Gods Woord is levend
Waarom mensen slechte dingen doen
DE MAN op de voorgrond, die vlak bij de muur strijdt, is Uría. Koning David van Israël had Joab, zijn krijgsoverste, geschreven: „Plaatst Uría vooraan bij de hevigste gevechtsaanvallen, en gijlieden moet u van achter hem terugtrekken, en hij moet neergeveld worden en sterven.” — 2 Sam. 11:15.
Uría was een goede, loyale man. Hoe kwam het dan dat David, die toch ook een dienstknecht van Jehovah was, bewust wilde dat Uría werd gedood?
Wij zullen geholpen worden dit te begrijpen door de volgende bijbelverzen te lezen: „Met kwade dingen kan God niet worden beproefd, noch beproeft hij zelf iemand. Maar een ieder wordt beproefd doordat hij door zijn eigen begeerte meegetrokken en verlokt wordt. Vervolgens baart de begeerte, als ze vruchtbaar is geworden, zonde; de zonde op haar beurt, wanneer volbracht, brengt de dood voort.” — Jak. 1:13-15.
Maar hoe, zo zult u misschien vragen, helpt deze informatie ons te begrijpen waarom David ervoor had gezorgd dat Uría werd gedood? Om hier het antwoord op te krijgen, moeten wij de omstandigheden beschouwen die ertoe leidden dat David Uría dood wilde hebben.
Op zekere dag, toen Uría weg was, zag David toevallig vanaf het dak van zijn huis dat Uría’s mooie vrouw Bathséba zich aan het baden was. Wat deed David? Hij bleef kijken. Door dit te doen, liet hij toe dat het verlangen om seksuele betrekkingen met Bathséba te hebben, in zijn hart post begon te vatten. God was niet degene die David op de proef stelde of verleidde. Neen, David werd door zijn eigen begeerte meegetrokken en verlokt.
Ten slotte werd de zinnelijke begeerte in David zo krachtig dat hij Bathséba naar zijn paleis liet brengen. Daar had hij seksuele betrekkingen met haar. Toen later bleek dat Bathséba zwanger was geworden en David hun overspel niet langer geheim kon houden, trof hij er regelingen voor dat Uría in de strijd gedood zou worden.
Het is waar dat Davids zonde er niet toe leidde dat hij Gods gunst voorgoed verspeelde en door Hem ter dood werd veroordeeld. Dit kwam doordat David oprecht berouw had en Jehovah hem barmhartigheid betoonde (Ps. 51:1-14). Toch helpt deze ervaring ons te begrijpen dat mensen vaak verkeerde dingen doen omdat zij verkeerde verlangens of slechte begeerten in hun hart koesteren. Wij moeten dus uit Davids ervaring leren dat wij situaties, alsook activiteiten en ontspanning uit de weg moeten gaan waardoor „seksuele begeerte” wordt aangewakkerd. — Kol. 3:5; 1 Thess. 4:3-5.