Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w78 1/3 blz. 31-32
  • Wat bedoelde de wijze man?

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Wat bedoelde de wijze man?
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1978
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Wees niet overmatig bezorgd over wat mensen zeggen
  • De toestand van de mensheid
  • Is hij een goed of een waarschuwend voorbeeld?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2011
  • Prediker, het boek
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • De wijze koning Salomo
    Wat is de boodschap van de Bijbel?
  • De wijsheid van Salomo
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1962
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1978
w78 1/3 blz. 31-32

Wat bedoelde de wijze man?

Wees niet overmatig bezorgd over wat mensen zeggen

Bij tijd en wijle vraagt iemand zich misschien af: Wat zeggen anderen over mij? Zouden ze mij echt mogen of niet? Als dit ons zo bezighoudt, moeten we daar toch voorzichtig mee zijn. De wijze man gaf de volgende raad: „Geef . . . uw hart niet aan alle woorden die de mensen zoal spreken, opdat gij uw knecht geen kwaad over u hoort afsmeken. Want uw eigen hart weet maar al te goed de vele malen zelfs dat gij, ja gij, kwaad over anderen hebt afgesmeekt.” — Pred. 7:21, 22.

Het is onverstandig zich overmatig bezorgd te maken over wat andere mensen zeggen of er te veel aandacht aan te schenken. Mensen zijn onvolmaakt en kunnen dus tegen anderen dingen over vrienden en kennissen zeggen die helemaal niet flatterend zijn. Salomo merkte op dat een knecht die zijn meester trouw moet zijn, geïrriteerd kan raken en kwaad over hem kan gaan afsmeken. Iemand kan dus gewoonweg niet elke opmerking serieus nemen en zich er overstuur door laten maken. Worden er daarentegen bijzonder grote complimenten gemaakt, dan kan dit de nadelige uitwerking hebben dat iemands trots erdoor wordt gevoed.

Indien uitspraken van andere mensen ons niet zo bevallen, is het daarom goed over onze eigen spraak na te denken. Zoals Salomo opmerkte, hebben wij zonder kwade bedoelingen zelf misschien vaak slechte dingen over anderen gezegd. Waarom zouden we ons dan helemaal van streek laten maken door opmerkingen van anderen te ernstig op te nemen? Waarom zouden we zelfs al te nieuwsgierig zijn naar wat er wordt gezegd? Indien wij datgene wat anderen zeggen, ongeacht of dit nu gunstig of ongunstig is, te ernstig opnemen, kan dit ons uit ons evenwicht brengen.

Salomo besefte dat hij, ondanks het uitgebreide onderzoek dat hij naar menselijke aangelegenheden had ingesteld, toch nog niet in staat was deze volledig te begrijpen. Hij constateerde: „Dit alles heb ik met wijsheid beproefd. Ik zei: ’Ik wil wijs worden.’ Maar ze was verre van mij” (Pred. 7:23). De beginselen die Salomo als gevolg van zijn uitgebreide onderzoek onder woorden bracht, waren beproefd. Hij gebruikte zijn wijsheid om hun waarde te bepalen en hij was ervan overtuigd dat deze beginselen juist en heilzaam waren. Hij was de ijdelheid en de leegte gaan inzien van een materialistische levenswijze, waarin de Schepper wordt genegeerd. En toch besefte Salomo dat hij de wijsheid, in absolute zin, nog lang niet in pacht had. Dit ondanks het feit dat hij werkelijk inzicht wilde verkrijgen, zoals blijkt uit de vastbesloten woorden: „Ik wil wijs worden.” Hoewel Salomo bijzonder begiftigd was met wijsheid, kon hij veel dingen toch niet doorgronden. Hij vervolgde: „Wat geworden is, is verweg en buitengewoon diep. Wie kan het doorgronden?” (Pred. 7:24) Salomo maakte deze opmerking klaarblijkelijk ten aanzien van Gods handelingen, werken en voornemens. — Vergelijk Romeinen 11:33, 34.

De toestand van de mensheid

De grootheid en ingewikkeldheid van Gods werken erkennend, richt Salomo zijn aandacht weer op menselijke aangelegenheden: „Ik voor mij wendde mij, ja, mijn hart deed dit, om wijsheid en de grond der dingen te weten en na te vorsen en te zoeken, en om te weten over de goddeloosheid van onverstand en de dwaasheid van waanzin; en ik ontdekte: Bitterder dan de dood vond ik de vrouw die zelf vangnetten is en wier hart sleepnetten is en wier handen boeien zijn. Men is goed voor het aangezicht van de ware God indien men aan haar ontkomt, maar men zondigt indien men door haar wordt gevangen.” — Pred. 7:25, 26.

Merk op dat een zorgvuldig, oprecht onderzoek Salomo ertoe bracht een slechte vrouw, een prostituée, uit te kiezen als een van de grootste gevaren waaraan een man zich kan blootstellen. Hij vergelijkt haar verlokkingen met „sleepnetten” en „boeien”. De man die door zo’n vrouw verstrikt is, kan iets ervaren wat bitterder is dan de dood: misschien doordat hij een walgelijke geslachtsziekte oploopt of doordat hij, als hij getrouwd is, zijn gezin te gronde richt. Maar wat nog belangrijker is, hij kan, door voor de verleidingen van een prostituée te zwichten, zijn verhouding tot Jehovah God in gevaar brengen.

Dat Salomo de verlokkingen van een slechte vrouw tot zo’n belangrijk punt maakt, wijst erop dat de vrouwen in die tijd waarschijnlijk over het algemeen van een zeer laag allooi waren. Buitenlandse invloed en het overhellen naar de Baäl-aanbidding, een vruchtbaarheidsreligie die Salomo later krachtig voorstond in een poging zijn buitenlandse vrouwen te behagen, kunnen hiervan de oorzaak zijn geweest (1 Kon. 11:3-8). Deze achtergrond kan enig licht werpen op wat Salomo vervolgens schreef: „Zie! Dit heb ik gevonden, . . . het een bij het ander genomen, om de slotsom te vinden, die mijn ziel voortdurend heeft gezocht, maar ik niet heb gevonden. Eén man uit duizend heb ik gevonden, maar een vrouw onder al dezen heb ik niet gevonden.” — Pred. 7:27, 28.

Salomo ging zich realiseren dat het moeilijk was een rechtschapen man te vinden. Er was er misschien maar één op de duizend. Maar Salomo besloot met te zeggen, op grond van zijn eigen ervaring met talloze echtgenotes en concubines en het waarnemen van andere vrouwen, dat een ideale vrouw in die tijd zelfs nog zeldzamer was. Dit betekent niet dat er geen voortreffelijke vrouwen bestonden maar dat er in het geheel genomen weinig voorbeeldige vrouwen waren. De man die een goede vrouw gevonden had, was zeer zeker gezegend. Het boek Spreuken zegt terecht: „Een bekwame vrouw, wie kan haar vinden? Haar waarde gaat die van koralen ver te boven” (Spr. 31:10). „Heeft men een goede vrouw gevonden? Men heeft iets goeds gevonden.” — Spr. 18:22.

Dat rechtschapen mannen en vrouwen moeilijk te vinden waren, is echter niet aan God te wijten. Salomo erkende dan ook: „De ware God [heeft] de mensheid oprecht . . . gemaakt, maar zijzelf hebben veel plannen bedacht” (Pred. 7:29). In plaats van vast te houden aan Gods rechtvaardige maatstaven hebben de meeste mannen en vrouwen willens en wetens verkozen hun eigen methoden, plannen, middelen en gewoonten na te volgen — tot hun eigen nadeel.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen