Waarom toegeven dat u een fout hebt begaan?
„DE ENIGE mensen die geen fouten maken, zijn de doden.” Dit is wel eens van onvolmaakte mensen gezegd. En alles wel beschouwd, wie heeft het niet af en toe bij het verkeerde eind? Wie maakt geen fouten?
Gods Woord, de bijbel, maakt duidelijk dat wij allemaal tekortkomingen hebben, want wij lezen: „Er is geen mens rechtvaardig op de aarde, die voortdurend doet wat goed is en niet zondigt.” In de bijbel betekent het Hebreeuwse en het Griekse woord dat met „zonde” is vertaald, letterlijk „het doel missen” — falen waar het Gods vereisten betreft. — Pred. 7:20.
Maar hoe gewoon het ook mag zijn een fout te maken, iets verkeerds te doen — ja, te zondigen — wat moeilijk is het toch dat toe te geven! Als u echtgenoot en vader bent, draait u er dan niet het liefst omheen als u tegenover uw vrouw of kinderen moet toegeven dat u een fout hebt begaan? Als u een leidende functie hebt, aarzelt u dan niet tegenover uw ondergeschikten toe te geven dat u het bij het verkeerde eind hebt? Hetzelfde geldt voor vrouwen, kinderen, werknemers en mensen in andere omstandigheden.
Waarom wij het misschien niet toegeven
Het schijnt de menselijke aard te zijn, te trachten onszelf te rechtvaardigen. Hoe moeilijk was het voor onze ouders, toen wij nog kinderen waren, ons ertoe te brengen toe te geven dat wij iets verkeerds hadden gedaan en dat wij onze verontschuldigingen moesten aanbieden! En nu we volwassen zijn, kan het zijn dat onze houding nog net zo is. Zo kan iemand proberen te beredeneren dat wat hij heeft gedaan, niet echt verkeerd was, dat de schuld eigenlijk bij iemand anders lag, of dat het aan ongewone omstandigheden te wijten was.
Vooral voor personen die een verantwoordelijke positie bekleden, schijnt het moeilijk te zijn ongelijk te bekennen. Waarom? In veel gevallen is dit ongetwijfeld aan trots toe te schrijven. Zij vragen zich bezorgd af wat anderen wel zullen denken; zij willen hun „gezicht redden”, zoals het gezegde luidt. Wanneer iemand in gebreke blijft een fout toe te geven, kan dit echter ook heel goed te wijten zijn aan gevoelens van onzekerheid. Misschien denkt hij dat zijn positie gevaar loopt als hij een fout toegeeft.
Het lijdt geen twijfel dat sommige personen ervoor terugschrikken toe te geven dat zij een fout hebben gemaakt, vanwege de prijs die zij misschien voor die fout moeten betalen. Zo kan een spoorwegbeambte een ernstig ongeluk veroorzaakt hebben door nalatigheid. Maar als hij toegeeft dat hij een fout heeft gemaakt, zal hij wellicht zijn baan verliezen of zelfs de gevangenis ingaan. Of in het geval van een arts kan het zijn dat er een kostbaar proces wegens een verkeerde behandeling tegen hem aangespannen wordt; en wanneer hij zijn fout dan toegeeft, kan dat hem of zijn verzekeringsmaatschappij heel wat geld kosten.
Bovendien kan iemand er moeite mee hebben de dingen gewoon in het juiste licht te zien. De bijbel zegt dan ook: „Fouten — wie kan ze onderscheiden?” Daarbij komt nog dat in het hart emoties kunnen huizen die ons beletten onze dwaling toe te geven. Ja, „het hart is verraderlijker dan iets anders . . . Wie kan het kennen?” — Ps. 19:12; Jer. 17:9.
Ongunstige gevolgen
Kortzichtig eigenbelang kan ons ertoe aanzetten onszelf te rechtvaardigen in plaats van toe te geven dat wij iets verkeerds hebben gedaan. Maar hoe wij het ook beredeneren, het heeft altijd ongunstige gevolgen als wij weigeren te erkennen dat wij een fout hebben begaan. Het kan bijvoorbeeld tot een gespannen verhouding leiden met gezinsleden, met collega’s of met geloofsgenoten. Wanneer wij weigeren te erkennen dat wij ongelijk hebben, stellen wij òf het geduld van anderen op de proef òf verliezen wij hun respect. En hoogstwaarschijnlijk scheppen wij een barrière die een ongehinderde communicatie in de weg staat.
Ernstiger nog is het feit dat als wij weigeren toe te geven dat wij iets verkeerds hebben gedaan, wij gebukt gaan onder een slecht geweten, vooral als iemand anders de schuld krijgt van wat wij hebben gedaan. En als wij ervoor terugschrikken één fout toe te geven, kan dit een gewoonte worden. Hebben wij geweigerd kleine fouten toe te geven, dan zullen wij misschien al spoedig weigeren grote fouten toe te geven, zodat het bergafwaarts met ons gaat. Het gevolg kan zijn dat zelfs in een geval van ernstige zonde ons geweten dichtgeschroeid wordt als met een brandijzer (1 Tim. 4:1, 2). En wat het belangrijkste is, een dergelijke handelwijze is beslist schadelijk voor onze verhouding tot onze Schepper, Jehovah God.
Voorbeelden uit het verleden
Laten wij na toe te geven dat wij iets verkeerds hebben gedaan, door te proberen de schuld op anderen te schuiven, dan komen wij in nogal armzalig gezelschap te verkeren. Toen de eerste man, Adam, ongehoorzaam was geweest, gaf hij ’de vrouw die God hem gegeven had’ de schuld. Op haar beurt gaf Eva de schuld aan de slang. God accepteerde deze excuses echter niet, maar stelde het oorspronkelijke mensenpaar verantwoordelijk. Dan was er koning Saul, die naliet Gods vonnis over de goddeloze Amalekieten volledig te voltrekken. Toen Saul naar de reden werd gevraagd, gaf hij zijn volk de schuld. Maar God aanvaardde dat excuus al evenmin. — Gen. 3:12-19; 1 Sam. 15:15-23.
De bijbel geeft ons daarentegen ook voorbeelden waaruit blijkt dat wij het moeten toegeven als wij iets verkeerds hebben gedaan. Daartoe behoort het voorbeeld van Juda. Hij had verkeerd gehandeld tegenover zijn schoondochter Tamar, die weduwe was geworden. Toen Juda geconfronteerd werd met zijn verantwoordelijkheid voor haar zwangerschap gaf hij toe: „Zij is rechtvaardiger dan ik” (Gen. 38:26). Hij gaf tenminste toe dat hij een fout had gemaakt.
Ook is er het voorbeeld van koning David. Hij deed van alles om zijn zonde met Bathséba te verbergen. Toen de profeet Nathan hem zijn fouten voorhield, bekende David: „Ik heb tegen Jehovah gezondigd” (2 Sam. 12:13). Ja, David gaf dus toe dat hij zich schuldig had gemaakt aan overtredingen.
Goede resultaten
Wij doen er goed aan ons deze voorbeelden uit de oudheid te binnen te brengen en het toe te geven wanneer wij een fout hebben begaan. Dat leidt onder meer tot een betere verhouding met onze gezinsleden. Wij zullen ook beter met onze superieuren kunnen opschieten als wij hun geduld niet al te zeer op de proef stellen. Het is veelzeggend dat de Schrift ons vertelt: „Indien de geest van een heerser tegen u zou oprijzen, verlaat uw eigen plaats niet, want de kalmte zelf verzacht grote zonden” — ja, zelfs heel ernstige overtredingen. — Pred. 10:4.
En als wij een verantwoordelijke positie bekleden? Met de bereidheid om toe te geven dat wij een fout hebben gemaakt, zullen wij het respect van onze ondergeschikten winnen. Bovendien zullen wij met die houding in staat zijn vorderingen te maken in het overwinnen van onze zwakheden.
Het is vooral belangrijk dat wij een rein geweten en een goede verhouding met onze God behouden. Laten wij daarom, als wij een ernstige fout hebben begaan, allereerst toegeven dat wij hebben gezondigd. Laten wij in oprecht gebed de barmhartige vergeving van onze hemelse Vader zoeken door bemiddeling van Jezus Christus (Ps. 103:10-14; 1 Joh. 2:1, 2). En laten wij ook ten volle voordeel trekken van de geestelijke hulp die ons ter beschikking staat (Jak. 5:13-16). Dat is de weg der wijsheid, want Gods Woord vertelt ons: „Wie zijn overtredingen bedekt, zal geen succes hebben, maar wie ze belijdt en laat, zal barmhartigheid worden betoond.” — Spr. 28:13.
Hulp om de neiging te overwinnen
Het is duidelijk dat wij hulp nodig hebben als wij de neiging om onze fouten niet toe te geven, willen overwinnen. Vaak zal gevoel voor humor een hulp zijn, vooral als de fout of vergissing niet al te ernstig of belangrijk is. Zo droeg een goede huisvrouw een aantal etensborden toen zij struikelde en de hele stapel liet vallen, allemaal aan scherven. Daarop barstte zij in lachen uit, want zij had altijd gedacht dat zo iets haar eenvoudig niet kon overkomen. Maar het gebeurde toch! Dikwijls zal gevoel voor humor ons ervoor behoeden onszelf te serieus te nemen, iets wat er vaak de grondoorzaak van is dat wij geen fouten willen toegeven.
Eerlijkheid en empathie spelen ook een rol. Als bepaalde personen er recht op hebben te weten dat wij een fout hebben begaan, dienen wij bereid te zijn onze fout toe te geven. Empathie dient ons er vooral toe te bewegen het toe te geven als anders een ander erop aangekeken wordt. Hier zijn Jezus’ woorden van toepassing: „Zoals gij wilt dat de mensen u doen, doet hun desgelijks.” — Luk. 6:31.
Nederigheid zal ons ook helpen een fout toe te geven. Wel beschouwd grenst het verzuim om een fout toe te geven aan huichelarij, vindt u niet? Noch de hoogmoedige noch de huichelaar geniet Gods goedkeuring. — Spr. 21:4; Jak. 3:17.
Het bewaren van een innige verhouding met Jehovah zal de grootste hulp zijn bij het aankweken van de bereidheid onze fouten toe te geven. Waarom? Omdat wij geneigd zullen zijn al onze zorgen en dwalingen nederig in gebed aan hem voor te leggen. Dan zullen wij, vertrouwend op zijn hulp en barmhartigheid, de ongeëvenaarde „vrede van God” bezitten. — Fil. 4:6, 7.
Laten wij dus, omdat wij allemaal tekortkomingen hebben, onze fouten erkennen. En als wij het bij het verkeerde eind hebben, laten wij het dan nederig toegeven. Laten wij vervolgens constructief aan onze tekortkomingen werken, tot welzijn van onszelf en van anderen.
[Illustratie op blz. 29]
David bekende: „Ik heb tegen Jehovah gezondigd”