Het leven dat u kunt kiezen
ER IS een ander leven dat u thans kunt kiezen. Het is een leven dat niet verwelkt als een bloem aan het einde van de lente, of verdort als het gras aan het einde van de zomer. Het is niet gevuld met pijn en teleurstelling en wordt niet onveilig gemaakt door misdrijven en misdaad, oorlog en hongersnood, epidemische ziekten en de dood. Het is niet kort van duur, maar eindeloos. De dagen ervan zijn niet „verzadigd van beroering” maar vervuld met onuitsprekelijke vreugde. Het is het leven voor de mens zoals Jehovah God het zich oorspronkelijk had voorgenomen. Laten wij ons tot Gods Woord wenden om duidelijk te zien wat dit leven, dat u thans kunt kiezen, allemaal inhoudt en welk voornemen Jehovah had toen hij de man en de vrouw schiep.
Dat eerste paar kreeg een opdracht betreffende de aarde. God gebood hun: „Weest vruchtbaar en wordt tot velen en vult de aarde en onderwerpt haar, en hebt de vissen der zee en de vliegende schepselen van de hemel en elk levend schepsel dat zich op de aarde beweegt, in onderworpenheid.” De aarde onderwerpen, betekent voor de aarde te zorgen in plaats van die te ruïneren. Dit blijkt uit de toewijzing die de mens in Eden ontving: „Jehovah God nu nam de mens en plaatste hem in de tuin van Eden om die te bebouwen en er zorg voor te dragen.” — Gen. 1:28; 2:15.
Naarmate de menselijke familie zich uitbreidde en Eden te klein werd, was het Gods voornemen dat de groeiende bevolking zich buiten de grenzen van de tuin zou verspreiden en de zaadjes of stekjes van de volmaakte planten in Eden met zich zou meenemen om ze in nieuwe gebieden te planten en deze nieuwe streken te bewerken en te bebouwen evenals de oorspronkelijke familie dit in Eden had gedaan. Naarmate de mensen zich over de gehele aarde verspreidden, zouden zij de aarde dus onderwerpen door haar in een paradijs te veranderen, totdat Edens toestand zich had uitgebreid en de tuin van God wereldomvattend was geworden. In dat wereldomvattende paradijs zou ’s mensen heerschappij over de dieren met liefdevolle zorg en wederzijds vertrouwen worden uitgeoefend en eeuwig voortduren.
Deze heerschappij bleef echter niet bestaan. Zonde deed haar intrede en bedierf de rust van de hof van Eden. Jehovah had de mens het bevel gegeven: „Van elke boom van de tuin moogt gij tot verzadiging eten. Maar wat de boom der kennis van goed en kwaad betreft, gij moogt daarvan niet eten, want op de dag dat gij daarvan eet, zult gij beslist sterven” (Gen. 2:16, 17). Het eerste paar was ongehoorzaam; zij aten wèl van de boom en brachten de dood over zichzelf en hun nakomelingen. Jehovah wierp hen uit de tuin en zei tot de mens:
„De aardbodem [is] om uwentwil vervloekt. Met smart zult gij de opbrengst ervan eten al de dagen van uw leven. En doornen en distels zal hij u voortbrengen, en gij moet de plantengroei van het veld eten. In het zweet van uw aangezicht zult gij brood eten, totdat gij tot de aardbodem terugkeert, want daaruit werdt gij genomen. Want stof zijt gij en tot stof zult gij terugkeren.” — Gen. 3:17-19.
Jehovah God heeft de mensheid een volmaakt begin gegeven. Het is niet aan een fout van Hem te wijten dat de mensheid van kwaad tot erger is voortgegaan. „De Rots [Jehovah], volmaakt is zijn activiteit, want al zijn wegen zijn gerechtigheid. Een God van getrouwheid, bij wie geen onrecht is; rechtvaardig en oprecht is hij. Zij hebben van hún zijde verderfelijk gehandeld; zij zijn zijn kinderen niet, het gebrek ligt bij henzelf. Een krom en verdraaid geslacht!” — Deut. 32:4, 5.
Thans blijft de mens verderfelijk handelen, nog rampspoediger dan ooit tevoren. Door de onverschillige en botte manier waarop de mens de planten- en dierenwereld uitbuit, de hulpbronnen misbruikt en het milieu verontreinigt, ruïneert of verderft hij de aarde als een bewoonbare planeet. Jehovah zal dit een halt toeroepen, want hij heeft bekendgemaakt dat hij zal „verderven die de aarde verderven”. — Openb. 11:18.
JEHOVAH’S VOORNEMEN ZAL ZEGEVIEREN
Jehovah heeft zich voorgenomen dat de aarde eeuwig zal blijven bestaan: „Ze zal tot onbepaalde tijd, of voor eeuwig, niet aan het wankelen worden gebracht.” De aarde zal eeuwig bewoond worden: „Want dit heeft Jehovah gezegd, de Schepper van de hemelen, Hij, de ware God, de Formeerder van de aarde en de Maker ervan, Hij, Degene die haar stevig heeft bevestigd, die haar niet louter voor niets heeft geschapen, die haar ter bewoning geformeerd heeft: ’Ik ben Jehovah, en er is geen ander.’” — Ps. 104:5; Jes. 45:18.
Het was Jehovah’s oorspronkelijke voornemen dat de aarde een paradijs zou worden, gevuld met mensen die hem waren toegewijd en die voor de aarde en de planten en dieren erop zouden zorgen en een goed milieubeleid zouden voeren. Dit is nog altijd zijn voornemen, en Jehovah geeft ons de verzekering dat het ten uitvoer gebracht zal worden: „Zo zal mijn woord dat uit mijn mond uitgaat, blijken te zijn. Het zal niet zonder resultaten tot mij terugkeren, maar het zal stellig datgene doen waarin ik behagen heb geschept en het zal stellig succes hebben in dat waarvoor ik het heb gezonden.” — Jes. 55:11.
De volgende twee bladzijden onthullen de vreugden van het leven op een paradijsaarde, welk leven u thans kunt kiezen.