Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w81 15/7 blz. 4-9
  • De oorsprong van de hoop op het millennium

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • De oorsprong van de hoop op het millennium
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1981
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • DE MESSIAANSE HOOP
  • EEN AARDSE HOOP
  • OPSTANDING, GEEN INHERENTE ONSTERFELIJKHEID
  • OORSPRONKELIJKE MESSIAANSE HOOP VERANDERD
  • Christenen en de hoop op het millennium
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1981
  • Judaïsme — Een zoeken naar God via de Schrift en de overlevering
    De mens op zoek naar God
  • Hoe „het herstel van alle dingen” tot stand wordt gebracht
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1971
  • De hoop op het millennium zegeviert
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1981
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1981
w81 15/7 blz. 4-9

De oorsprong van de hoop op het millennium

VANDAAG de dag is er weinig verschil in datgene wat de gemiddelde katholiek, protestant of jood hoopt of vreest. Zij geloven bijna allemaal in de inherente onsterfelijkheid van de menselijke ziel en de daarmee samenhangende hemelse gelukzaligheid in een etherische wereld, of in eeuwige pijniging in de een of andere soort van „hel”.

Aangezien de religies van de christenheid beweren verwant te zijn aan het monotheïsme van de joden en ze de joodse Geschriften als geïnspireerd beschouwen, zal het interessant zijn te zien of de hoop van de hedendaagse joden en christenen overeenkomt met de hoop die in de Hebreeuwse Geschriften wordt uiteengezet en met de oorspronkelijke geloofsovertuiging van de joden.

DE MESSIAANSE HOOP

Wat verwachtten de joden nu precies op basis van schriftplaatsen als Genesis 3:15; 22:15-18; 49:10 en Deuteronomium 18:18, om slechts vier van de 456 teksten in de Hebreeuwse bijbel te noemen die door de joodse Synagoge in de oudheid als Messiaans werden beschouwd? Wat was hun hoop?

Een gezaghebbend joods naslagwerk verschaft de volgende informatie: „ . . . het denkbeeld van een persoonlijke Messias is overal in het Oude Testament te vinden. Het is het logische gevolg van de profetische toekomsthoop. De eerste profeet die een gedetailleerd beeld van de toekomstige ideale koning heeft gegeven, was Jesaja (ix. 1-6 [2-7 in niet-joodse bijbels], xi. 1-10, xxxii. 1-5). . . . De ideale koning naar wie Jesaja uitkijkt, zal een spruit [nakomeling] uit het geslacht van Isaï zijn, op wie de geest van God zal rusten als een geest van wijsheid, moed en vroomheid en die in de vrees voor God zal regeren, zijn lendenen omgord met rechtvaardigheid en getrouwheid (xi. 1-3a, 5). Hij zal zich niet met oorlog of met de verovering van natiën bezighouden; het oorlogstuig zal vernietigd worden (ix. 4 [5]); zijn enige doel zal zijn, gerechtigheid onder zijn volk tot stand te brengen (ix. 6b [7b]; xi. 3b, 4). De vrucht van zijn rechtvaardige regering zal vrede en orde in het gehele land zijn. Het lam zal niet bevreesd zijn voor de wolf, noch zal de luipaard het bokje kwaad doen (xi. 8 [6]); dat wil zeggen, zoals het volgende vers uitlegt: tirannie en geweld zullen op Gods heilige berg niet langer beoefend worden, want het land zal vol zijn met de kennis van God zoals het water de zee bedekt (verg. xxxii. 1, 2, 16). De mensen zullen niet naar politieke grootheid streven, maar zullen een landelijk leven leiden (xxxii. 18, 20). Onder zulke ideale toestanden kan het land alleen maar voorspoed genieten en hoeft het geen aanval van natiën rondom te vrezen (ix. 6a [7a], xxxii. 15). De nieuwe uit Isaï opgeschoten spruit zal op de voorgrond treden als een baken voor andere natiën, en ze zullen voor leiding en rechterlijke beslissingen naar hem toe komen (xi. 10). Hij zal terecht ’Wonderbaar Raadsman’, ’Goddelijke Held’, ’Bestendige Vader’, ’Vredevorst’ worden genoemd (ix. 5 [6]).

Dit toekomstbeeld stemt volledig over een met Jesaja’s visie, namelijk dat het oordeel tot een geestelijke hernieuwing zal leiden en een toestand van morele en godsdienstige volmaaktheid zal bewerkstelligen.” — The Jewish Encyclopedia, Deel 8, bladzijde 506.

Tot zover de Messiaanse hoop die de Heilige Schrift de joden geeft. Er was beslist niets „hemels” aan! Maar wat valt er over de niet-bijbelse joodse geschriften te zeggen? In hetzelfde naslagwerk wordt iets verderop gezegd: „In de rabbijnse apocalyptische literatuur overheerst de opvatting van een aardse Messías, en bovendien wordt deze opvatting vanaf het einde van de eerste eeuw van de gewone tijdrekening door het judaïsme officieel aanvaard.” — Bladzijde 510.

EEN AARDSE HOOP

De oorspronkelijke hoop van de joden was dus een aardse hoop. Er bestaat geen schriftuurlijk bewijs dat hun getrouwe voorvaders Abraham, Isaäk en Jakob naar de hemel hoopten te gaan. De Wet die aan Mozes werd gegeven, bood een dergelijke hoop niet. Hetzelfde kan worden gezegd van de poëtische boeken van de Hebreeuwse Geschriften, en van de Profeten.

De gezaghebbende Dictionnaire de Théologie Catholique zegt hierover: „Gelieve in het Oude Testament alle wereldlijke voorspoed op te merken waarop de religieuze persoon, op basis van Gods beloften aan hem, zijn familie en zijn land, hoopte. Daarbij bezat hij de hoop op geestelijke en morele gaven, de hoop op de komst van de Messías en van diens koninkrijk” (Wij cursiveren).

De protestantse Dictionnaire Encyclopédique de la Bible bevestigt dit. Wij lezen daar: „De verwachtingen die in het O.T. [Oude Testament] worden uiteengezet, werden geleidelijk uitgebreid. Ze beginnen met aardse weldaden, politiek herstel en repatriëring van de bewoners. . . . Die hoop breidde zich uit en werd universeel. Jehovah is de Meester van de wereld. . . . De ’Knecht van de Eeuwige’ zal komen; door zijn lijden en zijn vernedering zal hij zijn volk redden. In Jesaja 42:1-4 wordt getoond dat de wereld op zijn onderwijs hoopt. Dan zal de heerlijkheid van de Knecht van de Eeuwige aanbreken, en daarmee het Messiaanse tijdperk en een hernieuwde mensheid” (Wij cursiveren).

Deze aardse hoop van de joden wordt heel goed samengevat in The Jewish Encyclopedia, en wel op de volgende manier: „. . . de Profeten ontwikkelden de hoop op een ideale Messiaanse toekomst door middel van de regering van een zoon uit het huis van David — het gouden tijdperk van paradijselijke gelukzaligheid . . . Dit zou komen in de vorm van een wereld van volmaakte vrede en harmonie onder alle schepselen, de staat waarin de mens zich vóór zijn zonde bevond en die overeen kwam met de staat waarin de engelen zich bevinden (Jes. xi. 1-10, lxv. 17-25: ’nieuwe hemelen en een nieuwe aarde’). . . . ’de bekering van alle schepselen, om gezamenlijk als één groep Gods wil te doen’, is het voornaamste doel van Israëls Messiaanse hoop; alleen moet de verwijdering van ’het koninkrijk van geweld’ aan de oprichting van Gods koninkrijk voorafgaan. . . . Het Perzisch-Babylonische wereldjaar van twaalf millenniums werd in de joodse eschatologie [leer van de uiteindelijke bestemming van de mensheid en de wereld] echter veranderd in een wereldweek van zeven millenniums, overeenkomend met de Scheppingsweek, waarbij het vers ’duizend jaren zijn in uw ogen slechts als gisteren’ (Ps. xc. 5 [A.V.4]) de aanleiding is geweest tot het denkbeeld dat de huidige wereld van moeizame inspanning (’olaam ha-zè’) gevolgd zal worden door een Sabbatsmillennium, ’de komende wereld’ (’olaam ha-ba’ . . .).” — Deel 5, bladzijde 209-211 (Wij cursiveren).

OPSTANDING, GEEN INHERENTE ONSTERFELIJKHEID

Eeuwenlang hebben de joden niet ingestemd met het heidense geloof in de onsterfelijkheid van de menselijke ziel. De joden waren een ontwikkeld volk, en elke geletterde jood kon in de Hebreeuwse Geschriften talloze teksten lezen die in niet mis te verstane bewoordingen te kennen geven dat de „ziel” (Hebreeuws: nèfesj) kan sterven. Hier volgen slechts enkele schriftplaatsen: Genesis 19:19, 20; Numeri 23:10; Jozua 2:13, 14; Psalm 22:29 (vers 30 in joodse bijbels); Ezechiël 18:4, 20.

De oorspronkelijke joodse hoop op aards leven in een paradijs dat door de Messías was hersteld, was dus gebaseerd op het geloof in de opstanding, niet op het geloof in inherente onsterfelijkheid. The Jewish Encyclopedia bevestigt dit door te zeggen: „De opstanding maakte deel uit van de Messiaanse hoop (Jes. xxvi. 19; Dan. xii. 2). . . . Aanvankelijk werd de opstanding beschouwd als een miraculeuze gave die alleen de rechtvaardigen ten deel viel . . . , maar later was men van mening dat ze universeel van toepassing was en in verband stond met het Laatste Oordeel . . . Of het proces van de vorming van het lichaam bij de Opstanding hetzelfde is als bij de geboorte, is een geschilpunt tussen de aanhangers van Hillel en die van Sjammai.” — Deel 5, bladzijde 216.

In ditzelfde gezaghebbende joodse naslagwerk wordt met betrekking tot „Gehenna” (de „hel” van de christenheid) het volgende gezegd: „Er bestaat geen schriftuurlijke basis voor het geloof dat de ziel na de dood vergelding ontvangt; dit geloof werd overgebracht door de Babyloniërs en de Perzen en kreeg een joods tintje door het woord ’Gehennom’ (het dal van Hinnom), welke plaats tot iets verfoeilijks was gemaakt door de vuren van de offers die Manasse aan Molech bracht (II Koningen xxiii. 10).” — Ibid., bladzijde 217.

Hoe komt het dan dat joodse theologen in deze tijd over het algemeen de leerstelling van inherente onsterfelijkheid en die van eeuwige pijniging onderwijzen? Het Supplément au Dictionnaire de la Bible verschaft ons de volgende inlichtingen: „[Voor de joden] was redding aanvankelijk iets wat op aarde plaatsvond . . . ; hoe schitterend de Messiaanse hoop ook was en hoe lang de toekomstige regering ook zou duren — sommigen schenen zelfs te geloven dat ze eeuwigdurend zou zijn — het nationale en aardse karakter van dat religieuze tijdperk was fundamenteel. Toen diende een nieuw vooruitzicht zich aan: de ’ontdekking’ van een gelukkig bestaan na de dood” (Wij cursiveren).

Hoe ’ontdekten’ de joden dat de mens een „ziel” heeft die na de dood van het lichaam verder leeft? Opnieuw verschaffen gezaghebbende naslagwerken afdoende informatie. The Jewish Encyclopedia geeft toe: „Slechts doordat de joden in contact kwamen met het Perzische en Griekse denken, heeft het denkbeeld van een van het lichaam ontdane ziel met haar eigen persoonlijkheid, vaste voet in het judaïsme gekregen.” Dit wordt bevestigd door de Dictionnaire Encyclopédique de la Bible, die zegt: „Het begrip onsterfelijkheid is een voortbrengsel van het Griekse denken, terwijl de hoop op een opstanding tot de joodse gedachtenwereld behoort. . . . Na de veroveringen van Alexander heeft het judaïsme geleidelijk aan Griekse begrippen opgenomen.”

Mocht iemand eraan twijfelen dat de joden oorspronkelijk niet in de onsterfelijkheid van de ziel geloofden, dan zij het voldoende te zeggen dat zelfs in de eerste eeuw van de gewone tijdrekening de kwestie in de geest van de joden nog niet vaststond, zoals wordt bewezen door het feit dat de Farizeeën in onsterfelijkheid geloofden en de Sadduceeën niet. — Zie Josephus, De joodse geschiedenis, Boek 18, hoofdstuk 1, paragraaf 3, 4 en De joodse oorlog, Boek 2, hoofdstuk 8, paragraaf 14; vergelijk Handelingen 23:8.

OORSPRONKELIJKE MESSIAANSE HOOP VERANDERD

Evenals de joden hun hoop op een toekomstig leven door middel van de opstanding geleidelijk hebben opgegeven en het heidense denkbeeld van inherente onsterfelijkheid van een afzonderlijke „ziel” hebben aangenomen, zo is ook hun oorspronkelijke Messiaanse hoop veranderd. Tegen de eerste eeuw van de gewone tijdrekening was de joodse Messiaanse hoop een nationalistische politieke hoop geworden.

Als bevestiging hiervan lezen wij in The Jewish Encyclopedia: „Pas na de val van de dynastie der Makkabeeën [tweede eeuw v.G.T.], toen de despotische regering van Herodes de Grote en zijn familie, en de toenemende tirannie van het Romeinse Rijk hun situatie steeds ondraaglijker hadden gemaakt, zochten de joden hun toevlucht in de hoop op een persoonlijke Messías. Zij hunkerden naar de beloofde bevrijder uit het huis van David, die hen zou verlossen van het juk van de gehate buitenlandse overweldiger.”

Alfred Edersheim schreef in zijn boek Life and Times of Jesus the Messiah: „Het enige waar Israël op hoopte, was nationaal herstel en nationale roem. Alle andere dingen waren slechts middelen om deze doeleinden te bereiken; de Messías zelf was alleen maar het grootse werktuig om ze te verkrijgen. . . . Het rabbijnse ideaal van de Messías was niet dat van ’een licht voor de heidenen, en de heerlijkheid van Zijn volk Israël’ — de bevrediging van de behoeften der mensheid.”

Edersheim wijst er verder op dat de joodse religieuze leiders tegen de eerste eeuw van de gewone tijdrekening hun hoop niet langer op een Messías-Loskoper vestigden. Hij zegt: „Voor zover wij hun opvattingen uit hun geschriften kunnen opmaken, geloofden de rabbijnen in de oudheid niet in de belangrijke leerstelling van de Oorspronkelijke Zonde en in die van de zondigheid van onze gehele aard. . . . Daar er geen behoefte aan bevrijding van zonde werd gevoeld, kunnen wij begrijpen hoe in de rabbijnse traditie geen plaats was voor het Priesterambt van de Messías, en hoe zelfs Zijn uitingen waarin Hij er aanspraak op maakt de Profeet van Zijn volk te zijn, bijna geheel worden overschaduwd door Zijn verschijning als hun Koning en Bevrijder. Dit was in werkelijkheid de altijd aanwezige behoefte, die des te zwaarder drukte naarmate Israëls nationale lijden bijna onverklaarbaar scheen.”

Op die manier verdween de oorspronkelijke hoop van de joden langzamerhand uit het gezicht. De hoop op een Messiaanse koning die niet alleen over de joden zou heersen maar ook „een baken voor andere natiën” zou zijn, maakte plaats voor de fanatieke hoop op een nationale leider die hen tot de overwinning op hun politieke en religieuze vijanden zou leiden. De aardse hoop op een „Sabbatsmillennium” waarin de Messías een „gouden tijdperk van paradijselijke gelukzaligheid”, „een wereld van volmaakte vrede en harmonie onder alle schepselen” tot stand zou brengen, werd vervangen door een vage hemelse hoop, gebaseerd op de gedachte van inherente onsterfelijkheid, die ontleend was aan de Babyloniërs, de Perzen en de Grieken.

De jaren verstreken. Er kwam geen politieke Messías om de joden te bevrijden of om hen, na de vernietiging van Jeruzalem in het jaar 70 G.T., opnieuw te vergaderen en weer op hun plaats terug te brengen. Dus zelfs deze veranderde Messiaanse hoop vervaagde in de harten van de joden. Edersheim brengt het als volgt onder woorden: „Waarom is de verlossing van Israël en de komst van de Messías op een zo onverklaarbare wijze uitgesteld? Hier staat de Synagoge tegenover een onoplosbaar raadsel. Men geeft toe dat de uitleggingen die men probeert te geven, gissingen zijn, of veeleer pogingen om de kwestie te ontwijken. De enige overgebleven handelwijze is van hogerhand een stilzwijgen over al dit soort vragen te gebieden — het stilzwijgen, zoals zij het onder woorden brengen, van onvoorwaardelijke, droevige onderwerping aan het onverklaarbare, . . . het stilzwijgen van steeds weer terugkerende teleurstelling en wanhoop. Aldus is de grootse hoop van de Synagoge als het ware in een grafschrift op een gebroken grafsteen geschreven, om te worden herhaald door de duizenden die in de loop van deze lange eeuwen de ruïnes van het Heiligdom met vergeefse tranen hebben gewassen.”

Gelukkig is de oorspronkelijke hoop op herstel van het aardse Paradijs onder de heerschappij van de Messías voor oprechte joden nog steeds beschikbaar, en enkelen hebben deze hoop reeds aangegrepen en hun tranen gedroogd. Maar voor vele anderen van onze lezers is de volgende vraag nog onbeantwoord: Hoe is de komst van Jezus Christus, de Messías, van invloed geweest op de hoop op een „Sabbatsmillennium” van „vrede en harmonie onder alle schepselen” op aarde? En indien Christus die hoop bevestigde, waarom delen praktisch alle protestantse en katholieke „christenen” die hoop op het millennium of duizendjarige vrederijk dan niet?

[Illustratie op blz. 5]

Een communistische ’gelukkige toekomst’?

Hindoeïstisch of boeddhistisch nirvana?

Katholieke of protestantse „hemelse gelukzaligheid”?

Welke hoop geeft de bijbel?

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen