Zij predikten van huis tot huis
IN 1956 werden twee volle-tijdprediksters van Jehovah’s Getuigen toegewezen aan het kleine stadje Princeton, in de Amerikaanse staat Kentucky, waar geen Getuigen woonden. Om het gebied doeltreffend te kunnen bewerken, was het zinvol wanneer zij in Princeton zelf zouden wonen. Zij hadden geen auto, en het was moeilijk om vanuit de verafgelegen stad, waar zij bij Getuigen inwoonden, op en neer te reizen. Hoe zouden zij hun huisvesting regelen?
Welnu, zij gingen van huis tot huis, zoals hun gewoonte was, en predikten het goede nieuws van Gods koninkrijk. Wanneer zij personen vonden die enige belangstelling toonden, legden zij uit dat zij onderdak nodig hadden ten einde daardoor de gemeenschap doeltreffender met hun bijbelse onderwijzingswerk te kunnen dienen. Helaas had echter niemand enige ruimte over om hen te huisvesten.
„Het liep tegen de avond”, zo vertelde Katie Williams, een van de twee volle-tijdverkondigsters van het Koninkrijk, onlangs op een kringvergadering, „en wij kwamen bij het laatste huis aan het einde van de straat waar wij werkten.” Na de vrouw verteld te hebben dat zij Bijbelonderzoekers waren en na in het kort iets over de aard van hun werk te hebben gezegd, legden Katie en haar partner uit dat zij huisvesting nodig hadden.
Daarop riep de vrouw naar haar man: „Hier zijn een paar Bijbelonderzoekers, en zij zoeken onderdak.”
„Bijbelonderzoekers?” vroeg hij. „Laat ze binnenkomen. Dit is net wat we nodig hebben.” De twee meisjes waren een beetje verrast door de hartelijke ontvangst. Maar toen zei de vrouw: „Wij hebben jullie nodig om ons te helpen onze gemeente aan te wakkeren.”
Zij vernamen al gauw dat haar echtgenoot, Frank Wattley, een man van ongeveer 70 jaar, een plaatselijke voorganger van de baptisten was. „Zij hadden ons zo hartelijk verwelkomd”, legde Katie uit, „dat wij hun uitnodiging om bij hen te komen inwonen, aannamen.” Later vertelde Frank de meisjes dat hij in werkelijkheid van plan was hen tot zijn religie te bekeren.
Vanaf de eerste ochtend begonnen Katie en haar partner hun dagelijkse activiteiten met het bespreken van een bijbeltekst, en zij nodigden de Wattley’s uit erbij te komen zitten en mee te doen. Het oudere echtpaar ging graag op de uitnodiging in. Op een morgen was de tekst die werd besproken Ezechiël 18:4, waar staat: „De ziel die zondigt, díe zal sterven.”
„Wat? Je bedoelt dat de ziel sterft?” vroeg Frank. „Wacht eens even. Daar moet ik wat meer over weten.” Dus werd er met hem en zijn vrouw een geregelde bijbelstudie begonnen. Na overtuigd te zijn van wat de bijbel over de ziel leert, zei Frank: „Luister, meisjes, ik kan mijn gemeente nooit meer de leerstelling van de onsterfelijkheid van de ziel leren.” Dus verlieten hij en zijn vrouw de kerk en begonnen samen met Katie en haar partner van huis tot huis te prediken. Maar dat was nog niet alles.
Een aantal leden van Franks vroegere gemeente begon de bijbel met hen te studeren. Mettertijd werden er in het huis van de Wattley’s vergaderingen belegd en toen de groep in aantal toenam, werd er een winkel voor de vergaderingen gehuurd. Velen, met inbegrip van de Wattley’s, werden al gauw gedoopt. Een Getuige uit een andere stad kwam de vergaderingen leiden. Uiteindelijk werd er een nieuwe gemeente van Jehovah’s Getuigen gevormd.
Toen hun vergaderplaats te vol werd, zei Frank: „Wij willen de gemeente een stuk grond schenken.” Mettertijd werd er op die plaats een Koninkrijkszaal gebouwd. Frank Wattley bleef tot zijn dood een getrouwe getuige van Jehovah, en Katie Williams is nu in haar 32ste jaar als pionierster en predikt nog steeds geregeld van huis tot huis.