U kunt uw kwaadheid beheersen
Een man was rustig met zijn dagelijkse werk bezig. Plotseling schoot zijn polsslag omhoog. De pupillen van zijn ogen verwijdden zich. Zijn bloeddruk steeg. Zijn gelaatsuitdrukking veranderde en hij begon snel te ademen. Er deden zich in zijn lichaam chemische veranderingen voor. Wat gebeurde er? Had hij een beroerte? Neen, de man maakte zich eenvoudig kwaad.
Wanneer mensen kwaad worden, verandert hun persoonlijkheid, terwijl hier bijna altijd onprettige dingen uit voortspruiten. Een jonge vrouw zal nooit de tijd vergeten dat zij kwaad werd. Het gebeurde op haar trouwdag. Toen zij met haar nieuwe echtgenoot van de receptie vandaan ging, kreeg zij woorden met hem. Daarna overreed zij hem met de auto, als gevolg waarvan hij stierf — een tragisch gevolg van een gebrek aan zelfbeheersing.
De bijbel bericht eveneens dat veel zonden het gevolg waren van woedeuitbarstingen. U zult u herinneren dat Kaïn ’in grote toorn ontstak’ en zijn jongere broer Abel doodde. Ook was er de slechte koning Herodes, die ’in grote woede ontstak’ en de mannelijke baby’s in Bethlehem en omgeving liet vermoorden. — Gen. 4:5-8; Matth. 2:16-18.
Vandaar dat „vlagen van toorn” in de bijbel tot de „werken van het vlees” worden gerekend, waartegen christenen moeten strijden en die zij moeten overwinnen (Gal. 5:19, 20). In hoeverre wij onze kwaadheid kunnen beheersen, komt in zekere mate overeen met de vorderingen die wij als christenen maken. Daarom worden mannen die hier ernstig moeite mee hebben, niet als ouderlingen in de christelijke gemeente gebruikt. — Tit. 1:7.
Mag een christen zich dan nooit kwaad maken? Welnu, de bijbel licht ons erover in dat Jehovah God soms vertoornd is (Ps. 110:5). Jezus was boos of verontwaardigd over de ongevoeligheid en het gebrek aan mededogen waarvan de Farizeeën blijk gaven (Mark. 3:4-6). Een christen kan derhalve kwaadheid in zich voelen opkomen indien hij bijvoorbeeld ziet dat Jehovah’s naam wordt gesmaad of een medechristen wordt mishandeld. Hij ontvangt echter de raad: „Wordt toornig en zondigt toch niet” (Ef. 4:26). Pas wanneer kwaadheid niet meer onder controle gehouden kan worden en iemand zijn kalmte verliest, zal dit naar alle waarschijnlijkheid zonde tot gevolg hebben.
U herinnert u misschien het geval van Simeon en Levi, zonen van de patriarch Jakob. Een jongeman, Sichem genaamd, uit een nabijgelegen stad, had hun zuster Dina verkracht. Was het redelijk zich daar kwaad over te maken? Zeer beslist. De broers reageerden echter extreem. Zij doodden alle mannen van de stad, met inbegrip van Sichem. — Gen. hfdst. 34.
Dit illustreert een belangrijk punt. Vaak bestaat er een werkelijke reden voor kwaadheid. Verliezen wij echter onze zelfbeheersing, dan kan dit tot woorden en daden leiden waar wij later spijt over hebben. Dan hebben wij niet één, maar twee problemen: de oorspronkelijke irritatie en de boze reactie. Vaak zal de woedeuitbarsting langer in de herinnering blijven hangen dan de ergernis die er de aanleiding toe was. Wat zou volgens u in het geval van Simeon en Levi een grotere uitwerking op de geest van de bewoners van die gebieden gehad hebben — de verkrachting van Dina of het uitmoorden van alle mannen van de stad?
Aan de andere kant kan het beheersen van iemands kwaadheid, zelfs wanneer hier aanleiding toe wordt gegeven, goede resultaten afwerpen. Een zekere christelijke vrouw was bijvoorbeeld getrouwd met een ongelovige man die een gokker was. Door zijn gegok verkwistte hij veel van het gezinsinkomen. Op zekere dag zei hij tegen zijn vrouw dat hij vis ging verkopen. Toen hij na verloop van tijd niet thuiskwam, ging zij hem zoeken en vond hem — in plaats dat hij vis verkocht — midden in een luidruchtig mah-jongspel. Wat ergerlijk! Zij schold hem echter niet in het bijzijn van zijn vrienden uit. En toen hij ten slotte thuiskwam, legde zij hem alleen maar vriendelijk uit welke problemen zijn ondeugd het gezin bezorgde. De echtgenoot was onder de indruk van dit voorbeeld van een „stille en zachtaardige geest”. Hij hield op met gokken en werd uiteindelijk een christen. — 1 Petr. 3:1-4.
KWAADHEID BEHEERSEN
Christenen ontvangen de raad: „Alle kwaadaardige bitterheid en toorn en gramschap en geschreeuw en schimpend gepraat worde uit uw midden weggenomen” (Ef. 4:31). Het is waar dat mensen verschillend zijn. Sommigen zijn erg kalm, terwijl anderen van nature heetgebakerd zijn. Toch kunnen veel ogenschijnlijk rustige personen ervan getuigen dat zelfbeheersing ook voor hen eens een probleem heeft gevormd. Zij hebben het echter opgelost door voortreffelijke schriftuurlijke raad op te volgen, zoals die welke staat opgetekend in Psalm 4:4, Spreuken 15:1 en 22:24, en Romeinen 12:18.
Het is in dit verband goed in gedachte te houden hoe de eigenschap liefde ons kan helpen. Niemand is graag het voorwerp van „toorn en gramschap en geschreeuw” (Ef. 4:31). Als wij onze naaste dus werkelijk ’liefhebben als onszelf’, zullen wij andere mensen niet aan zulke onprettige ervaringen willen onderwerpen (Matth. 22:39). Een ouder die zijn kalmte verliest, kan een klein kind schrik aanjagen. Wanneer een aangestelde christelijke ouderling zich hieraan schuldig maakt, kan dit de uitwerking van zijn goede werk in de gemeente teniet doen. Misschien zal iemand zeggen: ’Och, zo ben ik nu eenmaal. Ik kan er niets aan doen.’ De bijbel zegt evenwel: „De liefde . . . verduurt alle dingen. De liefde faalt nimmer” (1 Kor. 13:4-8). Een diepe liefde voor onze medewerkers zal ons ertoe bewegen elke neiging om heetgebakerd te zijn, te bestrijden.
Ten slotte, en dit is wel het belangrijkste, kunnen christenen Gods hulp inroepen door middel van zijn heilige geest. Hoedanigheden zoals liefde, vrede, lankmoedigheid en zachtaardigheid — die ons zullen helpen ons gebrek aan zelfbeheersing te overwinnen — zijn vruchten van de geest (Gal. 5:22-24). Indien u persoonlijk dus met het probleem van heetgebakerdheid worstelt, waarom zou u Jehovah God dan niet om hulp smeken? Vraag of zijn geest u moge sterken uw emoties in bedwang te houden. Met Jehovah’s hulp kunt u hierin slagen!
Ja, wij moeten „langzaam [zijn] met betrekking tot gramschap”, aangezien ’de gramschap van een man niet Gods rechtvaardigheid bewerkt’ (Jak. 1:19, 20). Heetgebakerdheid kan ons belachelijk maken, kan onze verhouding tot anderen schaden en kan een gebrek aan liefde verraden. Omdat Mozes zijn zelfbeheersing bij een zekere gelegenheid verloor, mocht hij niet het Beloofde Land binnengaan (Num. 20:9-13). Laat niet toe dat een gebrek aan zelfbeheersing invloed uitoefent op uw zegeningen. Houd veeleer altijd koning Davids woorden in gedachte: „Laat af van toorn en laat de woede varen; betoon u niet verhit enkel om kwaad te doen. Want de boosdoeners zelf zullen afgesneden worden, maar wie op Jehovah hopen, díe zullen de aarde bezitten.” — Ps. 37:8, 9.