geleden terecht: „Wanneer een goddeloze heerst, zucht het volk. Door gerechtigheid doet een koning een land standhouden, maar een man die op steekpenningen uit is, haalt het omver.” — Spr. 29:2, 4.
Gerechtigheid voor allen kan dus alleen worden verwezenlijkt, wanneer het leiderschap eerlijk en rechtvaardig is.
ÉÉN WET VOOR ALLEN
Gerechtigheid wordt tevens belemmerd door het feit dat de mate waarin u thans recht wordt gedaan, kan afhangen van wie u bent of hoeveel u hebt.
Op sommige plaatsen kan „gerechtigheid” afhangen van iemands vermogen dure raadslieden in de arm te nemen. Het is waar dat de rechtbank soms een bekwame raadsman verschaft om onvermogende personen te verdedigen, maar deze raadslieden zijn vaak overwerkt of zijn niet voor alle zaken beschikbaar. Als gevolg hiervan is het mogelijk dat een gangster of oneerlijke zakenman, die een uitgebreide, technische verdediging kan bekostigen, datgene wat voor gerechtigheid doorgaat, kan „kopen”.
Een Amerikaanse rechtsgeleerde die aan het hoofd stond van een uit 175 personen bestaand wettelijk team dat zich voor de verdediging van één persoon inzette, maakte de volgende onthullende opmerking:
„Allereerst [moet] men beseffen dat de kwaliteit van het recht in dit land rechtstreeks verband houdt met de portefeuille. . . . Arme mensen komen in de gevangenis terecht omdat arme mensen in dit rechtsstelsel geen recht kunnen verkrijgen. Gedurende de eerste week dat ik mijn praktijk uitoefende, ging ik naar de rechtbank om als toeschouwer een rechtszaak mee te maken, en was ik er getuige van dat vier arme mensen zware straffen kregen omdat zij hadden gegokt. Toen ging ik naar een verenigingsbijeenkomst [van advocaten], en zag ik hen allen bij [gok]apparaten zitten.”
Zelfs wanneer de verdachte schuldig wordt verklaard, kan de straf ten dele door zijn financiële of maatschappelijke positie worden bepaald. In sommige gevallen van „witte boorden”-fraude waarbij miljoenen dollars zijn betrokken, wordt een betrekkelijk lichte straf gegeven met de verklaring dat de misdadiger met verlies van prestige is gestraft. Toch werd in een redactioneel artikel opgemerkt:
„Elke vooraanstaande verdachte kan op aannemelijke gronden betogen dat openbare ontmaskering en verachting voldoende zijn als straf. Volgens die maatstaf zullen alleen de minst begunstigde leden van de maatschappij de hoogste straffen ontvangen, aangezien zij geen aanspraak kunnen maken op verlies van status. ’Gelijk recht’ is gemakkelijker verkondigd dan beoefend.”
Wil gerechtigheid voor allen dus ooit verwezenlijkt worden, dan moet er één wet zijn voor alle personen, ongeacht hun positie of rijkdom. De bijbel vestigde de aandacht op dit belangrijke beginsel, want de Hebreeuwse wet verklaarde: „Een en dezelfde rechterlijke beslissing dient voor u te gelden. De inwonende vreemdeling en de ingeborene dienen werkelijk gelijk te zijn.” — Lev. 24:22; 19:34; Num. 9:14.
EERLIJKE STRAFFEN
Zelfs al is de wet duidelijk en is ze op allen van toepassing, kan het nog steeds een probleem zijn eerlijke straffen te geven.
In de New York Post van 5 mei 1976 werd dienaangaande bericht:
„Minister van justitie Levi kritiseerde de Amerikaanse strafrechtpleging ter veroordeling van misdadigers als langzaam, onzeker en oneerlijk en zei dat ze ’de kenmerken van een loterij vertoont’. . . . ’In het ene federale rechterlijke district gaat 71 percent van alle veroordeelde verdachten de gevangenis in terwijl in een ander district slechts 16 percent gevangenisstraf krijgt als zij aan dezelfde strafbare feiten schuldig worden bevonden.’”
Hoe zo’n ongelijkheid op te heffen, is een probleem. U zult misschien de suggestie gehoord hebben dat er een vastgestelde, verplichte straf op elke misdaad zou moeten staan. Zou een dergelijk rechterlijk stelsel, hoewel het misschien eenvoudig en eerlijk lijkt, in werkelijkheid echter wel rechtvaardig zijn? Zou de voormalige overtreder die oprecht berouw heeft, bijvoorbeeld wel dezelfde straf verdienen als een onbeschaamde misdadiger?
Op een conferentie van criminologen er rechters in Berlijn beschreef Dr. Richard Sturm van West-Duitslands ministerie van justitie één poging om de kwestie aan te pakken. Hierbij is „sociale prognose” betrokken, dat wil zeggen een analyse van de levensomstandigheden en het vroegere verslag van een verdachte, waarna hij dienovereenkomstig veroordeeld wordt. Dr. W. Buikhuisen, uit Nederland, vroeg zich echter af of dit niet tot gevolg zou hebben dat „sommige overtreders tweemaal worden gestraft”. Hij redeneerde dat als zij „reeds van ongunstige omstandigheden te lijden hadden gehad, zij naar alle waarschijnlijkheid als een ernstig gevaar beschouwd zouden worden en een langere straf zouden krijgen”.
De ingewikkeldheid van het probleem onderstreept dat gerechtigheid voor allen alleen verwezenlijkt kan worden wanneer er verstandige en eerlijke rechters zijn. Dit feit werd in het bijbelse wetstelsel dat aan de Israëlieten werd gegeven, beklemtoond. God bepaalde hierin: „Gij dient de rechterlijke beslissing van de arme onder u in zijn geschil niet te verdraaien. Gij dient u ver te houden van een leugenwoord. . . . Gij dient geen steekpenningen aan te nemen, want steekpenningen verblinden scherpzienden” (Ex. 23:6-8). God verklaarde verder: „Gijlieden moogt bij de rechtspraak geen onrecht begaan. Gij moogt de geringe niet partijdig bejegenen, en gij moogt de persoon van een groot man niet begunstigen. Met gerechtigheid dient gij uw volksgenoot te richten.” — Lev. 19:15; Deut. 1:15-17.
Waardoor zouden die Hebreeuwse rechters geholpen worden niet tot onrechtvaardigheid te vervallen? Door een eerbiedige vrees voor God. Hun werd gezegd: „Niet voor de mens spreekt gij recht, maar voor Jehovah; en hij is met u inzake de rechtspraak. Nu dan, laat de angst voor Jehovah over u komen. Weest voorzichtig en handelt, want bij Jehovah, onze God, is geen onrechtvaardigheid, noch partijdigheid, noch aanneming van steekpenningen.” — 2 Kron. 19:6, 7.
NIEUWE BENADERINGEN VAN GERECHTIGHEID?
Er zijn in de loop der jaren veel veranderingen aangebracht in de rechtsstelsels van verschillende landen. Deze veranderingen waren vaak het gevolg van de een of andere nieuwe rechtsfilosofische opvatting.
Gedurende de afgelopen eeuw is er bijvoorbeeld veel aandacht geschonken aan krachtsinspanningen om misdadigers te reclasseren, waarbij werd getracht sociale veranderingen in hen tot stand te brengen in plaats van hen in de eerste plaats te straffen. Deze filosofie heeft er ook toe bijgedragen tot een grotere toegevendheid in de strafoplegging aan te moedigen.
Welke resultaten heeft deze benadering gehad, hoewel ze in theorie beslist prijzenswaardig te noemen is? Alan Dersjowitz, hoogleraar in de rechten en coördinator van een werkgroep op het gebied van de strafoplegging aan wetsovertreders, zei:
„Reclassering heeft eenvoudig niet de gewenste uitwerking gehad. Een recent overzicht van meer dan 200 studies op het gebied van reclassering heeft tot de ontmoedigende slotsom geleid dat wij ’erg weinig reden’ hebben te geloven dat recidive [terugval in het kwaad, herhaling van een misdrijf] door een van de thans toegepaste reclasseringsmethoden verminderd kan worden.”
De liberale, „humane” benadering van het probleem heeft maar al te vaak tot gevolg gehad dat gewoontemisdadigers weer op vrije voeten kwamen. In Thinking About Crime concludeerde J. Q. Wilson, hoogleraar in de politicologie te Harvard: „Er bestaan slechte mensen. Het enige wat helpt is hen van onschuldige mensen vandaan te houden. . . .”
Velen van degenen die er nog steeds aan werken het rechtsstelsel te verbeteren, veranderen nu hun aanpak. Sommigen zijn voorstanders geworden van het standpunt: „Straf is een afschrikwekkend middel voor misdaad”, zoals een krantekop luidde. En de hoop bestaat dat wanneer er in overeenstemming met deze zienswijze wordt gehandeld, het publiek enige reden heeft te geloven dat de rechtszalen weer met een mate van recht gevuld zullen worden.
Nog een aanpak waarvoor steeds meer belangstelling bestaat, is vergoeding of compensatie. In de Toronto Star (22 juli 1976) werd bericht:
„Een wetsovertreder dient het slachtoffer de schade of het veroorzaakte verlies rechtstreeks te vergoeden, zo zei een commissie tot wetsherziening gisteren in een discussienota. . . . ’Vergoeding en compensatie zijn voor een vroege beschouwing uitgekozen omdat ze in middelen voorzien waardoor er meer aandacht aan het slachtoffer van de misdaad wordt geschonken, terwijl de nadruk wordt gelegd op de verantwoordelijkheid van de overtreder en de staat de aangerichte schade zoveel mogelijk te vergoeden.’”
Die Canadese krant maakte ook gewag van experimenten in Edmonton waarin overtreders „werk moesten verrichten om hun boete te kunnen betalen, in plaats dat zij de gevangenis in gingen”.
Maar is dit feitelijk wel een nieuwe rechtsmethode? Neen, want vergoeding en compensatie maakten deel uit van Gods wet aan het Israël uit de oudheid. Een man die een stier stal, moest bijvoorbeeld een dubbele vergoeding geven of meer, wat van het geval afhing. Kon hij dit niet, dan moest hij als een loonarbeider dienst verrichten totdat hij zijn schuld aan het slachtoffer had afbetaald (Ex. 22:1-9). Ook voor laster, verwondingen en schade aan bezittingen werd vergoeding verlangd (Ex. 21:35, 36; Deut. 22:13-19). Het zal u duidelijk zijn dat deze rechtvaardige regeling het slachtoffer beschermde en schadeloos stelde, de wetsovertreder een krachtige les leerde en de gemeenschap niet met de kosten voor gevangenissen belastte.
Maar hoezeer iemand thans ook waardering heeft voor de wijze manier waarop God recht verschafte in Israël, zou hij toch de conclusie kunnen trekken dat zulke tijden voorbij zijn. Hij zou de gedachte toegedaan kunnen zijn dat niemand in onze gecompliceerde tijd gerechtigheid voor allen tot stand kan brengen.
EEN BELOOFDE VERANDERING — GERECHTIGHEID!
Ook al zijn de hedendaagse problemen op het gebied van gerechtigheid nog zo gecompliceerd en zorgwekkend, toch bestaat er reden voor hoop. Hebt u opgemerkt dat veel van de belemmeringen voor gerechtigheid overwonnen zouden kunnen worden als de raad die God in de bijbel geeft, werd opgevolgd? Dezelfde God die deze raad heeft verschaft, belooft dat gerechtigheid voor allen verwezenlijkt zal worden, en nog wel binnenkort.
Die zegen is niet afhankelijk van de veranderingen die wij in de bestaande politieke en rechterlijke stelsels aanbrengen ten einde ze in overeenstemming te brengen met Israëls wet. Het is natuurlijk beslist waar dat wij ertoe kunnen bijdragen dat er meer recht geschiedt door persoonlijk rechtvaardig en eerlijk te zijn. Dat is alleen maar passend, want de Schepper spoort personen ertoe aan „gerechtigheid te oefenen en goedheid lief te hebben en bescheiden te wandelen met [hun] God” (Micha 6:8). Maar de werkelijke reden waarom er binnenkort over de gehele aarde gerechtigheid zal worden beoefend, is dat God zelf handelend zal gaan optreden.
In het voorgaande artikel hebben wij Jezus’ gelijkenis, die staat opgetekend in Lukas hoofdstuk 18, beschouwd. Hierin werd de nadruk gelegd op de noodzaak te volharden in het gebed tot God, die „recht [zal] doen wedervaren aan zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot hem roepen”. Die gebeden handelen echter niet alleen over gerechtigheid. Jezus spoorde zijn volgelingen ertoe aan om het volledige einde van het gehele goddeloze samenstel van dingen te bidden, over welk einde hij in het voorgaande hoofdstuk sprak (Luk. 17:20-30). Deze drastische verandering ten goede zal tot stand gebracht worden door Gods hemelse Koninkrijksregering, welke de corrupte menselijke regeringen, met hun lange geschiedenis van onrecht, zal vernietigen. En aangezien de details van Jezus’ profetie met de feiten van de geschiedenis in onze tijd overeenstemmen, zal ons geslacht dit meemaken (Dan. 2:44; Matth. 24:3-14). Waarom zouden wij echter geloven dat dit gerechtigheid voor allen zal betekenen?
In de eerste plaats omdat gerechtigheid bij de top moet beginnen. Ons wordt de verzekering gegeven dat het hoofd van die regering ’het stevig zal bevestigen en schragen door middel van gerechtigheid en door middel van rechtvaardigheid’ (Jes. 9:6, 7). En hoe staat het met anderen die autoriteit zullen oefenen? Jesaja 32:1 geeft op beschrijvende wijze te kennen dat zij ’als vorsten zullen heersen voor louter gerechtigheid’. Evenals dit in het Israël uit de oudheid het geval was, zal er onder de Koninkrijksheerschappij één wet of één stelsel van rechterlijke beslissingen zijn dat op allen van toepassing is.
Zullen onrechtvaardige bejegeningen nog steeds algemeen voorkomen, zoals thans het geval is? Jesaja 26:9 toont aan waarom het antwoord Neen luidt, met de woorden: „Wanneer er van [Jehovah] afkomstige oordelen voor de aarde zijn, is het rechtvaardigheid wat de bewoners . . . stellig zullen leren.”
’Prachtig’, zullen sommigen misschien denken, ’maar hoe staat het dan met degenen die dit weigeren?’ Want, om het met de woorden van professor Wilson te zeggen: „Er bestaan slechte mensen.” God, die de „rechter van de gehele aarde” is, belooft erop toe te zien dat alleen degenen die bereid zijn gerechtigheid en rechtvaardigheid te leren en te beoefenen, in leven gelaten zullen worden. — Gen. 18:25; Jes. 26:10; Ps. 37:9-11.
Onlangs zeiden twee doktoren die de „criminele persoonlijkheid” bestudeerden:
„Voor het ophouden van misdaad . . . is niet zozeer een betere huisvesting of conventionele therapie nodig, maar de ’bekering’ van een overtreder tot een geheel nieuwe levensstijl en een rigoureuze morele opvoeding. . . . Reclassering, zo besloten zij, vereist . . . ’een totale vernietiging van de persoonlijkheid van een misdadiger . . .’”
Dat is nu precies wat voormalige kwaaddoeners zullen moeten doen om voor leven in Gods nieuwe ordening in aanmerking te komen — „de nieuwe persoonlijkheid [aandoen], die naar Gods wil werd geschapen in ware rechtvaardigheid en loyaliteit” (Ef. 4:24). En dat zal beslist een onderdeel vormen van het opvoedkundige programma onder Gods Koninkrijksheerschappij, zodat allen die dit willen, zijn rechtvaardige maatstaven voor het leven kunnen volgen (Jes. 2:3, 4). Gerechtigheid voor allen zal dus verwezenlijkt worden!