Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w79 1/7 blz. 25-30
  • Hoe Jehovah zijn volk leidt

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Hoe Jehovah zijn volk leidt
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1979
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • LEIDING TEN AANZIEN VAN KONINKRIJKSWAARHEDEN
  • WAARHEDEN OVER DE HEIDENEN
  • LEIDING IN ONZE TIJD
  • Jehovah, de God van progressieve openbaring
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1964
  • ’Licht is er opgegaan voor de rechtvaardigen’
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1982
  • Hoe door God uitverkoren en geleid
    Jehovah’s Getuigen — Verkondigers van Gods koninkrijk
  • ’O God, zend uw licht uit’
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2000
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1979
w79 1/7 blz. 25-30

Hoe Jehovah zijn volk leidt

„Want deze God is onze God tot onbepaalde tijd, ja, voor eeuwig. Hijzelf zal ons leiden totdat wij sterven.” — Ps. 48:14.

1. Hoe toont de bijbel aan dat Jehovah degenen die hem liefhebben, leidt?

DOOR alle eeuwen heen heeft Jehovah degenen die hem liefhebben en willen dienen, geleid. De psalmist was een van hen, want hij vroeg aan God: „Zend uw licht en uw waarheid uit. Mogen die mij geleiden” (Ps. 43:3). De profeet Daniël wist dat „er een God in de hemel [bestaat] die een Onthuller van geheimen is” en voorzei dat in onze tijd, deze „tijd van het einde”, „de ware kennis . . . overvloedig [zou] worden” (Dan. 2:28; 12:4). Ook Jesaja profeteerde dat de ware aanbidding in „het laatst der dagen . . . stevig bevestigd [zou] worden” en dat Jehovah zijn volk zou leiden: „Hij zal ons onderrichten omtrent zijn wegen, en wij zullen stellig zijn paden bewandelen.” Thans wordt dan ook de uitnodiging tot mensen gericht: „Komt en laten wij in het licht van Jehovah wandelen.” — Jes. 2:2-5.

2. Wat neemt Jehovah in aanmerking wanneer hij zijn volk in zijn waarheden leidt?

2 Hoe leidt Jehovah zijn volk eigenlijk in zijn waarheden? Allereerst houdt hij er rekening mee dat hij de mens met een vrije wil heeft geschapen. De apostel Paulus merkte bijvoorbeeld op dat Filémon een „vrije wil” had (Filem. 14). Aangezien God deze vrije wil heeft geschapen, heft hij deze niet op door mensen ertoe te dwingen zijn waarheden te geloven of — net als robots — op een bepaalde wijze te handelen. Gedurende dit christelijke tijdperk dwingt hij daarom ook niet maar doet liefdevol een beroep op rechtgeaarde mensen om zich met zijn goedgekeurde organisatie te verbinden, waarna hij hen door middel van heilige geest, zijn geïnspireerde Woord en zijn waarheid-verbreidende organisatie op aarde, teder leidt.

3. Wat moeten wij vooral in gedachte houden met betrekking tot de wijze waarop Jehovah zijn volk leidt?

3 Ook moet in verband met de wijze waarop God zijn volk leidt in aanmerking worden genomen dat God op zíjn tijd en op zíjn wijze inzicht in zijn waarheden geeft (Dan. 12:9). Bovendien leidt Jehovah zijn volk op progressieve wijze in de waarheid. Als de Schepper van de menselijke geest, weet Jehovah dat te weinig geestelijk ’voedsel’ de geest niet op juiste wijze zal versterken, maar dat te veel tegelijk, meer kan zijn dan mensen kunnen verwerken. In Johannes 16:12 zei Jezus tot zijn getrouwe apostelen: „Nog vele dingen heb ik u te zeggen, maar gij kunt ze op het ogenblik niet dragen.” Bij wijze van illustratie: Als iemand gedurende een lange tijd in een donkere kamer opgesloten is geweest, is het het beste wanneer hij langzamerhand aan licht gaat wennen. Wordt iemand te snel aan te veel licht blootgesteld, dan kan dit te overrompelend en misschien zelfs schadelijk zijn. Dit geldt ook voor de behoefte aan progressieve verlichting met Gods waarheden. Dit stemt overeen met wat de wijze man zegt: „Het pad van de rechtvaardigen is als het glanzende licht, dat steeds helderder wordt tot de dag stevig bevestigd is.” — Spr. 4:18.

4. (a) Wat gaf Jezus te kennen met betrekking tot de noodzaak van progressieve verduidelijking van de waarheid? (b) Waartoe moeten Jehovah’s dienstknechten bereid zijn, aangezien Zijn waarheden geleidelijk aan duidelijker worden?

4 Jezus wist heel goed dat het Jehovah’s weg was zijn waarheden op progressieve wijze duidelijk te maken. Hij zei tot zijn apostelen dat Gods heilige geest hen later in alle waarheid zou leiden (Joh. 16:12, 13). En aangezien voorheen vastgestelde waarheden stap voor stap opgehelderd zouden worden, zou dit voor Gods dienstknechten met zich meebrengen dat zij hun zienswijze ten aanzien van verscheidene schriftuurlijke kwesties met het verstrijken van de tijd zouden moeten corrigeren en herzien.

LEIDING TEN AANZIEN VAN KONINKRIJKSWAARHEDEN

5, 6. Waaruit blijkt dat Jezus’ discipelen onjuiste zienswijzen hadden met betrekking tot Gods koninkrijk?

5 Toen Jehovah de eerste-eeuwse christenen leidde, maakte hij de waarheden betreffende zijn voornemen niet allemaal tegelijk bekend. Beschouw bijvoorbeeld eens de belangrijkste leerstelling van de bijbel, Gods koninkrijk. Jezus leerde zijn volgelingen bidden: „Uw koninkrijk kome” (Matth. 6:10). Hij zei met klem: „Blijft dan eerst het koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid zoeken” (Matth. 6:33). Maar begrepen zijn volgelingen in de tijd dat hij op aarde was alle details over de Koninkrijksheerschappij? Konden zij een nauwkeurig antwoord geven op vragen als: Wat is Gods koninkrijk? Wie zullen erin regeren en hoevelen zullen dit zijn? Wanneer zal het komen? Wat zal het voor de aarde en voor de mensen doen?

6 Dat degenen die met Jezus spraken, al deze kennis niet bezaten, blijkt uit de vraag die zij hem na zijn opstanding stelden: „Heer, herstelt gij in deze tijd het koninkrijk voor Israël?” (Hand. 1:6) In plaats van hier antwoord op te geven, door hun elk aspect van de Koninkrijksheerschappij te vertellen, verklaarde Jezus: „Het komt u niet toe kennis te verkrijgen van de tijden of tijdperken die de Vader in zijn eigen rechtsmacht heeft gesteld” (Hand. 1:7). Waarom behandelde Jezus de kwestie op deze wijze? Omdat de discipelen er diepgewortelde maar verkeerde ideeën over het Koninkrijk op na hielden. Zij geloofden dat het Koninkrijk een aardse regering zou zijn die de Romeinse heerschappij omver zou werpen. De waarheid was evenwel dat het Koninkrijk hemels zou zijn en dat degenen die werden uitgekozen om met Christus te regeren, van de aarde genomen zouden worden om naar de hemel te gaan (Openb. 5:9, 10; 14:3; 20:4). Verder toonde hun vraag aan dat zij verwachtten dat het Koninkrijk onmiddellijk opgericht zou worden. Dat was echter niet het geval; in plaats daarvan zouden er vele eeuwen verstrijken.

7. (a) Hoe was Jezus’ houding jegens die discipelen, ondanks hun verkeerde ideeën over het Koninkrijk? (b) Begrijpen wij alles over de heerschappij van Gods koninkrijk?

7 Hoewel Jezus’ discipelen er onjuiste ideeën op na hielden, veroordeelde en verwierp hij hen niet. Hij wist dat zij Gods waarheden geleidelijk aan zouden gaan begrijpen en dat heilige geest zijn volgelingen op progressieve wijze zou leiden opdat zij te bestemder tijd een duidelijk begrip zouden hebben. Ten slotte zouden zij een volledige kennis over de Koninkrijksheerschappij bezitten. Maar ondertussen prentte Jezus die vroege volgelingen een intense belangstelling en ijver voor dat Koninkrijk in, opdat zij het op de eerste plaats zouden stellen en bereid zouden zijn hun ideeën erover te wijzigen. Dus ook al was hun kennis omtrent de Koninkrijkswaarheden beperkt, toch stelde datgene wat zij er wel over wisten, hen gedurende de tijd dat zij wachtten in staat ’de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah goed in gedachten te houden’ (2 Petr. 3:12). In deze tijd is onze kennis over Gods koninkrijksheerschappij sterk toegenomen, alhoewel ze nog steeds niet helemaal volledig is.

WAARHEDEN OVER DE HEIDENEN

8. Welk probleem bestond er in verband met de heidenen, en kwam dit probleem met Pinksteren zelfs maar ter sprake?

8 Nog een kwestie die aantoont hoe het begrip van Gods waarheid progressief is, had te maken met de wijze waarop de niet-joodse, of heidense, bekeerlingen sinds 36 G.T. door sommige joden die tot het christendom waren bekeerd, werden beschouwd. Moesten zij bijvoorbeeld net als de natuurlijke joden worden besneden? Is de kwestie in 33 G.T., toen Gods heilige geest met Pinksteren werd uitgestort, zelfs maar ter sprake gekomen? (Hand. 2:1-4) Neen, want alhoewel die uitstorting bewees dat God met die discipelen was en hen voortaan zou leiden, ontvingen zij hierdoor niet op wonderbare wijze kennis over elk detail van Gods waarheden. Dit blijkt wel uit het feit dat de kwestie van de besnijdenis pas zestien jaar na Pinksteren, in het jaar 49 G.T., werd vermeld in besluiten die de apostelen en oudere mannen die in Jeruzalem waren, hadden genomen. — Hand. 16:4.

9-11. (a) Waarom waren Jehovah’s dienstknechten, na Zijn leiding in de loop der jaren gevolgd te hebben, beter in staat een probleem in verband met de besnijdenis te behandelen? (b) Hoe werd Petrus, door het visioen dat hij ontving, geholpen zich aan een juist begrip van de waarheid aan te passen?

9 Gedurende al die jaren heeft Jehovah zijn volk laten ervaren hoe hij ten aanzien van de heidenen handelde. Aldus begonnen zij de kwestie beter te begrijpen en te doorzien. Toen er derhalve een kwestie rees waarin beslissend moest worden gehandeld, waren zijn dienstknechten goed toegerust om deze met wijsheid en inzicht aan te pakken. Neem bijvoorbeeld de verandering die Petrus in zijn zienswijze moest aanbrengen. Ruim drie jaar na Pinksteren werd de apostel Petrus er door heilige geest toe geleid zijn zienswijze te herzien met betrekking tot de heidenen, die hij als verontreinigd, onrein, had beschouwd.

10 In een visioen werd Petrus opgedragen voedsel te eten dat onder de Mozaïsche wet als onrein werd beschouwd. Toen hij ontzet antwoordde dat hij zulk voedsel niet at, zei een stem uit de hemel hem dat de dingen die God rein noemt, niet langer als onrein beschouwd kunnen worden. En precies op dat moment kwamen er boodschappers van de heiden Cornelius. Cornelius had hen gezonden om Petrus te vragen naar zijn huis te komen ten einde hem over Gods voornemens in te lichten. Petrus had echter zojuist afschuw te kennen gegeven over het eten van onrein voedsel, en nu werd er van hem verlangd naar het huis van een heiden te gaan, die hij ook als onrein beschouwde! Wat moest hij doen? Heilige geest gaf het antwoord aan: „Sta . . . op, ga naar beneden en reis zonder enige twijfel met hen mee, want ik heb hen gezonden.” — Hand. 10:9-20.

11 Petrus begreep waar het om ging. Het visioen waarin Jehovah iets rein verklaarde wat vroeger als onrein werd beschouwd, had niet alleen betrekking op voedsel, maar, wat belangrijker is, op Petrus’ houding ten aanzien van heidenen. Dat Petrus dit zo begreep, blijkt wel uit wat hij later tegen Cornelius en zijn huisgezin zei: „Daarom ben ik, toen er om mij werd gezonden, ook werkelijk zonder bezwaar gekomen.” Vervolgens werd de heilige geest op dat heidense huisgezin uitgestort en werden zij gedoopt. Heilige geest had aangetoond dat God nu de heidenen zou begunstigen zonder dat zij waren besneden. — Hand. 10:21-48.

12. (a) Welk verdere probleem rees er met betrekking tot de heidenen, en wanneer? (b) Op welke basis kon het centrale lichaam een beslissend antwoord geven?

12 Overtuigde dit echter alle gekerstende joden met betrekking tot de heidenen? Neen, want na verloop van nog eens dertien jaar wierpen sommige besneden joden die naar Antiochië, Syrië, waren gekomen, de vraag op of de heidenen besneden moesten worden (Hand. 15:1, 2). In het jaar 49 G.T. kwam het centrale lichaam van apostelen en oudere mannen daarom in Jeruzalem bijeen. Op die bijeenkomst vertelden Petrus, Paulus en Barnabas wat God onder de onbesneden heidenen, tot wie zij hadden gepredikt, tot stand had gebracht. Na onderzocht te hebben hoe Jehovah vele jaren achtereen ten aanzien van deze heidenen had gehandeld, bevestigden zij eenstemmig het getuigenis van de Heilige Schrift en bekrachtigden zij de waarheid dat de heidenen niet besneden behoefden te worden.

13. Hoe toonden sommigen een gebrek aan waardering voor de wijze waarop Jehovah zijn volk leidt, waarschijnlijk met welke gevolgen?

13 Niet alle volgelingen van Christus waren bereid verouderde zienswijzen te corrigeren. Sommigen grepen verduidelijkende verklaringen als een excuus aan om de waarheid te verlaten, in plaats dat zij ze als een bewijs van Jehovah’s progressieve leiding van zijn volk beschouwden. Toen Jezus bijvoorbeeld de illustratie betreffende het symbolisch eten van zijn vlees en drinken van zijn bloed ter sprake bracht, zegt het bijbelse bericht dat ’ten gevolge hiervan velen van zijn discipelen zich keerden tot de dingen die zij hadden achtergelaten en voortaan niet meer met hem wandelden’ (Joh. 6:53-66). Hoe kortzichtig was dat! Wat een gebrek aan waardering voor de wijze waarop Jehovah zijn volk leidt! Achtendertig jaar later hebben waarschijnlijk sommigen van hen een hoge prijs betaald, aangezien degenen die niet in het voortschrijdende begrip van de waarheid bleven wandelen ongetwijfeld ook Jezus’ instructies verworpen zullen hebben om uit Jeruzalem te vluchten voordat deze stad werd vernietigd. Dat kostte hun het leven, terwijl degenen die zich voor leiding op Jehovah bleven verlaten, vluchtten en werden gespaard. — Luk. 21:20-24.

LEIDING IN ONZE TIJD

14. Tot in welke mate is onze zienswijze ten aanzien van fundamentele waarheden gedurende de afgelopen eeuw gecorrigeerd?

14 Wanneer wij beschouwen wat Jehovah’s organisatie gedurende de afgelopen eeuw via de bladzijden van De Wachttoren en andere publikaties heeft gepubliceerd, treffen wij een overvloed van gezond geestelijk voedsel aan. Vroeg in deze periode werden fundamentele bijbelse waarheden duidelijk gemaakt, en deze zijn tot op de huidige dag nog steeds duidelijk. Onze zienswijze met betrekking tot de hel, de Drieëenheid, het vagevuur, de ziel, waar de doden zijn, de losprijs, de opstanding, de bestemming van de aarde, het Koninkrijk en andere fundamentele leerstellingen, is gedurende 100 jaar erg weinig veranderd. De waarheid is altijd de waarheid geweest, hoewel ons begrip ervan af en toe een wijziging behoefde. — Vergelijk Johannes 16:13.

15. Hebben Jehovah’s hedendaagse dienstknechten wijzigingen moeten aanbrengen in hun zienswijze?

15 Jehovah is ermee voortgegaan zijn volk stap voor stap tot een vollediger begrip van zijn waarheden te leiden, en wel op zíjn tijd en zíjn wijze. Om deze reden hebben Jehovah’s Getuigen vanaf het allereerste begin van de afgelopen eeuw begrepen dat zij bereid moesten zijn hun kijk op leerstellingen, op de geloofspraktijk en op organisatorische procedures te veranderen en te corrigeren als het duidelijk werd dat Jehovah’s geest hen tot het aanbrengen van zulke wijzigingen leidde. Zoals Bryan Wilson in het tijdschrift New Society erkende, zijn Jehovah’s Getuigen „altijd van mening geweest dat een voortgaande studie van de bijbel tot een vollediger kennis zou kunnen leiden, en bij vroegere gelegenheden hebben zij fouten in de profetische uitleg toegegeven”.

16. (a) Waarom vormen bijbelse profetieën een terrein waarop men vooral bereid moet zijn bepaalde zienswijzen te herzien? (b) Hoe hebben Jehovah’s dienstknechten gereageerd op de inlichtingen over de „laatste dagen”, en hoe zijn zij hierin gesteund?

16 Het terrein van bijbelse profetieën is het terrein waarop waarschijnlijk wel de grootste bereidwilligheid moet bestaan zich aan nieuwe inzichten aan te passen. De meeste profetieën worden slechts in algemene trekken verschaft. Daarom is er geloof voor nodig om af te wachten hoe de details zich zullen ontwikkelen (Hebr. 11:1). Een voorbeeld hiervan heeft te maken met de bijbelse profetieën waarin wordt aangetoond dat dit huidige goddeloze samenstel onder Satan zal worden vernietigd en door „nieuwe hemelen en een nieuwe aarde” zal worden vervangen (2 Petr. 3:13). De bijbel verschaft echter genoeg aspecten van het totale „teken” van het naderende einde om de huidige tijd duidelijk als de „laatste dagen”, „de tijd van het einde”, af te bakenen (2 Tim. 3:1, Dan. 12:4). Dit heeft Gods dienstknechten ertoe aangespoord met nog meer ijver Jezus’ woorden te vervullen: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Matth. 24:14). Zij zijn hier succesvol in geweest, en dit geldt ook voor het feit dat zij als organisatie zijn blijven bestaan, dat zij ondanks enorme vervolging geestelijke voorspoed hebben genoten en dat zij in deze ontaarde wereld de nieuwe persoonlijkheid hebben aangedaan en ten toon spreiden. Dit alles getuigt er beslist van dat Jehovah hen heeft gesteund. — Jes. 54:17.

17. Betekent het feit dat onze eigen voorbarige verwachtingen niet in vervulling zijn gegaan dat Jehovah zijn voornemens heeft veranderd?

17 Hebben sommigen van Jehovah’s dienstknechten, op de gebeurtenissen vooruitlopend, gedurende deze „laatste dagen” verkeerde ideeën gehad over het einde (of telos, Grieks) van dit samenstel? Ja, inderdaad. Sommige van deze zienswijzen hebben betrekking op de lengte van de tijd die er zou verstrijken voordat het einde zou komen. Wegens hun ijver en enthousiasme voor de rechtvaardiging van Jehovah’s naam, Woord en voornemens en hun verlangen naar het nieuwe samenstel zijn sommigen van zijn dienstknechten nu en dan voorbarig geweest in hun verwachtingen. Dit komt overeen met de zienswijze van de discipelen met betrekking tot de nadering van Gods koninkrijk in hun tijd (Hand. 1:6). Maar betekent het feit dat de verwachtingen nu en dan voorbarig zijn geweest en daarom niet in vervulling zijn gegaan, dat God zijn voornemen op de een of andere wijze heeft veranderd? Beslist niet. „Míjn raad zal tot stand komen en al mijn welbehagen zal ik doen”, zegt Jehovah (Jes. 46:10). Jehovah’s voornemen een rechtvaardige nieuwe ordening op te richten, en zijn tijd ervoor, zijn dan ook onveranderlijk vastgesteld.

18. Waarom is het belangrijk bij „de dingen die geschreven staan” te blijven?

18 Dit doordringt ons beslist van de noodzaak alle schriftuurlijke factoren zorgvuldig te overwegen en niet enkele dermate te beklemtonen dat ze andere overschaduwen. Het is zoals Jezus zelf zo duidelijk vaststelde: „Van die dag en dat uur weet niemand iets af” (Matth. 24:36). Het is altijd noodzakelijk strikt aandacht te schenken aan de raad van de apostel Paulus: „Gaat niet buiten de dingen die geschreven staan.” — 1 Kor. 4:6.

19. Hoe bevestigen de bewijzen, ook al heeft men zienswijzen moeten herzien, dat het einde van dit samenstel nabij is?

19 Maar hoewel velen van Jehovah’s Getuigen hun zienswijze in dit opzicht hebben moeten wijzigen, kunnen wij toch niet ontkennen dat wij in de „tijd van het einde” leven? De bewijzen aangaande het naderende einde van dit samenstel nemen beslist dagelijks in aantal toe, aangezien wij zien dat instellingen als het huwelijk, het gezin, regering en wereldse religie in steeds ernstiger mate te gronde gaan, terwijl daarentegen misdaad en gewelddaad toenemen en men steeds minder respect heeft voor God. — 2 Tim. 3:1-5.

20, 21. Hoe zullen degenen die in Jehovah’s voortschrijdende licht blijven wandelen, worden beloond?

20 Hoewel er van deze „laatste dagen” nog een tijdsperiode van onbepaalde lengte overblijft, is één ding zeker. Degenen die in Jehovah’s voortschrijdende licht blijven wandelen en bereid zijn zich aan verbeterde inzichten aan te passen, zullen deel uitmaken van het gezalfde overblijfsel en de „grote schare” die „uit de grote verdrukking” komen en Gods rechtvaardige nieuwe ordening binnengaan. „Het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen [de grote schare] weiden en hen naar bronnen van wateren des levens leiden. En God zal elke traan uit hun ogen wegwissen.” — 2 Petr. 3:14, 15; Openb. 7:9-17.

21 Degenen die voor leiding naar Jehovah opzien, kunnen dus vol vertrouwen uitzien naar de oprichting van een nieuw samenstel waarin „de rechtvaardigen . . . de aarde [zullen] bezitten, en zij zullen er eeuwig op verblijven”. „De goddeloze zal [daar] niet meer zijn.” Hun plaats zal worden ingenomen door de zachtaardigen en leergierigen, die „hun heerlijke verrukking [zullen] vinden in de overvloed van vrede”. — Ps. 37:10, 11, 29.

22. Welk vertrouwen kunnen Jehovah’s dienstknechten thans en voor de toekomst hebben?

22 Wij hebben thans derhalve het vertrouwen dat, evenals dit gedurende de afgelopen honderd jaar ten aanzien van de hedendaagse organisatie van Jehovah’s volk het geval geweest is, ook gedurende het resterende deel van deze laatste dagen „God . . . onze God [is] tot onbepaalde tijd, ja, voor eeuwig. Hijzelf zal ons leiden totdat wij sterven” (Ps. 48:14). En dan, in zijn nieuwe ordening, kunnen wij met hetzelfde vertrouwen uitzien naar Jehovah’s verdere leiding van zijn dienstknechten tot in alle eeuwigheid, zonder dat zij ooit behoeven te sterven, want „wie de wil van God doet, blijft in eeuwigheid”. — 1 Joh. 2:17.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen