Glimlach voor een vreemde
„Toen twee dames tegen ondergetekende glimlachten, vroeg ik me een ogenblik af of ik hen al eerder had ontmoet”, schreef Kazoehiko Nagoja, schrijver voor de Jomioeri Sjimboen, in zijn rubriek „Een vleugje leven”. „Door de manier waarop zij glimlachten, leek het alsof zij mij van een vorige vergadering hadden herkend en blij waren mij weer te zien.” Maar dit was niet het geval: „Ik keek aandachtig naar hun gezicht en zag dat zij volslagen vreemden waren.” Toen twee andere mensen hetzelfde deden, zo zei hij, „voelde ik me heel gelukkig. Dat is de manier waarop die mensen tegen een vreemde glimlachen wanneer zij hem op een van hun vergaderingen ontwaren”.
Welke mensen verwelkomen vreemden op die manier? „Het was in Okokoe Kaikan (De Koninkrijkszaal)”, zei de heer Nagoja, „een van de vele plaatsen in Japan waar [Jehovah’s Getuigen] bijeenkomen.” Hij merkte ook op: „Het opmerkelijke aan de mensen die driemaal per week in de zaal bijeenkomen, is dat zij allemaal vurige aanhangers van het christendom zijn en geen van hen de vergaderingen plichtmatig of slechts uit gewoonte bijwoont. De kracht van het geloof brengt deze mannen, vrouwen en kinderen, die elkaar ’kiodai’ (broeder) of ’sjimai’ (zuster) noemen, bijeen. En de kracht van het geloof heeft in de loop der jaren steeds meer mensen tot het genootschap getrokken.”
Tot slot vertelde de schrijver over nog een bezoek aan de Koninkrijkszaal: „Toen ik na de vergadering op het punt stond te vertrekken, kwam er een jongen van een jaar of tien naar me toe en zei: ’We zijn blij dat u vandaag gekomen bent. Kom nog eens terug.’ Hij had die bijzondere glimlach op zijn gezicht. Ik was gelukkig omdat dit de eerste keer was dat een kind van die leeftijd dat een vreemde voor me is, op die manier tegen me had geglimlacht en gepraat.”