Weerstaat u de geest van ontevredenheid?
MURMUREREN in een geest van geklaag is een onderwerp dat al vroeg in de Heilige Schrift onder onze aandacht wordt gebracht (Exodus 15:24). In deze tijd vinden wij dit soort gemurmureer overal om ons heen en zwelt het aan tot een waar gebrul. Het dreigt iedereen te overspoelen, want er gaat een sterke invloed van uit. De geest die erachter schuilt, uit zich dikwijls in geklaag, misschien een binnensmonds gemopper, een ontevreden of geërgerd gemompel. Ware christenen moeten weerstand bieden aan zulk gemurmureer. Maar hoe kunnen wij de geest van ontevredenheid weerstaan?
Hoe het begon
Er zijn geldige redenen om over sommige toestanden niet tevreden te zijn. Het is te begrijpen dat „het klaaggeschrei over Sodom en Gomorra” luid werd wegens de goddeloosheid van de inwoners van deze steden (Genesis 18:20, 21). Maar geklaag en gemurmureer zonder reden zijn geworteld in ontevredenheid. En de oorspronkelijke aanstoker van de geest van ontevredenheid was Satan de Duivel, „die de gehele bewoonde aarde misleidt” (Openbaring 12:9). In de tuin van Eden zorgde hij voor een situatie die erop gericht was ontevredenheid op te wekken, eerst bij Eva en vervolgens bij Adam (Genesis 3:1-7). Sedert die tijd heeft Satan altijd succes gehad met het creëren van situaties die ontevredenheid in de hand werken.
Eeuwen na de opstand in Eden maakte Jehovah zich een naam door de Israëlieten uit Egypte te bevrijden en hen tot een natie te organiseren (Exodus 9:16). Waren zij hun Bevrijder dankbaar? Neen, want tijdens hun veertig jaren in de wildernis hebben zij herhaaldelijk tegen Jehovah gemurmureerd, hetzij rechtstreeks, of indirect door aanmerkingen te maken op Mozes en Aäron! In één geval vroeg Jehovah: „Hoe lang zal deze boze vergadering dit gemurmureer, dat zij tegen mij aanheffen, nog volhouden?” (Numeri 14:26, 27; Exodus 16:2, 7) De hele geschiedenis door heeft die geest van ontevredenheid zich in het oude Israël doen gelden. — Ezechiël 18:25.
Klagen over ons levenslot
Natuurlijk zou iemand, doordat hij onvolmaakt is, in zijn omstandigheden ten onrechte een reden tot klagen kunnen gaan zien. De rechtvaardige man Job was zo diep ongelukkig over zijn verschrikkelijke ervaringen, dat hij kwaad afsmeekte over de dag dat hij geboren was (Job 3:1-3). Kunnen belijdende christenen ontevreden worden over hun levenslot? Ja zeker, en met sommigen is dat ook gebeurd.
De discipel Judas schreef over „goddeloze mensen” die heimelijk de eerste-eeuwse christelijke gemeente waren binnengedrongen: „Deze mensen zijn murmureerders, klagers over hun levenslot, die overeenkomstig hun eigen [lage, immorele] begeerten te werk gaan, en hun mond spreekt opgeblazen dingen, terwijl zij ter wille van hun eigen voordeel persoonlijkheden bewonderen” (Judas 3, 4, 16). Om als christen getrouw te blijven, moeten wij zulke klagers uit de weg gaan. En hoeveel beter is het de vele zegeningen te tellen die ons als Jehovah’s dienstknechten ten deel vallen, en aldus een geest te bewaren die Gods goedkeuring geniet! — Galáten 6:18.
Tegen broeders of verbondenen
Dienstknechten van Jehovah dienen het verlangen te hebben een liefdevolle houding van samenwerking tegenover elkaar te bewaren. Maar murmureren kan een nadelige uitwerking hebben op goede betrekkingen met anderen. De leviet Korach en zijn gezelschap murmureerden tegen Mozes en Aäron en legden een geest van afgunst aan de dag. Omdat Jehovah hierover zeer misnoegd was, kwamen de murmureerders om het leven. — Numeri hfdst. 16.
Eeuwen later maakte de apostel Johannes melding van Diótrefes, die op een voorname positie uit was en die ’met boosaardige woorden over hem snaterde’. Als Johannes in staat zou zijn die gemeente te bezoeken, was hij voornemens gepaste aandacht aan die murmureerder te schenken. — 3 Johannes 9, 10.
Wij dienen ons er dus voor te hoeden dat wij ontevreden worden en gaan murmureren over onze voorrechten binnen de gemeente. Wij zullen er bijvoorbeeld goed aan doen gevoelens van ontevredenheid te onderdrukken als iemand anders bepaalde verantwoordelijkheden toegewezen krijgt waarvoor wij onszelf beter geschikt vinden. Wij kunnen ons vergissen, en wij zullen beslist niet de geest van Korach of Diótrefes willen hebben.
Zoek bijbelse oplossingen
Ongetwijfeld worden wij allen, aangezien wij nu eenmaal onvolmaakt zijn en in benauwende tijden leven, wel eens bekropen door gevoelens van ontevredenheid. Maar wij beschikken wel over de nodige hulp, want de Schrift laat ons zien hoe wij de geest van ontevredenheid en de neiging tot klagen kunnen overwinnen.
Een fundamenteel punt dat wij moeten erkennen, is dat Jehovah gemurmureer niet goedkeurt, aangezien het een gebrek aan geloof en aan liefde voor God verraadt. Daarom waarschuwde de apostel Paulus: „Zijt ook geen murmureerders, zoals sommigen van hen [de Israëlieten in de wildernis] hebben gemurmureerd, met als enig resultaat dat zij omkwamen door de verdelger” (1 Korinthiërs 10:10; Numeri 14:35-38). Paulus schreef ook: „Blijft alle dingen zonder gemurmureer en tegenspraak doen” (Filippenzen 2:14). Hoe kan trouwens iemand die met hart en ziel „de gelukkige God” dient, toch een chronische klager zijn? (1 Timótheüs 1:11) Wij moeten ons dus Jehovah’s zienswijze eigen maken en onvoorwaardelijk vertrouwen blijven stellen in zijn vermogen ons tevreden en gelukkig te maken. Bedenk dat tot de vrucht van zijn geest ook vreugde behoort. — Galáten 5:22, 23.
Als wij weerstand trachten te bieden aan de geest van ontevredenheid, is het nuttig te beseffen dat het leven voortdurend aan verandering onderhevig is. Iedere grond tot klagen is dus zuiver van tijdelijke aard. (Vergelijk 2 Korinthiërs 4:17.) Dat besef dient ons te helpen te allen tijde vreugde te putten uit onze dienst voor Jehovah. Laten wij niet toegeven aan ongerustheid of ontevredenheid, maar ’wanneer wij voedsel en kleding hebben, daarmee tevreden zijn’ (1 Timótheüs 6:8). Het is hartverwarmend op te merken dat Jehovah ons de verzekering geeft: „Ik zal u geenszins in de steek laten noch u ooit verlaten.” Laten wij dus, veilig en beschermd onder de hoede van onze hemelse Vader, niet klagen over ons levenslot, maar ’tevreden zijn met de tegenwoordige dingen’. — Hebreeën 13:5.
Aan onze gezegende positie blijven denken
Voelt u zich soms ontevreden over wat u van uw leven terecht hebt gebracht? Zo ja, denk dan eens na over uw vroegere status en uw huidige bevoorrechte positie in het geestelijke paradijs waarin ware christenen zich verheugen. (Vergelijk 2 Korinthiërs 12:1-4.) Gezalfde volgelingen van Christus zijn ’uit de duisternis geroepen tot Gods wonderbare licht’. Hun metgezellen, de „grote schare”, smaken ook de vreugde van het schitterende waarheidslicht en hebben geweldige vooruitzichten (1 Petrus 2:9; Openbaring 7:9-14). Dient het ons niet tevreden — ja zelfs uitermate gelukkig — te stemmen dat wij de vreugde van geestelijk licht mogen smaken en het voorrecht genieten Jehovah God en onze Koning, Jezus Christus, te kennen en te dienen?
Wij maken deel uit van een internationale gemeenschap van broeders en zusters, een grote predikingsorganisatie die door Jezus Christus wordt geleid via „de getrouwe en beleidvolle slaaf”. Deze wereldomvattende broederschap volbrengt Jehovah’s wil door het goede nieuws van het Koninkrijk te prediken en discipelen te maken (Matthéüs 24:14, 45-47; 28:19, 20; 1 Petrus 2:17). Wat een geweldige redenen voor tevredenheid!
Indien wij persoonlijk echter niet tevreden zijn over het functioneren van de gemeente in een bepaald opzicht, kan het heel goed zijn dat wij bepaalde ontwikkelingen verkeerd hebben begrepen of een ietwat verkeerde zienswijze hebben — iets wat onder onvolmaakte mensen en zelfs onder opgedragen christenen beslist niet uitgesloten is. (Vergelijk Spreuken 16:2; Galáten 2:11-14; Filippenzen 4:2.) Dienen wij aan de andere kant, als wij het inderdaad bij het rechte eind hebben, niet het vertrouwen te koesteren dat Jehovah er zo nodig voor kan zorgen dat de dingen worden rechtgezet, door bemiddeling van zijn Zoon, het Hoofd van de gemeente? (Efeziërs 5:22, 23) Hoeveel beter is het geduldig te zijn in plaats van ontevreden!
Wanneer wij mediteren over Jehovah’s bemoeienissen met zijn volk als organisatie, hebben wij gegronde redenen om tevreden te zijn. De bijbelse leerstellingen zijn bijvoorbeeld heel duidelijk gemaakt, en daardoor is Jehovah’s volk geestelijk opgebouwd. Gods zienswijze ten aanzien van rein gedrag is verduidelijkt, zodat Jehovah’s Getuigen, hoewel zij niet volmaakt zijn, een uitzonderlijk hoge moraal hebben. Ons inzicht in de wijze waarop de ware christelijke organisatie dient te functioneren, is in zulk een mate verbeterd dat wij Jehovah dienen in overeenstemming met de schriftuurlijke richtlijnen voor de manier waarop de gemeente georganiseerd moet zijn (Filippenzen 1:1). Dient dit niet tot onze tevredenheid als opgedragen christenen bij te dragen?
Getrouwe christenen hebben tevens een schitterende hoop voor de toekomst. Die hoop dient ons in staat te stellen elk tijdelijk gebrek aan volledige tevredenheid te overwinnen. De tijd dat al wat leeft Jehovah zal loven, is nu heel nabij! (Psalm 150) Laten wij ons intussen onthouden van gemurmureer. Mogen wij veeleer onze liefdevolle hemelse Vader dienen met godvruchtige tevredenheid.