Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w78 15/8 blz. 11-15
  • Waar zijn die verzen gebleven?

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Waar zijn die verzen gebleven?
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1978
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • HANDSCHRIFTEN AFSCHRIJVEN
  • DE TEKST ZUIVEREN
  • ENKELE „ONTBREKENDE” VERZEN
  • DE BIJBEL VERTROUWEN
  • Studie nummer 6 — De christelijke Griekse tekst van de Heilige Schrift
    „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig”
  • De tekst van de christelijke Geschriften — Hoe nauwkeurig?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1977
  • Basis voor de Nieuwe-Wereldvertaling
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1971
  • Hoe betrouwbaar is onze bijbeltekst?
    Ontwaakt! 1972
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1978
w78 15/8 blz. 11-15

Waar zijn die verzen gebleven?

Een dame schreef onlangs aan het Wachttorengenootschap in de Verenigde Staten:

„Mijne Heren,

Bij het bestuderen van de bijbel kwam ik enkele verzen tegen die zijn weggelaten maar die wel in de King-Jamesvertaling voorkomen, zoals Matthéüs 18:11; 23:14; Lukas 17:36. Niemand aan wie ik het vroeg, kon uitleggen waarom ze ontbreken. Zou u dit voor mij kunnen ophelderen?

Hoogachtend, L.G.”

Bent u het niet met ons eens dat deze vraag terecht gesteld mag worden? Het boek Openbaring waarschuwt: „Indien iemand iets afneemt van de woorden van de boekrol van deze profetie, zal God zijn deel afnemen van de bomen des levens.” Ja, het is een ernstige zaak om iets wat echt een deel van de bijbel is, weg te laten (Openb. 22:19). Is dit echter gebeurd? Laten wij eens zien.

In de Engelse bijbelvertaling die deze dame gebruikte, ontbraken enkele verzen, maar om welke vertaling ging het? Het kan een recente vertaling zijn geweest. Deze verzen worden bijvoorbeeld niet aangetroffen in de Common Bible (een oecumenische uitgave voor katholieken en protestanten), The New English Bible, de New World Translation, die door Jehovah’s Getuigen wordt gebruikt, en de katholieke Jerusalem Bible, om slechts enkele Engelse vertalingen te noemen. In veel moderne Nederlandse vertalingen, zoals de Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap en het Nieuwe Testament in de omgangstaal, staan de desbetreffende teksten tussen teksthaken, terwijl ze in de Leidse Vertaling en de Vertaling door prof. Brouwer helemaal zijn weggelaten.

Weet u waarom deze verzen zijn weggelaten of tussen teksthaken staan? U vraagt u misschien af: ’Ontbreekt er iets in mijn bijbel?’

In één woord luidt het antwoord Neen. Deze verzen horen in werkelijkheid niet in de bijbel thuis, ook al staan ze in veel oudere vertalingen. Sommige mensen zullen misschien geschokt zijn te vernemen dat bepaalde woorden, zinsdelen en zelfs hele verzen die in alom gebruikte bijbelvertalingen voorkomen, niet authentiek zijn. Een verklaring hiervoor is daarom wel op zijn plaats.

Laten wij u van meet af aan de verzekering geven dat er overvloedig veel bewijzen zijn die aantonen dat de tekst van de bijbel betrouwbaar is. Hij is bijvoorbeeld veel betrouwbaarder en nauwkeuriger dan aanvaarde geschriften van Tácitus, Thucydides of Heródotus.

Het bewijs bestaat in vele duizenden oude Griekse handschriften aan de hand waarvan bewezen kan worden dat de fundamentele tekst van uw bijbel precies overeenkomt met wat er oorspronkelijk werd geschreven. De oudste van deze handschriften verschaffen ook de deugdelijke reden voor de weglating van bepaalde woorden, uitdrukkingen en verzen uit recentere vertalingen. Het is bijzonder interessant die reden aan een onderzoek te onderwerpen.

HANDSCHRIFTEN AFSCHRIJVEN

Zoals u misschien zult weten, zijn de oorspronkelijke exemplaren van de „Nieuwtestamentische” boeken (de christelijke Griekse Geschriften) thans niet meer voorhanden, zodat vertalers hier geen gebruik van kunnen maken. Niemand heeft een bijbelboek ontdekt dat de apostelen Paulus, Johannes of andere bijbelschrijvers als het ware hebben ondertekend. Toch is men er klaarblijkelijk kort nadat de oorspronkelijke boeken werden geschreven, mee begonnen afschriften te maken, opdat deze door de vroege christenen gebruikt konden worden.

De afschrijvers zagen er over het algemeen met de grootste zorg op toe dat hun werk precies met het origineel overeenkwam. Veel correctors leggen thans een overeenkomstige nauwkeurigheid aan de dag. Toch zal het u waarschijnlijk zijn opgevallen dat er in hedendaagse kranten en boeken typografische fouten voorkomen, zoals een onjuiste spelling van een woord, een weglating of een herhaling van een regel. Als zulke kleine drukfouten ondanks onze huidige technische vooruitgang voorkomen, zult u kunnen begrijpen dat ze zich konden voordoen toen hele bijbelboeken met de hand werden afgeschreven. De latere afschriften, die het verst van het origineel verwijderd waren, zouden gewoonlijk meer fouten hebben.

Beschouw eens hoe dit in zijn werk zou kunnen gaan. Een afschrijver die erg bekend was met het Evangelie van Matthéüs, zou bij het afschrijven van het Evangelie van Markus of Lukas, geneigd kunnen zijn de bewoordingen te gebruiken die hij zo goed van Matthéüs kende. Of hij zou kunnen opmerken dat een zin die Matthéüs gebruikte, niet in het parallelle verslag van Markus of Lukas voorkwam. Hij zou de zin derhalve in de kantlijn kunnen toevoegen. Een latere afschrijver zou die zin echter in de eigenlijke tekst van Markus of Lukas kunnen plaatsen, in de mening verkerend dat hij daar oorspronkelijk had gestaan, aangezien de verslagen daardoor nauwkeuriger met elkaar zouden overeenstemmen. In Lukas’ verslag van het Onze Vader zijn in sommige handschriften bijvoorbeeld de volgende woorden toegevoegd: „Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde.” Toch geeft het bewijsmateriaal in zijn geheel genomen te kennen dat dit gedeelte uit Matthéüs’ verslag is overgenomen, zodat moderne bijbelvertalingen het in Lukas 11:2 weglaten (Matth. 6:10). Zoals u kunt zien, leidden zulke oprecht bedoelde harmoniseringen door afschrijvers er gemakkelijk toe dat er materiaal werd toe gevoegd.

Laten wij nu eens onze aandacht vestigen op de 16de eeuw, vlak voordat enkele van de meer algemeen bekende Engelse vertalingen en ook de Nederlandse Statenvertaling werden vervaardigd. Als gevolg van de uitvinding van het drukken met losse letters werd het mogelijk boeken goedkoper en in een grotere oplage te drukken, terwijl ook de belangstelling voor de bijbel hierdoor gestimuleerd werd. Geleerden waren er niet langer tevreden mee de Schrift alleen in de Latijnse vertalingen te hebben, die lange tijd in de roomse Kerk waren gebruikt, maar begonnen te roepen om exemplaren in het Grieks, de taal waarin het „Nieuwe Testament” werd geschreven. In 1515 zond een Zwitserse drukker, die aanvoelde dat hier geld te verdienen viel, bericht naar Desiderius Erasmus, een vooraanstaande Nederlandse geleerde, en verzocht hem in allerijl een uitgave van het „Nieuwe Testament” in het Grieks in gereedheid te brengen, opdat deze gedrukt kon worden.

In Herbert Dennetts Graphic Guide to Modern Versions of the New Testament wordt uitgelegd wat er gebeurde:

„De taak werd echter op korte termijn aangegaan en in haast uitgevoerd. Erasmus gebruikte slechts zes handschriften, waarvan er maar één tamelijk oud en betrouwbaar was. Geen van zijn handschriften bevatte het gehele Nieuwe Testament, en enkele verzen die in geen van de handschriften voorkwamen werden in werkelijkheid door Erasmus vanuit het Latijn in het Grieks terugvertaald. Deze gepubliceerde tekst werd later aan de hand van nog een paar handschriften herzien, maar het resultaat oefende slechts weinig invloed uit op het werk.” — Blz. 119.

Maar waarom zou u speciaal geïnteresseerd moeten zijn in deze schijnbaar bijkomstige details over datgene wat geleerden vroeger hebben gedaan? Van welk belang is het voor ons dat Erasmus’ tekst van 1516 ’voornamelijk op twee inferieure twaalfde-eeuwse handschriften’ was gebaseerd, zoals een professor dit onlangs stelde?

Dit is zo belangrijk omdat Erasmus’ Griekse tekst in wezen rechtstreeks heeft geleid tot de textus receptus (de „algemeen aanvaarde tekst”), die in Engelse vertalingen, met inbegrip van de King James Version (Authorized Version), als grondtekst is gebruikt. Sir Frederic Kenyon merkte echter het volgende over deze „algemeen aanvaarde tekst” op:

„Het resultaat is dat de tekst die in de zestiende en zeventiende eeuw werd aanvaard — waaraan wij hebben vastgehouden omdat wij ons er van nature tegen verzetten de woorden te veranderen die ons als de woorden van het Woord Gods zijn geleerd — in werkelijkheid vol staat met onnauwkeurigheden die in veel gevallen met absolute zekerheid gecorrigeerd kunnen worden aan de hand van de veel uitgebreidere inlichtingen die ons thans ter beschikking staan.” — Our Bible and the Ancient Manuscripts, blz. 162.

DE TEKST ZUIVEREN

In de 16de eeuw beschikte Erasmus slechts over enkele jonge Griekse handschriften waarmee hij kon werken. In de 19de en 20ste eeuw was er echter een geheel andere situatie ontstaan. Gedurende deze periode heeft men duizenden oude Griekse handschriften en fragmenten ontdekt. Tegen 1973 was het totale aantal bekende Griekse handschriften tot 5338 opgelopen, en er blijven er nog steeds meer verschijnen. Enkele belangrijke bijbelhandschriften in het Grieks, zoals de Codex Sinaïticus en de Codex Vaticanus, gaan tot de 4de eeuw terug. Sommige zijn nog veel ouder. Zo dateert een fragment van Johannes’ Evangelie uit omstreeks 125 G.T.

Toen de oude Griekse handschriften niet meer druppelsgewijs maar in groten getale begonnen te verschijnen, waren geleerden in de gelegenheid ze kritisch te vergelijken. Deze tekstkritiek moet niet verward worden met „hogere kritiek”, die er gemakkelijk toe leidt dat het respect voor de bijbel als het Woord van God afneemt. Tekstkritiek omvat een zorgvuldige vergelijking van alle bekende handschriften van de bijbel ten einde de werkelijke of oorspronkelijke lezing vast te stellen en eventuele toevoegingen uit te schiften.

Stel u, als u wilt begrijpen hoe dit in zijn werk gaat, eens voor wat er zou gebeuren als u 200 personen zou vragen een eigenhandig geschreven afschrift te maken van een met de hand geschreven manuscript. De meesten van hen zouden fouten maken, sommigen kleine foutjes en anderen grotere fouten. Zij zouden echter niet allen dezelfde fouten maken. Indien een oplettend persoon nu alle 200 exemplaren zou nemen en ze met elkaar zou vergelijken, zou hij de fouten kunnen opsporen. Een vergissing in één of twee handschriften zou als zodanig aan het licht treden omdat deze afwijking niet voorkomt in de andere 198 handschriften, die de tekst op een juiste wijze weergeven. Door hier moeite voor te doen, zou hij dus een juiste tekst van het origineel kunnen samenstellen, ook al heeft hij dit origineel nooit gezien.

Hoewel anderen reeds eerder aan een dergelijke zuivering van de tekst van het „Nieuwe Testament” hadden gewerkt, hebben twee geleerden van Cambridge, B. F. Westcott en F. J. A. Hort, aan het einde van de 19de eeuw een gezuiverde tekst verschaft die op grote schaal werd erkend. Ze werd in 1881 gepubliceerd. Toch zei een hoogleraar onlangs:

„Westcott en Hort hebben hun werk zo grondig en met zo’n uitzonderlijke bekwaamheid verricht, dat tekstueel werk dat sindsdien is verricht, alleen maar een reactie op of een aanvulling van hun werk is. . . . Het is veelbetekenend dat zelfs degenen die geneigd waren het met Westcott en Horts [methode] oneens te zijn, Griekse teksten publiceerden die erg weinig van de hunne verschilden.” — Christianity Today, 22 juni 1973, blz. 8.

Deze door Westcott en Hort gezuiverde tekst is als grondtekst voor verscheidene vertalingen gebruikt, met inbegrip van de Nieuwe-Wereldvertaling.

ENKELE „ONTBREKENDE” VERZEN

Met het bovenstaande als achtergrondinformatie zijn wij beter in staat enkele van de verzen te beschouwen waarvan men op het eerste gezicht zou menen dat ze ten onrechte uit recente bijbelvertalingen zijn weggelaten.

Wij hebben al eerder opgemerkt dat een afschrijver een uit een ander bijbelgedeelte afkomstige zin of bijbeltekst aan het verslag dat hij afschreef, kan hebben toegevoegd. U kunt dit in Markus 9:43-48 gemakkelijk opmerken. In veel nieuwe vertalingen worden 9 de verzen 44 en 46 weggelaten, hetgeen soms is aangegeven door een streepje, dat is toegevoegd om de weglating aan te duiden, zoals in de Nieuwe-Wereldvertaling. De tekst van die twee verzen luidt: „Waar hun made niet sterft en het vuur niet wordt uitgedoofd”, precies zoals in 9 vers 48. Hoewel de verzen in enkele Griekse handschriften voorkomen, ontbreken ze in een aantal oudere gezaghebbende handschriften. Alles schijnt erop te wijzen dat een of meer afschrijvers 9 vers 48 alleen maar hebben herhaald, misschien zelfs per ongeluk. Door 9 de verzen 44 en 46 uit een moderne bijbelvertaling weg te laten, wordt dus in geen enkel opzicht iets uit Gods Woord weggelaten, aangezien dezelfde zin in 9 vers 48 van hetzelfde verslag voorkomt. Wat wordt er echter tot stand gebracht door de twee twijfelachtige verzen weg te laten? Het verslag wordt gezuiverd en weergegeven zoals Markus het onder inspiratie heeft opgetekend.

In andere gevallen zijn de „ontbrekende verzen” klaarblijkelijk uit andere bijbelboeken afkomstig. Sommige uitgaven van de bijbel helpen de lezer dit te zien, door de tekst van het weggelaten vers in een voetnoot af te drukken, zoals in bepaalde uitgaven in grote druk van de Nieuwe-Wereldvertaling (Engels) is gedaan. Hebt u dit hulpmiddel niet, dan kunt u uw moderne bijbelvertaling met de Statenvertaling of een overeenkomstige oude vertaling vergelijken. Door zo’n vergelijking te maken, kunt u voor uzelf vaststellen dat wat is weggelaten misschien alleen maar een vers is dat een herhaling vormt van wat op een andere plaats of in een ander boek wordt gezegd.a Merk bijvoorbeeld Romeinen 16:24 op en vergelijk deze tekst met 16 vers 20 en de slotpassages in bijna alle boeken die door de apostel Paulus zijn geschreven. U zult opmerken dat sommige afschrijvers in Romeinen 16:24 klaarblijkelijk een slotzin hebben toegevoegd, zoals Paulus in bijna al zijn boeken heeft gebruikt.b

De meest controversiële passage die niet voorkomt in recente vertalingen welke zich getrouw aan het bewijsmateriaal van de oude handschriften houden, is waarschijnlijk wel een gedeelte van 1 Johannes 5:7. In het verleden heeft men zich vaak op deze tekst beroepen om de onschriftuurlijke Drieëenheidsleer te ondersteunen. De Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap met verklarende kanttekeningen (Baarn, 1957), zegt over deze onechte passage:

„Het tussen // geplaatste is het zgn. comma Johanneum, dat in oudere Gr. hss niet voorkomt. Uit Spanje of N. Afrika afkomstig, is het allengs in verschillende bijbelvertalingen opgenomen; klaarblijkelijk om het leerstuk der Drieëenheid te schragen; maar het is duidelijk een invoeging. Verscheidene a.v. laten het dan ook geheel weg, wat o.i. de voorkeur verdient.”

Ten slotte kunnen wij nog melding maken van enkele langere bijbelgedeelten, waarvan de echtheid volgens de geleerden niet overtuigd uit de handschriften bewezen kan worden. Het besluit van het boek Markus, vanaf 16 vers 9, behoort hiertoe. Nog zo’n voorbeeld is Johannes 7:53–8:11, over de op overspel betrapte vrouw die naar Jezus toe kwam. Dit verslag verscheen voor het eerst in enkele Oudlatijnse vertalingen, terwijl het in latere Griekse handschriften op drie andere plaatsen in de Evangeliën voorkomt. Deze twee gedeelten kan men in veel vertalingen aantreffen, maar dan afgescheiden van de tekst zelf, doordat ze tussen teksthaken zijn geplaatst of in een kleiner lettertype zijn afgedrukt.

DE BIJBEL VERTROUWEN

Deze beschouwing van enkele op zichzelf staande verzen die duidelijk geen deel van de geïnspireerde bijbel uitmaken, dient niemand met twijfel te vervullen over de authenticiteit van Gods Woord. In plaats dat het vertrouwen in de Schrift hierdoor ondermijnd zou worden, wordt het feit dat God zijn Woord in een opmerkelijk zuivere toestand heeft bewaard, er juist door beklemtoond.

Na zijn grondige onderzoek kwam de geleerde F. J. A. Hort tot de volgende conclusie:

„Het is derhalve niet overbodig uitdrukkelijk te verklaren dat het overgrote deel van de woorden van het Nieuwe Testament boven alle schiftingsprocessen van de kritiek verheven is, omdat het geen varianten bevat en slechts afgeschreven behoeft te worden. . . . Het gehele terrein van variaties tussen lezingen die ooit in gedrukte teksten zijn verschenen of er vermoedelijk ooit in zullen verschijnen, is betrekkelijk klein; en het is grotendeels alleen maar te wijten aan verschillen tussen de vroege onkritische uitgaven en de teksten die binnen de afgelopen halve eeuw zijn gevormd met behulp van het onschatbare documentaire bewijsmateriaal dat in de laatste tijd aan het licht is gebracht.”

Hij voegde hieraan toe:

„In de verscheidenheid en volledigheid van het bewijsmateriaal waarop de tekst van het Nieuwe Testament is gebaseerd, staat deze absoluut en weergaloos alleen onder de oude prozageschriften.”

Sir Frederic Kenyon was het hier volledig mee eens en verklaarde:

„Het is ten slotte geruststellend te bemerken dat al deze ontdekkingen en studies er in het algemeen alleen maar toe hebben geleid de bewijzen voor de authenticiteit van de Schrift te versterken en ons de krachtige overtuiging te geven dat wij het echte Woord van God in werkelijk ongeschonden staat in handen hebben.”

[Voetnoten]

a Vergelijk Matth. 18:11—Luk. 19:10; Matth. 23:14—Mark. 12:40—Luk. 20:47; Mark. 7:16—Mark. 4:9, 23—Luk. 8:8; Mark. 11:26—Matth. 6:14; Mark. 15:28—Luk. 22:37; Luk. 17:36—Matth. 24:40; Luk. 23:17—Matth. 27:15—Mark. 15:6.

b 1 Kor. 16:23; 2 Kor. 13:14; Fil. 4:23; 1 Thess. 5:28; 2 Thess. 3:18.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen