Het huwelijk in ere houden voor het oog van God en de mensen
„Wij [bevelen] ons aan ieder menselijk geweten aan voor het oog van God.” — 2 Kor. 4:2.
1. (a) Waar dient een christen zich met betrekking tot zijn huwelijk om te bekommeren? (b) Welke vragen zouden er kunnen rijzen met betrekking tot de voorschriften die de burgerlijke autoriteiten betreffende het huwelijk hebben uitgevaardigd? (Mark. 12:17)
WIL Gods georganiseerde volk in zijn gunst blijven, dan is het van het grootste belang dat het huwelijk onder hen in ere wordt gehouden (Hebr. 13:4). Elke gehuwde christen dient zich er ernstig om te bekommeren of zijn of haar huwelijk eerbaar is in de ogen van zowel God als de mensen. In dit verband rijst de vraag: In welke mate verschijnen menselijke autoriteiten, met inbegrip van politieke regeringen en burgerlijke autoriteiten, in het beeld? Hangt de geldigheid van een huwelijk geheel en al af van de erkenning ervan door burgerlijke autoriteiten en bepaalt hun bekrachtiging hoe Jehovah God, de Insteller van het huwelijk, de verbintenis beziet?
2. Welke wettelijke formaliteiten met betrekking tot het huwelijk werden niet door Gods wet aan Israël vereist?
2 In het voorgaande artikel hebben wij gezien dat het huwelijk onder de mensen in de tijd van de Hebreeuwse Geschriften aanvankelijk een familie- of stamaangelegenheid was. Toen de natie Israël werd gevormd, gaf God de Israëlieten zijn wet, welke talrijke voorzieningen in verband met het huwelijk bevatte, met inbegrip van verbodsbepalingen met betrekking tot bloedschennige verhoudingen, voorschriften ten aanzien van huwelijksplichten en soortgelijke voorzieningen. (Leviticus, hoofdst. 18 en 20.) Een paar dat wilde trouwen, had hiervoor geen akte of vergunning van de priesterschap nodig, en ook behoefde er geen priesterlijke vertegenwoordiger op het huwelijk aanwezig te zijn om het rechtsgeldig te maken. Evenmin was dit het geval met betrekking tot vertegenwoordigers van de Israëlitische regering. Integendeel, zolang men zich aan Gods wet hield, werd het huwelijk in de speciale gemeenschap waar de gehuwden woonden, als geldig en eervol aanvaard.
3. Oefende het feit dat Israël onder de overheersing van vreemde mogendheden kwam, invloed uit op de wijze waarop het huwelijk en echtscheiding werden behandeld?
3 Na verloop van tijd kwam de natie Israël onder de heerschappij van vreemde mogendheden — Babylon, Medo-Perzië, Griekenland en Rome. In hoeverre oefende dit invloed uit op de huwelijksregelingen onder de Israëlieten? Voor zover de geschiedenis ons hierover inlicht, schijnen zij grotendeels op dezelfde voet voortgegaan te zijn, aangezien de natiën die hen overheersten hen hierin vrijlieten. Hoewel zij een onderworpen volk waren, schijnt het dat vraagstukken of zelfs geschillen, zoals die welke op echtscheiding betrekking hadden, voornamelijk door de joodse ouderlingen en hun rechtbanken werden behandeld. Het ligt echter voor de hand dat als een Israëliet een huwelijkskwestie bij de rechtbanken van de overheersende natie aanhangig maakte, hij kon verwachten dat deze de zaak op grond van hun eigen wetten met betrekking tot het huwelijk zouden berechten.
4. Welk doel diende de registratie van huwelijken toen deze voor het eerst in zwang raakte?
4 Men neemt aan dat huwelijken in latere bijbelse tijden werden geregistreerd, hoewel hier geen duidelijk bewijs voor schijnt te bestaan. In ieder geval schijnt een eventuele registratie van het huwelijk pas in het beeld verschenen te zijn nadat het huwelijk voltrokken was. De burgerlijke regering schijnt dus slechts een verslag bijgehouden te hebben van het feit dat het huwelijk was gesloten in plaats dat ze de moraliteit van het huwelijk beoordeelde.
5. (a) Welke situatie bestond er in de vroege eeuwen van de christelijke gemeente met betrekking tot het geven van een vergunning voor huwelijken? (b) Wanneer begonnen de burgerlijke autoriteiten zich met het huwelijk en huwelijksverhoudingen in te laten?
5 Hoe was de situatie in de eerste eeuwen van de christelijke gemeente? Evenals in Israël schijnt het huwelijk voornamelijk een familieaangelegenheid te zijn gebleven. En zoals dit destijds in Eden en onder de Israëlieten (en in feite onder de meeste volken van die tijd) het geval was, was het niet noodzakelijk dat een religieuze of burgerlijke autoriteit vergunning gaf voor het huwelijk of aanwezig was om het rechtsgeldig en eerbaar te maken.a De burgerlijke autoriteiten schijnen zich niet met het huwelijk of huwelijksverhoudingen ingelaten te hebben totdat een of beide partijen zich tot hen wendde ten einde om een wettelijke ontbinding te verzoeken of problemen of geschillen aan hen voor te leggen. Zij zouden de rechtsgeldigheid van het huwelijk dan hetzij erkennen of ontkennen, hetgeen afhing van het feit of het huwelijk in overeenstemming was met hun wetten. (Huwelijken tussen broers en zusters werden bijvoorbeeld niet door de Romeinse wet erkend.)
6. (a) Waardoor werd de eerbaarheid van huwelijksverhoudingen in de christelijke gemeente voornamelijk beheerst? (b) Dienen de standpunten van de gemeenschap waarin christenen wonen ooit invloed uit te oefenen op wat zij in verband met hun huwelijk doen?
6 Niettemin moest het huwelijk in overeenstemming zijn met Gods wet, wilde het in de christelijke gemeente als eerbaar worden beschouwd. Toen de apostel Paulus bijvoorbeeld vernam dat in de gemeente Korinthe „een zekere man een vrouw heeft van zijn vader”, aarzelde hij niet dit als „hoererij” te veroordelen. Hij toonde ook aan dat de gemeente zich moest bekommeren om de maatstaven van de gemeenschap waarin zij woonden, aangezien hij uiteenzette dat zoiets „zelfs onder de natiën” niet voorkwam. — 1 Kor. 5:1, 2.
7, 8. (a) Waarom heeft de christelijke gemeente terecht belangstelling voor de huwelijken die door haar leden worden aangegaan? (b) Wat onthult de geschiedenis in dit verband over vroege christenen?
7 De christelijke gemeente bezag zichzelf als een ’gemeenschap van broeders’ welke was samengesteld uit medeleden van „Gods huisgezin”, waarbij de uitdrukking „huisgezin” hier de betekenis heeft van een letterlijk gezin, zoals een vergelijking van teksten als Matthéüs 10:12, 35, 36; Handelingen 16:30-34 en 1 Timótheüs 3:4, 5; 5:4, 8 te kennen geeft. Net als een gezin zou de gemeente dus terecht belangstelling hebben voor de huwelijken die haar leden zouden aangaan.
8 In Hastings’ Encyclopædia of Religion and Ethics (Deel VIII, blz. 435) wordt als volgt commentaar gegeven op de zienswijze van vroege christenen: „Het huwelijk is in de eerste plaats een gezins- of familieaangelegenheid. In de vroegste periode beschouwde de christelijke gemeente zich als een geestelijke familie, zodat het leven en de belangen van elk gemeentelid de gehele groep intens interesseerde. . . . Het getuigenis van de [kerk-]Vaders, van het midden van de 3de eeuw af, toont aan dat wat wij nu als een burgerlijk huwelijk beschrijven, niet onbekend en misschien niet ongewoon was maar terzelfder tijd sterk door de Kerk werd ontmoedigd.”
9. (a) Welke conclusie kunnen wij uit de Schrift en de geschiedenis trekken over de burgerlijke bekrachtiging van het huwelijk? (b) Waar hing de eerbaarheid van een huwelijk van af?
9 Het weinige bewijsmateriaal dat in de Schrift en in de geschiedenis voorhanden is, geeft derhalve te kennen dat het burgerlijke huwelijk of een burgerlijke bekrachtiging van het huwelijk in de oudheid geen belangrijke plaats innam. Het schijnt geen belangrijk strijdpunt geweest te zijn met betrekking tot het feit of een huwelijk vanuit het christelijke standpunt bezien eerbaar was. De eerbaarheid van een huwelijk hing klaarblijkelijk in de eerste plaats af van het feit of het door de christelijke gemeente werd aanvaard als strokend met goddelijke maatstaven, waarbij ook rekening werd gehouden met de standpunten en maatstaven van de mensen in de gemeenschap waar de christenen woonden. Evenals de apostel Paulus zouden christenen ernaar streven ’zich aan ieder menselijk geweten voor het oog van God aan te bevelen’ en „zowel joden als Grieken en de gemeente Gods geen aanleiding tot struikelen” te geven, door „alle dingen tot Gods heerlijkheid” te doen. — 2 Kor. 4:2; 1 Kor. 10:31, 32.
10, 11. (a) Hoe komt het dat de burgerlijke autoriteiten uiteindelijk bij het huwelijk en de bekrachtiging ervan betrokken raakten? (b) Welke zienswijze met betrekking tot de geldigheid van het huwelijk overheerst in overwegend protestantse landen?
10 Het feit doet zich echter voor dat de burgerlijke autoriteiten in recentere tijden en in veel delen der aarde een grotere zeggenschap hebben gekregen met betrekking tot het huwelijk en de geldigheid ervan. Christenen moeten dit feit terecht in aanmerking nemen wanneer zij hun huwelijk „eerbaar onder allen” willen houden (Hebr. 13:4). Bij het overwegen van de kwestie is het belangrijk te beschouwen hoe deze veranderde houding tot stand is gekomen. In de Encyclopædia of Religion and Ethics wordt gezegd (blz. 437; wij cursiveren): „Van het burgerlijke standpunt uit bezien, wordt het huwelijk als een wettelijk contract beschouwd dat wegens praktische overwegingen door de Staat moet worden geregeld. Van het christelijke standpunt uit bezien is het huwelijk een heilige staat ten aanzien waarvan de Kerk aanspraak mag maken op het recht het met het oog op de hoogste belangen op het gebied van religie en moraliteit te reglementeren. De ervaring toont aan dat er altijd een conflict tussen de twee jurisdicties mogelijk is en dat zich als gevolg hiervan in de praktijk vaak moeilijkheden kunnen voordoen. . . . In de hedendaagse tijd, sinds de [protestantse] Reformatie, is de kwestie van de twee jurisdicties en de juiste verhouding waarin ze tot elkaar staan, op de voorgrond getreden. . . .”b
11 De bekrachtiging van het huwelijk door burgerlijke autoriteiten schijnt in latere tijden dus een belangrijker strijdpunt te zijn geworden dan ooit in het verleden in de geschiedenis het geval is geweest. Op zijn minst in overwegend protestantse landen is men steeds meer geneigd geweest de geldigheid van het huwelijk (en dientengevolge van echtscheiding) bijna volkomen aan de beslissing van burgerlijke autoriteiten over te laten. De rol van de christelijke gemeente met betrekking tot de geldigheid van het huwelijk (en echtscheiding) is dientengevolge in de ogen van velen verzwakt.
DE GELDIGHEID VAN HET HUWELIJK VASTSTELLEN
12. Welke vragen rijzen er voor een dienstknecht van God doordat de burgerlijke autoriteit bij het huwelijk en de bekrachtiging ervan betrokken is geraakt?
12 Wat staat een christen met het oog op zulke omstandigheden te doen? Als hij wil dat zijn huwelijk eerbaar is „onder allen” kan hij de bestaande situatie beslist niet negeren. Hij kan ’de klok niet terugdraaien’ tot de tijd waarin burgerlijke autoriteiten niet als een belangrijke factor in de bekrachtiging van het huwelijk werden beschouwd. De volgende vragen doen zich echter voor: Moet de beslissing van burgerlijke autoriteiten als absoluut worden beschouwd ten einde vast te stellen of een huwelijk geldig is — hetzij aan het begin ervan of wanneer het misschien door middel van een echtscheiding eindigt? In hoeverre houden zij bij hun beslissing rekening met God?
13. Waarom kan de zienswijze van de burgerlijke autoriteit met betrekking tot het huwelijk niet als absoluut beschouwd worden? (Hand. 5:29)
13 Hebben de burgerlijke autoriteiten in werkelijkheid het laatste woord met betrekking tot de vraag of God een huwelijk (of een echtscheiding) als geldig aanvaardt of verwerpt? Wij kunnen zien dat als dit het geval zou zijn, er een aanzienlijke tegenstrijdigheid zou kunnen bestaan met betrekking tot wat er wordt vereist om in het huwelijk door God gezegend te worden. Waarom? Omdat de zienswijzen van burgerlijke autoriteiten van plaats tot plaats enorm verschillen, terwijl ze vaak volkomen tegenstrijdig zijn en, wat belangrijker is, soms in strijd zijn met de maatstaven die in de bijbel staan opgetekend.
14. Wat is de bijbelse zienswijze ten aanzien van polygamie, ondanks de wettelijke erkenning die men er in sommige landen aan geeft?
14 In sommige landen wordt polygamie bijvoorbeeld bij de wet goedgekeurd en wordt elke vrouw van een polygamist als zijn wettige echtgenote beschouwd die op gelijk niveau staat met al zijn andere vrouwen. Christus Jezus en de geïnspireerde apostel Paulus hebben echter aangetoond dat God als maatstaf heeft bepaald dat een man slechts één vrouw mag hebben. — Matth. 19:4, 5; 1 Kor. 7:2; 1 Tim. 3:2.
15. Hoe verschillen menselijke wetten over echtscheiding in sommige landen van Gods wet?
15 Ook staat men in sommige landen iemand toe op allerlei gronden van zijn huwelijkspartner te scheiden, soms wegens de onbeduidendste redenen. In tegenstelling hiermee erkent men in andere landen niet iemands recht van zijn of haar partner te scheiden — zelfs niet op gronden van seksuele ontrouw — ten einde aldus vrij te zijn om te hertrouwen. De bijbel zegt daarentegen dat er slechts één geldige reden is voor echtscheiding, namelijk hoererij, terwijl erin wordt aangetoond dat degenen die wegens een dergelijke reden scheiden, inderdaad vrij zijn om te hertrouwen (Matth. 5:32; 19:3-9). In sommige gevallen komt het dus voor dat God afkeurt wat door de Staat wordt goedgekeurd, terwijl het in andere gevallen ook mogelijk is dat God toestaat wat door de Staat wordt verboden.
16. Hoe dient de autoriteit van de Staat om de geldigheid van het huwelijk vast te stellen, bezien te worden? (Rom. 13:1; 1 Petr. 2:13, 14)
16 De feiten wijzen derhalve uit dat de positie van de burgerlijke overheid om de geldigheid van het huwelijk (of van echtscheiding) te bepalen, slechts relatief is, terwijl Gods positie absoluut is. Ten einde een evenwichtige kijk te krijgen op de relatieve autoriteit die de Staat (in de bijbel als „caesar” aangeduid) in dit opzicht uitoefent, is het nuttig te beschouwen waarnaar de belangstelling van burgerlijke regeringen op het gebied van het huwelijk precies uitgaat, wat ze zich in het bijzonder ten doel stellen en in welk opzicht een christen op dit gebied verplicht kan zijn zich aan hen te onderwerpen.
CAESARS BELANGSTELLING VOOR HET HUWELIJK
17, 18. Waarin zijn de burgerlijke autoriteiten, wanneer het op het huwelijk aankomt, voornamelijk geïnteresseerd, en waarom?
17 Zijn burgerlijke regeringen voornamelijk geïnteresseerd in morele en religieuze kwesties met betrekking tot het huwelijk of houdt hun belangstelling in de eerste plaats verband met een ander aspect? Wij zullen ons misschien nog herinneren dat in de reeds eerder aangehaalde encyclopedie werd verklaard dat het huwelijk van het burgerlijke standpunt uit bezien „als een wettelijk contract [wordt] beschouwd dat wegens praktische overwegingen door de Staat moet worden geregeld”. Dit wordt bevestigd door de geschiedenis van de burgerlijke wetgeving met betrekking tot het huwelijk en echtscheiding. Die geschiedenis toont aan dat de belangstelling van de burgerlijke overheid is voortgesproten uit haar betrokkenheid bij zulke kwesties als erfrecht- en eigendomsrechten, vooral wanneer deze rechten bij een ontbinding van het huwelijks-„contract” (in geval van dood of echtscheiding) in het geding zijn. Dat dit thans het geval is, blijkt wel uit wat de Encyclopædia Britannica (Macropædia, 1976, Deel 7, de bladzijden 166, 167) zegt:
„De wet . . . houdt zich voornamelijk bezig met de rechten en plichten van de gehuwde man en vrouw en van ouder en kind, vooral in kwesties van financiële ondersteuning.” „In de meeste landen . . . is de wettelijke documentatie van een huwelijk voornamelijk een registratie van de gebeurtenis. In wettelijke zin is een huwelijk dus in de grond der zaak de geïmpliceerde schepping van bepaalde rechten of verplichtingen, zoals op het gebied van onderhoud, huwelijksgoederen- en successierecht en de voogdij over wettige minderjarige kinderen.”
18 „Caesar” (de politieke staat) heeft zich derhalve voornamelijk met het huwelijk ingelaten wegens het feit dat zulke kwesties voor zijn rechtbanken zijn gebracht ten einde rechterlijk beslecht te worden, en niet uit bezorgdheid voor de religieuze of morele aspecten van het huwelijk. Hij heeft ook bezorgdheid aan de dag gelegd met betrekking tot de verspreiding van ziekten — vooral geslachtsziekten — en verzwakkende genetische gevolgen (zoals onder kinderen die aan nauwe bloedverwanten worden geboren), hetgeen wederom wegens „praktische doeleinden” is geschied. Dat vormt er de reden voor waarom wij bemerken dat zelfs antireligieuze, atheïstische regeringen wettelijke vereisten hebben gesteld waaraan voldaan moet worden wil een huwelijk als geldig worden erkend.
19. Welke vraag zou er met het oog op Jezus’ raad om ’caesar terug te betalen wat van caesar is’ over het huwelijk en echtscheiding gesteld kunnen worden?
19 Hoe staat het derhalve met Jezus’ instructies om ’caesar terug te betalen wat van caesar is’? Moet de christelijke gemeente, om gehoorzaam te zijn aan dit gebod, caesars kijk op een huwelijksverbintenis of een echtscheiding als de definitieve, beslissende, bindende factor met betrekking tot de geldigheid en moraliteit ervan aanvaarden? — Matth. 22:21.
20. (a) Wat vormde de aanleiding tot Jezus’ verklaring over het ’terugbetalen aan caesar wat van caesar is’? (b) In hoeverre houdt dit beginsel verband met het huwelijk van een christen?
20 Allereerst zij opgemerkt dat de kwestie die Jezus’ woorden uitlokte, het betalen van belasting betrof. Caesar voorziet in veel diensten waarvoor hij terecht ’terugbetaald’ dient te worden (Matth. 22:17-21). Het recht te trouwen vindt echter niet zijn oorsprong bij caesar. Dit recht is in werkelijkheid van God, de Insteller van het huwelijk, afkomstig. (Gen. 1:27, 28; 2:18, 22-24; 9:1; vergelijk 1 Timótheüs 4:1-3.) Op dit terrein is het dus niet caesar die uiteindelijk bepaalt wat op het gebied van het huwelijk (of echtscheiding) moreel juist en verkeerd is. Caesar kan door middel van zijn rechtsstelsels echter wel in wettelijke erkenning en de daarmee gepaard gaande bescherming van huwelijksrechten voorzien. Een christen die wil dat zijn huwelijk „eerbaar onder allen” is, wil terecht van zulke voorzieningen gebruik maken ten einde de rechten en belangen van zijn gezin te beschermen. Om deze erkenning en rechten te verkrijgen, dient hij caesar er terecht voor ’terug te betalen’ door aan caesars voorschriften ten aanzien van het ontvangen ervan te voldoen. Hiertoe kunnen zulke dingen behoren als het betalen voor een akte, het laten verrichten van bepaalde medische onderzoekingen, of overeenkomstige vereisten.
21. Hoe zal een christen caesars autoriteit op het gebied van het huwelijk beschouwen, en waarom?
21 Dat een christen caesar terugbetaalt voor de voordelen die zijn wettelijke erkenning verschaft, wil echter niet zeggen dat hij het feit uit het oog verliest dat caesars autoriteit op het gebied van het huwelijk slechts relatief is. God is niet door caesars beslissingen gebonden en kan afkeuren wat caesar goedkeurt of aanvaarden wat caesar verwerpt. Een christen zal terecht gewetensvol aandacht schenken aan caesars huwelijks- en echtscheidingsvoorzieningen, maar hij zal altijd de grootste aandacht schenken aan de Allerhoogste Autoriteit, Jehovah God (Hand. 4:19; Rom. 13:1, 5). Dit zal hem van Gods goedkeuring en zegen verzekeren.
22, 23. Waarom dient een christen er moeite voor te doen zijn huwelijk wettelijk te laten erkennen?
22 Een christen beseft dus dat ook al vormen caesars beslissingen op zich niet de uiteindelijke factor waardoor wordt bepaald of zijn huwelijk in Gods ogen geldig is, dit hem nog niet ontheft van de plicht het uitdrukkelijke schriftuurlijke bevel na te komen: „Het huwelijk zij eerbaar onder allen” (Hebr. 13:4). Hij moet gewetensvol alles doen wat in zijn vermogen ligt om erop toe te zien dat zijn huwelijk zulk een eer van de zijde van allen ontvangt. Het is waar dat in sommige landen waar een bepaald ras of een bepaalde religie de overhand heeft, een huwelijk met iemand die niet tot het overheersende ras of de overheersende religie behoort, wellicht nooit met openbare goedkeuring zal worden bezien. Niettemin zal een christen elke wettelijke erkenning maar ook trachten te verkrijgen die in zijn geval mogelijk is ten einde het te vermijden dat zijn huwelijk aan ongunstige kritiek wordt bloot gesteld of in de achting van anderen wordt verlaagd (2 Kor. 6:3; 1 Petr. 2:12, 15, 16; 3:16). Hij wil dat zijn huwelijk tot eer strekt van de Insteller van het huwelijk.
23 Van degenen die gedoopte leden van de christelijke gemeente wensen te worden en wier huwelijksverbintenis niet wettelijk is erkend, dient terecht verwacht te worden dat zij al het mogelijke doen om zo’n erkenning van hun huwelijk te verkrijgen en hun huwelijk te laten registreren. Hierdoor zal elke eventuele twijfel met betrekking tot de eerbaarheid van hun verbintenis in de ogen van de mensen in het algemeen worden weggenomen. Is dit echter in alle gevallen mogelijk en, indien niet, wat kan hieraan gedaan worden?
WANNEER CAESARS ERKENNING NIET VERKREGEN KAN WORDEN
24. Met welk probleem zou iemand te maken kunnen hebben in een land waar geen echtscheiding wordt toegestaan?
24 Een begrip van de relatieve aard van caesars autoriteit met betrekking tot het huwelijk is hier nuttig. Neem bijvoorbeeld die gebieden waar, hetzij wegens de overheersing van de een of andere religie of wegens andere redenen, de wet in geen enkel geval echtscheiding toestaat, zelfs niet op grond van de schriftuurlijke basis van „hoererij” (porneia). Een man wiens vrouw zich ontrouw jegens hem heeft betoond, kan haar hebben verlaten en daarna een verbintenis met een andere partner hebben gevormd, bij wie hij zelfs een gezin kan hebben. Vervolgens leert hij de waarheid van Gods Woord kennen, waarna hij, in gehoorzaamheid aan dat Woord, als een discipel van Gods Zoon gedoopt wil worden. Aangezien de nationale wet afwijkt van Gods wet met betrekking tot echtscheiding en hertrouwen, kan hij geen echtscheiding verkrijgen en kan hij zijn huidige verbintenis niet laten legaliseren. Wat kan hij doen?
25. Hoe zou iemand die in Gods ogen officieel gescheiden is maar hier in zijn eigen land geen wettelijke erkenning voor kan krijgen, kunnen bewijzen dat hij niet in overspel leeft?
25 Indien zijn omstandigheden dit toelaten, zou hij naar een naburig land kunnen gaan waar echtscheiding wel wordt toegestaan, ten einde daar een echtscheiding te verkrijgen en vervolgens onder de wetten van dat land te hertrouwen. Hierdoor zou er enige eer aan zijn verbintenis worden verleend, hoewel het huwelijk bij zijn terugkeer naar zijn eigen land wellicht niet door de aldaar heersende ’caesar’ wordt erkend. Als dit redelijkerwijs onmogelijk voor hem is, dient hij een wettelijke scheiding van tafel en bed van zijn van hem vervreemde wettige echtgenote te verkrijgen, of wat maar ook waarin de plaatselijke wet voorziet. Daarna dient hij de plaatselijke gemeente een geschreven verklaring te overhandigen waarin hij plechtig belooft zijn huidige levensgezellin trouw te blijven en zich bereid verklaart een wettelijke huwelijksakte te verkrijgen als de van hem vervreemde wettige vrouw zou sterven of als andere omstandigheden zo’n registratie mogelijk maken. Indien zijn huidige levensgezellin eveneens gedoopt wil worden, wordt er ook van haar zo’n ondertekende verklaring verlangd.
26. Wat kan iemand doen als gebrek aan belangstelling van de zijde van de burgerlijke instanties het voor hem onmogelijk maakt zijn huwelijk wettelijk te laten erkennen?
26 Hoewel de ontbinding van het huwelijk in een bepaald Zuidamerikaans land in gevallen van bigamie bij de wet kan worden geregeld, worden verzoeken tot zo’n ontbinding vaak eenvoudig door „caesar” genegeerd. Beschouw bijvoorbeeld eens het geval van een man die, hoewel hij reeds een wettige echtgenote heeft, haar verlaat en een andere vrouw trouwt en valselijk een wettelijke akte verkrijgt, waardoor hij een bigamist wordt. Indien hij, na de bijbelse waarheid te hebben leren kennen, gedoopt wil worden, zou hij wel eens kunnen bemerken dat zijn pogingen om de wettelijke situatie met betrekking tot zijn huwelijk in orde te brengen, op niets uitlopen door het gebrek aan belangstelling van de zijde van de burgerlijke autoriteiten. Hoe zou hij te werk kunnen gaan als er via caesars rechtbanken of instanties niets gedaan kan worden om eerbaarheid te verlenen aan zijn verbintenis? Hij zou een overeenkomstige verklaring kunnen ondertekenen waarin hij plechtig trouw belooft en deze verklaring in het archief van de christelijke gemeente laten opbergen. Daarna zou hij voor de doop aanvaard kunnen worden, en eveneens zijn partner als zij hetzelfde doet.
27. Moet iemand in wiens geval de erkenning van zijn huwelijksstatus wel tien jaar in beslag kan nemen, zijn doop uitstellen? Waarom, of waarom niet?
27 In een bepaald Westafrikaans land kunnen er wel tien jaar voor nodig zijn om een echtscheiding te verkrijgen. Zou iemand die gedoopt wil worden maar een echtscheiding nodig heeft ten einde zijn of haar huidige huwelijksverbintenis wettelijk te laten vastleggen, verplicht zijn de doop voor zo’n lange tijdsperiode uit te stellen? Het schijnt niet juist te zijn dat het ontbreken van caesars wettelijke erkenning hem zou beletten zijn geloof te tonen in de zondenverzoenende kracht van Christus’ slachtoffer door de belangrijke stap van de doop te doen en aldus het voorrecht van een goedgekeurde verhouding tot God te verwerven. (Vergelijk de verklaring van de apostel in Handelingen 11:17, waar staat dat mensen God niet kunnen „tegenhouden” personen goed te keuren.) Bijbelse voorbeelden geven te kennen dat het niet raadzaam is de stap van de doop onnodig uit te stellen (Hand. 2:37-41; 8:34-38; 16:30-34; 22:16). Na de wettelijke echtscheidingsprocedure op gang te hebben gebracht, kan zo iemand vervolgens de christelijke gemeente een verklaring geven waarin hij plechtig trouw aan zijn gezellin belooft, waardoor hij zijn besluit kenbaar maakt om zijn huidige verbintenis in ere te houden terwijl hij er moeite voor blijft doen om ook nog de wettelijke erkenning te verkrijgen waarin caesar voorziet.
28. Moet een paar dat gedoopt wenst te worden, uiteengaan wanneer de wettelijke erkenning van hun bestaande huwelijksverhouding afhangt van het verkrijgen van een echtscheiding en deze in het land waar zij wonen, niet wordt toegestaan?
28 Mensen zouden naar een ander land kunnen gaan verhuizen en daar de waarheid kunnen leren kennen, waarna zij gedoopt willen worden. Om een wettelijke erkenning van hun bestaande huwelijksverhouding te verkrijgen, moeten zij zich misschien eerst van een vroegere huwelijkspartner laten scheiden. Misschien bestaan er in het land waarin zij zijn gaan wonen, voorzieningen voor echtscheiding maar gelden zulke voorzieningen niet voor hen als buitenlanders. Zo bevinden zich in Nederland bijvoorbeeld veel buitenlandse werknemers uit de Middellandse-Zeelanden. Hoewel in Nederland voorzieningen voor echtscheiding bestaan, gelden deze niet automatisch voor buitenlanders. Mocht echtscheiding onmogelijk zijn, dan zullen degenen die gedoopt willen worden en de eerbaarheid en duurzaamheid van hun bestaande huwelijksverhouding willen vastleggen, ook in zulke gevallen een verklaring ondertekenen waarin zij plechtig trouw beloven.
29. Hoe zou een christen in landen waar geen voorziening voor een echtscheiding is getroffen, zijn schriftuurlijke vrijheid om te hertrouwen kunnen bevestigen?
29 Deze zelfde beginselen zijn van toepassing op een gedoopte christen die bemerkt dat „caesars” wetten hem geen wettelijke erkenning geven wanneer hij gebruik wil maken van zijn door God geschonken rechten met betrekking tot echtscheiding en hertrouwen. In landen waar men niet het door God geschonken recht erkent om van een overspelige huwelijkspartner te scheiden en te hertrouwen, dient degene wiens huwelijkspartner ontrouw blijkt te zijn (en van wie hij derhalve weg wil gaan, aangezien hij haar niet vergeeft) het duidelijke bewijs van deze ontrouw aan de ouderlingen van de gemeente te overleggen. Indien hij (of zij) in de toekomst namelijk mocht besluiten een andere huwelijkspartner te nemen, dan kan dit op een eerbare wijze gebeuren, waarbij de partijen in het huwelijksverbond een verklaring ondertekenen waarin zij plechtig beloven elkaar trouw te blijven en het vaste besluit kenbaar maken om zodra de mogelijkheid hiertoe zich voordoet, wettelijke erkenning te verkrijgen.
30. Hoe dient de gemeente in landen waar een schriftuurlijke huwelijksverbintenis onder bepaalde omstandigheden niet wettelijk wordt erkend, een verklaring van trouw te bezien?
30 De ondertekening van zo’n geschreven verklaring waarin plechtig trouw wordt beloofd, wordt door de gemeente beschouwd als een officiële kennisgeving voor het aangezicht van God en de mensen dat de ondertekenaar of ondertekenares net zo trouw met betrekking tot zijn of haar bestaande huwelijksverhouding zal zijn als hij of zij dit zou zijn indien de verbintenis door burgerlijke autoriteiten zou zijn bekrachtigd. Zo’n verklaring wordt als minstens even bindend beschouwd als de verklaring die wordt afgelegd voor de ambtenaar van de burgerlijke stand die een „caesar”-regering van de wereld vertegenwoordigt. In werkelijkheid wordt de huwelijkssluiting niet door de speciale akte die wordt opgemaakt, maar door het feit dat de persoon de verklaring voor het aangezicht van God aflegt, tot een belangrijke en plechtige aangelegenheid gemaakt.
31, 32. Welke fundamentele punten zou een verklaring van trouw zoal kunnen bevatten, en wat moet ermee worden gedaan?
31 Hoe zou een dergelijke verklaring onder woorden gebracht kunnen worden? Ze zou als volgt kunnen worden opgesteld:
„Ik, .........., verklaar hierbij dat ik .......... als mijn partner in de huwelijksverhouding heb aanvaard, dat ik alles heb gedaan wat in mijn vermogen is om deze verhouding door de juiste openbare autoriteiten wettelijk te laten erkennen en dat ik deze verklaring van trouw in de huwelijksverhouding afleg omdat ik hier niet in heb kunnen slagen. Ik erken deze verhouding als bindend voor het aangezicht van Jehovah God en van alle mensen, als een verhouding waaraan in volledige overeenstemming met de beginselen van Gods Woord trouw moet worden vastgehouden en die geëerd moet worden. Ik zal ermee voortgaan naar wegen te zoeken om deze verhouding door de burgerlijke autoriteiten wettelijk te laten bekrachtigen, en als dit in de toekomst door een verandering in de omstandigheden mogelijk zou worden, beloof ik deze verbintenis te laten legaliseren.
Ondertekend deze .......... dag van ........., 19.....
Getuigen van mijn ondertekening: ...................... ......................”
32 Zoals hierboven is aangegeven, dient deze verklaring ondertekend te worden door degene die de verklaring opmaakt en ook door twee anderen, als getuigen, terwijl de datum erop vermeld moet worden. Het verdient aanbeveling dat elk van de betrokken personen en de gemeente waarmee zij zijn verbonden, een exemplaar van de verklaring waarin trouw wordt beloofd bewaren, terwijl er ook een exemplaar naar het bijkantoor van het Wachttorengenootschap in dat gebied gezonden moet worden. Het zou ook nuttig zijn de gemeente ervan in kennis te stellen dat er zo’n verklaring is opgesteld, zodat allen zich bewust zullen zijn van de gewetensvolle stappen die er worden gedaan om de eerbaarheid van de huwelijksverhouding hoog te houden.
33. Welke verantwoordelijkheid moet iemand die een verklaring van trouw aflegt, persoonlijk dragen?
33 In gevallen waarin iemand er niet in slaagt „caesars” erkenning te krijgen, maar de juiste stappen doet om zijn huwelijk bij de christelijke gemeente te laten registreren, moet hij beseffen dat alle eventuele consequenties die hieruit kunnen voortvloeien voor zover dit de wereld buiten betreft, geheel en al zijn eigen verantwoordelijkheid zijn en door hem onder de ogen gezien moeten worden. Indien, als gevolg van een vroegere huwelijksverbintenis, zich de een of andere wettelijke kwestie in verband met eigendomsrechten of erfrechten zou voordoen, kan de persoon bijvoorbeeld geen aanspraak maken op „caesars” rechterlijke bescherming met betrekking tot zijn nieuwe, niet-erkende verbintenis.
FUNDAMENTELE BEGINSELEN DUIDELIJK VOOR OGEN HOUDEN
34. Wat vormt met betrekking tot huwelijk en echtscheiding de beslissende geschreven autoriteit voor een christen?
34 De huwelijks- en echtscheidingswetgeving vertoont van land tot land talloze verschillende aspecten. In plaats van verstrikt te raken in een doolhof van technische bijzonderheden, kan een christen, of iemand die een discipel van Gods Zoon wil worden, zich laten leiden door fundamentele schriftuurlijke beginselen die in alle gevallen van toepassing zijn.
35. Wat is de schriftuurlijke kijk op concubinaat en bloedschande?
35 Gods zienswijze is van het grootste belang. Iemand moet dus allereerst beschouwen of zijn huidige verhouding, of de verhouding die hij of zij overweegt te zullen aangaan, Gods goedkeuring kan wegdragen of op zichzelf genomen in strijd is met de maatstaven van Gods Woord. Neem bijvoorbeeld de situatie waarin een man met een echtgenote samenleeft maar er ook een andere vrouw als concubine op na houdt. Zolang een dergelijk concubinaat voortduurt, kan de verhouding van de tweede vrouw nooit in overeenstemming gebracht worden met christelijke beginselen en ook zou dit niet door een officiële verklaring van de zijde van de vrouw of de man tot stand gebracht kunnen worden. De enige juiste handelwijze is, de verhouding te verbreken. Hetzelfde geldt voor een bloedschennige verhouding met een lid van iemands onmiddellijke familie of een homoseksuele verhouding of een andere overeenkomstige verhouding die door Gods Woord wordt veroordeeld (Matth. 19:5, 6; 1 Tim. 3:2; 1 Kor. 5:1). Dat dergelijke verhoudingen onaanvaardbaar zijn, komt niet doordat ze niet wettelijk bekrachtigd zijn; ze zijn op zichzelf genomen onschriftuurlijk en dientengevolge immoreel. Iemand die in een dergelijke situatie verkeert, zou derhalve beslist niet de een of andere ’verklaring van trouw’ kunnen opstellen, aangezien deze geen waarde zou hebben in Gods ogen.
36. Wat wordt er verlangd van iemand die, voordat hij de waarheid leerde kennen, geen juiste achting voor de huwelijksregeling toonde?
36 Indien de verhouding van dien aard is dat ze Gods goedkeuring kan wegdragen, is een tweede beginsel waaraan aandacht geschonken moet worden, dat men al het mogelijke moet doen om de eerbaarheid van zijn huwelijksverbintenis in de ogen van allen te bevestigen (Hebr. 13:4). Iemand die gedoopt wil worden, kan bijvoorbeeld in het verleden een wettige echtgenote hebben verlaten en zonder een echtscheiding verkregen te hebben in een huwelijksverhouding met een andere persoon zijn gaan leven. Er kan veel tijd overheen gegaan zijn, en misschien zijn er wel kinderen uit deze verhouding geboren. Wanneer deze persoon de waarheid leert kennen, kan er derhalve redelijkerwijs niet van hem verwacht worden dat hij naar zijn eerste partner teruggaat ten einde te trachten zijn leven overeenkomstig zijn vroegere omstandigheden in te richten. Aangezien hij nu echter ’ophoudt te zondigen’, moet hij het vaste besluit nemen zijn leven voortaan overeenkomstig Gods wil te leiden. — 1 Petr. 4:1-3; vergelijk 1 Korinthiërs 7:17-24.
37. Welke stappen zal iemand misschien moeten doen om een bestaande huwelijksregeling wettelijk te laten erkennen?
37 Wat dan? Indien echtscheiding mogelijk is, dient deze stap nu gedaan te worden, zodat, nadat de echtscheiding is verkregen (op welke wettelijke gronden maar ook die aangevoerd kunnen worden), de huidige verbintenis volgens de burgerlijke wet als een erkend huwelijk bekrachtigd kan worden. Hetzelfde geldt met betrekking tot iemand die, voordat hij de waarheid leerde kennen, zich schuldig heeft gemaakt aan bigamie. Hij dient de noodzakelijke stappen te doen om de kwestie wettelijk in orde te brengen (zoals door nietigverklaring en/of echtscheiding) zodat hij of zij nu als de wettige huwelijkspartner van slechts één persoon erkend kan worden.
38. Hoe kan iemand er blijk van geven dat hij een eerbaar huwelijk wenst, ook al verkeert hij niet in de positie om een verbintenis die in de ogen van God aanvaardbaar is, wettelijk te laten erkennen?
38 Ten slotte zij opgemerkt dat indien de huwelijksverhouding niet in strijd is met de beginselen van Gods Woord en men alles heeft gedaan wat redelijkerwijs gedaan kon worden om deze verhouding door burgerlijke autoriteiten te laten erkennen maar daarin is vastgelopen, een verklaring kan worden ondertekend waarin men plechtig trouw belooft. Doordat er van ambtelijke zijde soms zo uiterst langzaam wordt opgetreden, kan het in sommige gevallen, zoals is opgemerkt, vele, vele jaren van krachtsinspanningen vergen voordat de noodzakelijke wettelijke stappen gerealiseerd kunnen worden. Ook kunnen de kosten zulk een verpletterend zware last vormen, dat de desbetreffende persoon er jaren voor nodig heeft om ze te kunnen dragen. In dergelijke gevallen zal de verklaring waarin trouw wordt beloofd voor de gemeente een basis vormen op grond waarvan het bestaande huwelijk als eerbaar beschouwd kan worden, terwijl de persoon er gewetensvol mee voortgaat de wettelijke aspecten naar zijn beste vermogen in orde te brengen. Het is vermeldenswaard dat men in veel gemeenschappen en zelfs in hele landen niet zo zwaar tilt aan de wettelijke factoren die bij het huwelijk betrokken zijn en veel meer afgaat op wat men werkelijk als een bewijs van een trouwe huwelijksverbintenis ziet. Niettemin zal een christen er zelfs daar oprecht moeite voor doen om alle mogelijkheden waarvan hij gebruik kan maken of die voor hem openstaan, te benutten ten einde de eerbaarheid van zijn verbintenis zodanig vast te stellen dat die boven elke twijfel verheven is.
39. Welk vertrouwen kunnen christenen hebben als zij er moeite voor doen het huwelijk eerbaar te houden?
39 Door de hier vermelde fundamentele beginselen in gedachten te houden, zal een christen de kwestie op een evenwichtige wijze kunnen benaderen, waarbij hij de bekrachtiging of wettiging die door de politieke staat wordt verschaft niet onderschat en ook niet overschat. Hij (of zij) zal Gods kijk op de verbintenis altijd van het grootste belang achten. Tevens dient men er alle mogelijke moeite voor te doen om een voortreffelijk voorbeeld van getrouwheid en toewijding jegens zijn of haar huwelijkspartner te geven, waardoor men het huwelijk „eerbaar onder allen” houdt. Een dergelijke handelwijze zal Gods zegen tot gevolg hebben en tot eer en lof strekken van de Insteller van het huwelijk, Jehovah God. — 1 Kor. 10:31-33.
[Voetnoten]
a Volgens de Romeinse wet was de „enige noodzakelijke voorwaarde voor het huwelijk” „de toestemming van de partijen”, zonder dat een voorafgaande vergunning, ceremonie of andere bekrachtiging noodzakelijk was (The New Schaff-Herzog Religious Encyclopedia, Deel VII, blz. 198, 199). Indien een man dus een vrouw ten huwelijk vroeg en zij hierin toestemde, was dit alles wat wettelijk vereist om een huwelijk van kracht te doen zijn.
b Zoals uit verwijswerken blijkt, eiste de Rooms-Katholieke Kerk uiteindelijk het exclusieve recht voor zichzelf op wetten met betrekking tot het huwelijk uit te vaardigen, waarbij ze haar eigen voorschriften en restricties kenbaar maakte en bepaalde dat de burgerlijke autoriteiten zich hierdoor moesten laten leiden. De protestantse hervormers vervielen grotendeels in het andere uiterste en legden het huwelijk bijna geheel in handen van de burgerlijke autoriteiten. In Engeland, Schotland en Ierland werd in 1653 de burgerlijke ceremonie ingevoerd ten einde de Kerk van wereldlijke aangelegenheden te verlossen. Een Franse wet van 1792 maakte de burgerlijke ceremonie voor alle burgers bindend op grond van het beginsel dat „de burger de Staat toebehoort, ongeacht zijn religie” (The New Schaff-Herzog Religious Encyclopedia, Deel VII, blz. 199, 200).