Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w78 1/8 blz. 13-15
  • Gods naam en die van u

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Gods naam en die van u
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1978
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • ZIJN NAAM — EN ONZE NAAM
  • Waarom wij Gods naam moeten kennen
    De Goddelijke Naam die eeuwig zal blijven bestaan
  • Gods naam
    Ontwaakt! 2017
  • Wat is Gods naam?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk (publieksuitgave) 2019
  • Eer Jehovah’s grote naam
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2013
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1978
w78 1/8 blz. 13-15

Gods naam en die van u

TERECHT hebt u belangstelling voor uw naam en is deze belangrijk voor u. Wanneer u hem hoort noemen, spitst u uw oren. Maar of uw voornaam nu Otto, Nancy, Carlos of nog anders luidt, uw „naam” kan ook een aanduiding zijn van uw reputatie. Van dit standpunt uit bezien heeft uw naam betrekking op u als persoon en wat u hebt bewezen te zijn.

Waarschijnlijk zullen uw vrienden u niet bij uw familienaam maar bij uw voornaam noemen. En u voelt u het gelukkigst wanneer zij u als iemand met ’een goede naam’ beschouwen (Spr. 22:1). Wij hebben er allen redenen voor bezorgd te zijn voor onze naam.

Indien dit met betrekking tot mensen waar is, is het beslist zelfs nog meer waar met betrekking tot de Schepper van het universum. Hij heeft het verkozen zich aan mensen te openbaren als iemand met een persoonlijke, betekenisvolle naam die hem als de Vervuller van zijn voornemens en beloften identificeert. Terecht kon God derhalve naar zijn naam Jehovah verwijzen als de „gedachtenis” aan hem (Ex. 3:14, 15; Hos. 12:5; Ps. 135:13). Die naam houdt verband met alles wat hij heeft gedaan en zich alsnog voorneemt te doen.

Dienen wij Gods naam derhalve niet te gebruiken en te waarderen? En kent God ons bovendien bij name — zowel bij onze persoonlijke naam als bij onze „naam” met betrekking tot een goedgekeurde positie voor zijn aangezicht?

De neiging die onder de meeste religieuze leiders bestaat en zelfs in veel bijbelvertalingen op de voorgrond treedt, om Gods kenmerkende naam te negeren of van weinig belang te achten, leidt ertoe dat mensen worden verhinderd zo’n positie voor zijn aangezicht in te nemen. Dr. W. Lowrie schreef in de Anglicaanse Theological Review over het weglaten van de goddelijke naam uit sommige bijbels:

„In menselijke verhoudingen is het erg belangrijk de eigennaam, de persoonlijke naam, te kennen van iemand die wij liefhebben, tot wie wij spreken of zelfs over wie wij spreken. In de verhouding van de mens tot God is dit eveneens het geval. Iemand die God niet bij name kent, kent hem in werkelijkheid niet als een persoon; hij kent hem niet goed genoeg om hem aan te spreken (wat met het gebed wordt bedoeld), en hij kan hem ook niet liefhebben als hij hem slechts als een onpersoonlijke kracht kent.”

Die schrijver dacht vooral aan het feit dat de goddelijke naam in een recente bijbelvertaling slechts viermaal voorkomt. Ja, hoewel veel geestelijken hun kudde hebben leren bidden: „Uw naam worde geheiligd”, hebben zij er niet de leiding in genomen die naam te gebruiken of erop aan te dringen dat die naam in bijbelvertalingen werd opgenomen. — Luk. 11:2, Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap.

Beschouw als voorbeeld eens de Engelse Common Bible (1973), die voor gebruik door zowel protestanten als rooms-katholieken is goedgekeurd. In het voorwoord wordt nadrukkelijk gezegd dat hierin niet het voorbeeld is gevolgd van de American Standard Version (1901), waarin Gods naam duizenden malen is gebruikt. Waarom is men van het gebruik van die naam afgestapt? Een van de genoemde redenen had betrekking op de verschillende zienswijzen ten aanzien van de uitspraak. De volgende was: „Het gebruik van een eigennaam voor de ene en enige God, alsof er andere goden zouden zijn van wie Hij onderscheiden zou moeten worden, werd vóór het christelijke tijdperk in het judaïsme verlaten en is in het geheel niet passend voor het universele geloof van de christelijke Kerk.” — Blz. vii.a

Zoals wij echter hebben gezien, stapelen de bewijzen zich op dat zowel joden omstreeks de tijd van Christus als de vroege christenen de goddelijke naam wel gebruikten. En als de God des hemels zelf zegt dat hij bij zijn „gedachtenis”-naam bekend wil zijn, dienen wij zijn beslissing dan niet te accepteren?

ZIJN NAAM — EN ONZE NAAM

Er is echter veel bij onze kennis van Gods naam betrokken. Het gaat er niet slechts om dat wij ons ervan bewust zijn dat de persoonlijke naam van de Schepper „Jehovah” is — of een variant daarvan. Wij moeten ook de Persoon kennen die met de naam wordt aangeduid — zijn voornemens, activiteiten, eigenschappen en wat zijn vereisten zijn, zoals die in de bijbel worden geopenbaard (Neh. 9:10; 1 Kon. 8:41-43). Toen Jezus zei: „Ik heb . . . uw naam bekendgemaakt”, bedoelde hij dan ook meer dan alleen maar dat hij die naam gebruikte (Joh. 17:26). Christus deed dit beslist wanneer hij hardop uit de Hebreeuwse Geschriften voorlas welke Gods naam bevatten. Maar bovendien maakte Jezus de voornemens bekend welke met die naam verband hielden en trachtte hij die voornemens te bevorderen. Degenen die van Jezus leerden, gingen Jehovah beter waarderen, aangezien zij er nu zekerder van waren dat Gods „eeuwige voornemen” in vervulling zal gaan. — Joh. 14:10; 6:38; Ef. 3:11.

Als wij Jehovah in die betekenis leren kennen, zullen wij ook door hem gekend worden (Joh. 17:3). Hij zal ons met goedkeuring erkennen; wij zullen een goede naam bij hem hebben (Pred. 7:1). Wanneer wij dus God en zijn naam kennen, kan dit ertoe leiden dat hij onze naam kent en ons erkent. Maleachi 3:16 illustreert dit:

„In die tijd spraken degenen die Jehovah vreesden met elkaar, elkeen met zijn metgezel, en Jehovah bleef aandacht schenken en luisteren. En er werd voorts een gedenkboek voor zijn aangezicht geschreven voor degenen die Jehovah vrezen en voor degenen die aan zijn naam denken.”

Gods naam en uw naam dienen dus beslist van belang te zijn. Wij moeten er belangstelling voor hebben die naam te kennen, te gebruiken en te eren. Dit houdt voor ons in dat wij op een wijze moeten leven die overeenstemt met de voornemens waaraan zijn naam is verbonden.

Maleachi vermeldde bijvoorbeeld dat ’personen die Jehovah vreesden’ met elkaar spraken. Zij kozen als geregelde metgezellen dus personen die er ook belangstelling voor hadden Gods naam te verheerlijken. Wij kunnen onszelf afvragen: ’Houd ik er bij het uitkiezen van mijn metgezellen rekening mee of zij personen zijn die Jehovah kennen en die met zijn voornemens samenwerken? Oefent mijn verlangen om God te kennen en door hem gekend te worden zelfs op zulke facetten van mijn dagelijkse leven invloed uit?’

En als wij in de dagelijkse omgang op ons werk, in onze omgeving, op school — personen ontmoeten die Jehovah niet kennen, benutten wij dan waakzaam passende gelegenheden om over Hem te spreken? Zijn wij er bovenal ijverig in ’Gods naam bekend te maken’ door volledig deel te nemen aan het grootse werk dat Jezus voor onze tijd profeteerde toen hij zei: „Dit goede nieuws van [Gods] koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën”? (Joh. 17:6, 26; Matth. 24:14) Wanneer wij dit met blijdschap doen, blijkt hieruit dat de naam Jehovah voor ons niet slechts een uit letters bestaande naam in een boek is. Deze naam maakt deel uit van ons leven.

Het volgende artikel, „Gods naam worde geheiligd”, handelt over andere voortreffelijke manieren waarop wij er blijk van kunnen geven dat wij Gods naam kennen en graag willen dat hij ons bij name kent.

Wanneer wij in een goede verhouding tot Jehovah staan, hem als een werkelijke Persoon kennen en zijn naam aan anderen bekendmaken, zal dit tot gevolg hebben dat hij ons in gedachten houdt, hetgeen ons tot blijvend voordeel strekt. Zoals Maleachi zei, zal het zijn alsof Hij onze naam in „een gedenkboek” heeft geschreven, met eeuwig leven als beloning. — Joh. 17:3.

[Voetnoten]

a Ook in de Nederlandse protestantse bijbelvertalingen komt men de naam Jehovah zelden tegen. Hooguit in voetnoten wordt toegegeven dat Gods eigenlijke naam Jehovah is, zoals in de voetnoot bij Genesis 2:4 in de in 1898 uitgegeven Pieter-Keuruitgave van de Statenvertaling, waar wij lezen: „Onthoud dit eens voor al: waar gij voortaan het woord HEERE met grote letters geschreven vindt, dat aldaar in het Hebreeuwsch het woord JEHOVAH, of korter JAH staat.”

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen