De uitdaging waarvoor regeringen zich gesteld zien
RUIM 200 jaar geleden voelde een volk zich onderdrukt door de regering waaraan het onderworpen was. Toen de Amerikaanse staatsman Thomas Jefferson zijn natie onafhankelijk verklaarde van die regering van Groot-Brittannië, schreef hij over „bepaalde onvervreemdbare rechten”, met inbegrip van het recht op „leven, vrijheid en het nastreven van geluk”.
De uitdaging waarvoor regeringen zich thans evenals toen gesteld zien, is, hun onderdanen deze „rechten” te verschaffen. Slechts weinig mensen verheugen zich in deze tijd werkelijk in een zinvol, voldoeningschenkend leven, met vrijheid en geluk. Welke veranderingen zijn er volgens u noodzakelijk om zo’n leven mogelijk te maken?
Velen hebben diep over deze kwestie nagedacht. In hun boek A Sane and Happy Life: A Family Guide schreven de doctoren Abraham en Rose Franzblau: „Indien wij onder de wereldbevolking een opinie-onderzoek zouden instellen en met de mensheid ruggespraak zouden houden over de soort van wereld waarin wij allen graag zouden willen leven, is de kans groot dat wij het allen eens zouden kunnen worden over bepaalde minimumvereisten.” Waarin bestaan deze „minimumvereisten” of -behoeften?
BEHOEFTEN DIE WIJ BEVREDIGD WILLEN ZIEN
Als eerste noemden de doctoren een „wereld zonder oorlog”. Wij kunnen het er allen beslist mee eens zijn dat er een eind aan oorlog moet komen. Wat is het niet tragisch wanneer de economie van de natiën wordt ondermijnd en onze geliefden worden verminkt en gedood! Maar is er ook maar één regering die de uitdaging om oorlog uit te bannen, kan beantwoorden?
„In de tweede plaats”, zo schreven de doctoren, „zou het een wereld moeten zijn zonder honger, een wereld waaruit hongersnood en gebrek voor eeuwig verbannen zouden zijn.” O, wat kunnen wij het eens zijn met de noodzaak dat er voor allen voldoende voedsel wordt verschaft! Wat zou het geweldig zijn nooit meer knagende honger te hebben of aan ondervoeding te lijden en te weten dat iedereen op aarde genoeg te eten had! Is het onredelijk te hopen dat regeringen het probleem van voedseltekorten zullen oplossen?
„In de derde plaats”, zo vervolgden de doctoren, „zou het een wereld moeten zijn zonder ziekte, een wereld waar allen de kans hebben in gezondheid op te groeien en hun levensdagen te slijten vrij van voorkoombare en geneeslijke ziekten.” Wij beseffen ongetwijfeld allemaal dat men een goede gezondheid moet hebben om ten volle van het leven te kunnen genieten. Wat zou het een welkome verlichting zijn om in een wereld te leven waar niemand ooit meer ziek zou worden, waar niemand verkouden zou worden of van andere kwaaltjes of kwalen last zou hebben! Is het te veel gevraagd van regeringen om deze behoefte te bevredigen?
Willen mensen zich echter werkelijk in ’leven, vrijheid en geluk’ verheugen, dan moeten regeringen nog in andere fundamentele behoeften kunnen voorzien. In een wereld waarin wij allen graag zouden willen leven, zo merkten de doctoren op, zou er ’voor mensen werk moeten zijn, zodat zij zichzelf en hun gezin kunnen onderhouden’. Ja, er zou geen werkloosheid mogen zijn, maar allen zouden voldoeningschenkende, produktieve bezigheden moeten hebben. Kunnen regeringen aan deze behoefte voldoen?
De doctoren zeiden verder: „Het zou een wereld moeten zijn waarin iedereen door de wet gegarandeerde vrijheid zou moeten genieten en waarin gerechtigheid voor allen zou zijn.” Ook zou „elk menselijk wezen de gelegenheid moeten hebben zijn vermogens en talenten ten volle te ontwikkelen, terwijl hij zonder vooroordeel voor zijn prestaties wordt beloond”. Wij kunnen het er beslist allemaal mee eens zijn dat er een eind moet komen aan de verschrikkelijke onrechtvaardigheden, maatschappelijke verschillen en vooroordelen die er thans bestaan. Maar is ook maar één regering hier werkelijk toe in staat?
De meesten van ons zullen het ermee eens zijn dat er aan nog andere behoeften moet worden voldaan om de soort van wereld te hebben waarin het aangenaam is te leven. De doctoren zeiden dan ook: ’Het zou een wereld moeten zijn waarin alle mensen voldoende vrije tijd zouden hebben om van de goede dingen van het leven te genieten.’ En zij besloten: ’Zulke eigenschappen als rechtschapenheid, liefde, onzelfzuchtigheid en bezorgdheid voor medemensen, zouden het hoogst worden aangeslagen.’
Is het, hoewel deze behoeften thans niet algemeen worden bevredigd, werkelijk onredelijk te verwachten dat dit eens wèl zal gebeuren? Hoe kan aan de werkelijke behoeften van de mensheid worden voldaan?
WIE KAN DE UITDAGING BEANTWOORDEN?
Toen Thomas Jefferson de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring opstelde, merkte hij op: „Om deze rechten [op leven, vrijheid en het nastreven van geluk] te verzekeren, zijn er onder de mensen regeringen ingesteld.” Ja, een goede regering is van het grootste belang om ’s mensen behoeften te bevredigen. Maar wat wordt er eigenlijk met het woord regering bedoeld? Het is gedefinieerd als „gezaghebbend bestuur of toezicht”. In de Grote Winkler Prins (zevende druk) lezen wij onder „Regering”: „Benaming voor het bestuur van een staat.”
De Schepper van de mensheid is zich ervan bewust dat de mens behoefte heeft aan een goede regering, aan „gezaghebbend bestuur of toezicht”. Het is dan ook geen toeval dat de bijbel over een regering spreekt die door God is ingesteld. Deze belofte van heerschappij door God is zelfs het belangrijkste thema van de bijbel. Misschien verbaast het u dit te vernemen.
U vraagt u misschien af: „Waar spreekt de bijbel dan over Gods regering of heerschappij?” Wees zo goed een exemplaar van de bijbel te pakken en hierin Jesaja hoofdstuk negen, de verzen zes en zeven op te slaan. Wij lezen daar:
„Want een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven; en de vorstelijke heerschappij zal op zijn schouder komen. En zijn naam zal worden genoemd: Wonderbaar Raadgever, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst. Aan de overvloed van de vorstelijke heerschappij en aan vrede zal geen einde zijn.”
Gods profeet Jesaja sprak hier over de destijds nog toekomstige geboorte van een kind dat uiteindelijk een groot heerser, de „Vredevorst”, zou worden. Hij zou aan het hoofd staan van een werkelijk meesterlijke regering, een regering die eindeloze vrede zou brengen. Misschien herkent u dit kind. De engel Gabriël, die zijn geboorte aankondigde, zei dat hij Jezus genoemd zou worden, en voegde hieraan toe: ’Hij zal als koning regeren en aan zijn koninkrijk zal geen einde zijn.’ — Luk. 1:31, 33.
De belangrijkste activiteit van Jezus Christus en zijn aardse discipelen was, over dit koninkrijk van God te prediken en te onderwijzen. Er komen in de bijbel meer dan 140 schriftplaatsen voor waarin zij naar die regering verwijzen. U herinnert u misschien nog wel dat Jezus zijn volgelingen zelfs leerde tot God te bidden: „Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde.” — Matth. 6:10.
Maar hoe zal de heerschappij van deze Koninkrijksregering eigenlijk worden gegrondvest, en hoe zal ze functioneren? Zullen mensen deze regering tot stand brengen en uitoefenen? Kunnen mensen een regering verschaffen die de soort van wereld zal scheppen waarin wij allen graag zouden willen leven?