De vroege christenen leren kennen
Paulus schrijft aan de Korinthiërs
DE MEESTEN van ons vinden het prettig brieven te versturen en te ontvangen. Dit is een goede manier om contact te onderhouden met verre vrienden en geliefden. De brieven die eerste-eeuwse christenen schreven, zijn vooral interessant. Deze brieven onthullen in wat voor wereld zij leefden en aan welke druk zij het hoofd moesten bieden. Zulke brieven te lezen, vormt een goede manier om de vroege christenen te leren kennen.
De twee brieven die de apostel Paulus aan de christenen in Korinthe (Griekenland) heeft geschreven, en die in onze bijbel bewaard zijn gebleven, onthullen bijvoorbeeld een fascinerende wereld met een verscheidenheid van mensen en problemen. En ze helpen ons vooral ook beter bekend te raken met de apostel Paulus, een in het oog springende christen die als pionier het „goede nieuws” in veel delen van het Romeinse Rijk predikte.
Paulus kwam in 50 G.T., zeventien jaar na de dood van Jezus, in Korinthe aan. In die tijd bruiste de stad van activiteit. Wegens haar strategische ligging was ze een rijk handelscentrum en oefende ze aantrekkingskracht uit op interessante mensen van alle nationaliteiten.
Korinthe was ook een internationaal centrum van sportmanifestaties. De Istmische Spelen, die daar om de twee jaar werden gehouden, kwamen in belangrijkheid onmiddellijk na de Olympische Spelen. En de stad was religieus. Korinthe stond speciaal bekend om de toewijding aan de Griekse godin Artemis en om de immoraliteit die met haar aanbidding verband hield. De uitdrukking „als een Korinthiër leven” betekende zelfs „hoererij beoefenen”.
De brieven
Zoals gewoonlijk gebeurde, lokte Paulus’ prediking in Korinthe de tegenstand uit van vasthoudende joden. Maar toen hij mensen met een ontvankelijk hart aantrof, bleef hij er langer. Toen hij anderhalf jaar later ten slotte vertrok, was er een goed gefundeerde gemeente van christenen. Ongeveer drie jaar daarna schreef Paulus de brief die wij nu Eén Korinthiërs noemen.
Waarom schreef de apostel de brief? In de eerste plaats hadden de Korinthiërs hem enkele vragen gestuurd die beantwoord moesten worden. Belangrijker was echter nog dat hij verontrustend nieuws uit Korinthe had ontvangen. Verdeeldheid, onjuiste leringen, onreine praktijken en aanmatigende mannen bedreigden de geestelijke gezindheid van de jonge gemeente. Paulus schreef deze krachtige doch hartelijke brief daarom om dingen in orde te brengen. Reageerden de Korinthiërs hier gunstig op? In zekere zin wel. Minder dan een jaar later schreef hij zijn tweede brief aan de Korinthiërs, waarin hij hen prees wegens hun verbeterde houding.
Aangezien deze brieven geïnspireerd waren, zijn ze niet uit de tijd geraakt. De erin opgetekende beginselen zijn nog steeds van kracht. Lees deze brieven daarom zorgvuldig als u wilt begrijpen wat de christelijke maatstaf voor het huwelijk is, hoe u vergaderingen voor de ware aanbidding moet organiseren, wat het juiste, christelijke gezagsbeginsel is en waarom de noodzaak bestaat dat allen „nauw verenigd [zijn] in dezelfde geest en in dezelfde gedachtengang” (1 Kor. 1:10). De eerste brief is ook welbekend wegens zijn schitterende beschrijving van liefde en zijn meesterlijke uitleg en verdediging van de opstandingshoop (1 Kor. hfdst. 13 en 15). Maar zoals reeds is opgemerkt, helpen deze brieven ons ook de vroege christenen beter te leren kennen.
De mensen
Wat waren de christenen in Korinthe voor mensen? Sommigen waren van joodse origine, met inbegrip van Krispus, die de presiderende dienaar van de joodse synagoge was toen Paulus voor het eerst in Korinthe kwam (Hand. 18:8). Er waren ook niet-joden, van wie sommigen vroeger diep in de beruchte Korinthische immoraliteit verzonken waren geweest. — 1 Kor. 6:9-11.
Ook schijnen sommige slaven christenen te zijn geworden. En dit geldt ook voor sommige weduwen en ongehuwde personen, alsook gehuwde mensen wier partner het goede nieuws niet had aanvaard (1 Kor. 7:12-40). Afgezien van de verschillen in tijd en culturele achtergrond schijnt de gemeente in Korinthe dan ook weinig verschild te hebben van veel grote-stadsgemeenten in deze tijd.
De gelovigen in Korinthe waren echter merendeels nieuw in het christelijke geloof, en dit was goed te merken. Zij lieten bijvoorbeeld toe dat een zekere man met hen bleef omgaan ondanks het feit dat hij in een bloedschennige verhouding met zijn stiefmoeder leefde. Misschien hebben zij wel gedacht dat christelijke vrijheid zo iets mogelijk maakte. En in plaats dat zij verenigd waren, waren zij in partijen verdeeld, waarin zij mensen volgden in plaats van Jezus Christus. Hun verkeerde houding kwam ook aan het licht in de manier waarop zij het Avondmaal des Heren vierden, bij welke gelegenheid sommigen van hen zelfs onder invloed van sterke drank waren! — 1 Kor. hfdst. 1, 5 en 11.
Bovendien sleepten sommige Korinthische gelovigen medechristenen voor het gerecht. Anderen, die misschien onder invloed stonden van de Griekse filosofie, onderwezen dat er niet zo iets was als een opstanding. En sommigen waren trots, „opgeblazen”, en waren klaarblijkelijk van mening dat zij op de een of andere manier beter waren dan de rest van de gemeente. — 1 Kor. 4:18; 3:18; 6:1-8; 15:12.
Klinkt dat alsof er veel problemen waren? Ja, die waren er inderdaad. Maar vergeet niet dat Paulus slechts vijf jaar voordien met de prediking in Korinthe was begonnen. Het is waar dat Jehovah God speciale gaven van de geest had geschonken om de gemeente te sterken, maar de Korinthiërs hadden meer belangstelling getoond voor de gave van het spreken in talen — een krachtig uiterlijk teken voor niet-christenen maar van weinig waarde om de gemeente op te bouwen. Daarom moedigde Paulus hen ertoe aan de gave van profetie te ontwikkelen, hetgeen er in veel belangrijker mate toe zou leiden dat zij geestelijk gesterkt zouden worden. — 1 Kor. 14:1-12.
De beweegredenen van de meeste Korinthische christenen waren niet slecht. Zij hadden Paulus schriftelijk vragen gesteld, en zij wilden dus klaarblijkelijk weten hoe zij bepaalde dingen op de juiste manier moesten aanpakken. Ook prees Paulus hen: ’In alle dingen denkt gij aan mij en houdt gij vast aan de overleveringen zoals ik ze aan u heb doorgegeven’ (1 Kor. 11:2). En toen hij in zijn brief krachtige raad gaf, schijnen de meesten hier prompt op gereageerd te hebben, aangezien zij „op godvruchtige wijze bedroefd” waren geworden (2 Kor. 7:11). Sommigen bleven Paulus’ autoriteit echter tegenstaan. — 2 Kor. 10:10; 11:4-6.
De goede voorbeelden
In beide boeken treden verscheidene personen op de voorgrond. Paulus noemt een zekere Sósthenes, die voordat hij een christen werd, mogelijk een vooraanstaande jood in Korinthe was geweest (1 Kor. 1:1; Hand. 18:17). Huisgenoten van Chlóë, ook Korinthiërs, brachten aan Paulus bericht uit over de slechte situatie die zich in de gemeente ontwikkelde. Wat een schitterend voorbeeld om moedig te doen wat juist is! (1 Kor. 1:11) Het huisgezin van Stéfanas, de eerste christenen aldaar, was er druk mee bezig de heiligen te dienen — een voortreffelijk voorbeeld van gastvrijheid. Stéfanas, alsook Fortunátus en Acháïkus, worden door Paulus aan de Korinthiërs aanbevolen. „Erkent . . . dat soort van mensen”, zei hij. — 1 Kor. 16:18, 15, 17.
Verder was er Apóllos, een welbespraakt man die met overtuigingskracht kon spreken. Paulus vroeg hem naar Korinthe te komen, maar hij voelde daar toen nog niet veel voor. Misschien had hij andere verplichtingen of misschien wilde hij niet de sektarische geest aanmoedigen die in verband met zijn persoon was ontstaan (1 Kor. 16:12). De getrouwe Titus, die later op Kreta als Paulus’ vertegenwoordiger zou optreden, vertegenwoordigde hem nu in Korinthe en bracht goed nieuws over hun verandering van houding (Tit. 1:5; 2 Kor. 7:14, 15; 12:18). De jongeman Timótheüs, die zich in het bijzonder onderscheidde, was er ook geweest. Hij had bij het aanvankelijke evangelisatiewerk in Korinthe geholpen, en Paulus hoopte dat Timótheüs er spoedig zou terugkeren (1 Kor. 4:17; 16:10). Ja, de christelijke gemeenschap die in deze brieven op de voorgrond treedt, had het heel druk en was een organisatie van mensen die er werkelijk belangstelling voor hadden God te dienen en elkaar te helpen.
De apostel Paulus
De apostel Paulus was wel het drukst bezig van allemaal. Wij zien hem tot de Korinthiërs spreken „in zwakheid en in vrees en met veel beving”; hij was dus heel anders dan de grimmige fanaticus, zoals velen menen dat hij was (1 Kor. 2:3). Ook al bestonden er onder de Korinthiërs ernstige problemen, merken wij toch welk een liefde Paulus voor hen had. Hij prees hen wanneer dit maar mogelijk was en uitte zijn vreugde wanneer hij hoorde hoe goed zij zijn krachtige raad hadden aanvaard. — 1 Kor. 4:14; 11:2; 2 Kor. 7:8-13.
Ons hart gaat naar Paulus uit wanneer wij lezen over de moeilijkheden die hij in de bediening ondervond — de slagen, de lange reizen, de gevaren, alsook een „doorn in het vlees”, misschien een ernstige aandoening van de ogen (2 Kor. 12:7-10; 11:21-27). „Behalve die dingen, welke van uitwendige aard zijn”, zegt Paulus, „bestormt mij nog van dag tot dag de zorg voor alle gemeenten” (2 Kor. 11:28). Veel christelijke ouderlingen zullen ongetwijfeld begrip hebben voor zijn problemen.
Maar Paulus klaagde niet. Hij vermeldde deze dingen slechts om zijn autoriteit te verdedigen tegen de „superfijne apostelen” (2 Kor. 12:11-13). Ja, hij was blij zulke moeilijkheden te verduren, aangezien hierdoor aan het licht trad dat hij in Gods kracht, en niet in zijn eigen kracht, dienst verrichtte (2 Kor. 12:9, 10). Aldus verschaft hij een voortreffelijk voorbeeld van geloof in actie.
Paulus zei tot de Korinthiërs: „Ik verzoek u daarom dringend: wordt navolgers van mij” (1 Kor. 4:16). Ook in deze tijd doen wij er goed aan deze vermaning op te volgen. Maar om Paulus te kunnen navolgen, moeten wij meer over hem te weten komen — zijn getrouwe handelwijze, zijn gevoelens en geesteshouding, en zijn toewijding jegens God. Een uitstekende manier om dit te doen, is door de twee brieven te lezen die hij aan de christenen in Korinthe heeft geschreven. Waarom zou u daar nu niet mee beginnen?