Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w86 1/3 blz. 10-15
  • Jobs rechtschapenheid — Waarom zo opmerkelijk?

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Jobs rechtschapenheid — Waarom zo opmerkelijk?
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1986
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Jobs beperkte kennis
  • De strijdvraag betreffende Jobs rechtschapenheid
  • Een andere aanvalsmethode
  • Job verdedigt zich en wordt terechtgewezen
  • ‘Ik zal trouw blijven!’
    Volg hun geloof na
  • Job volhardde — Ook wij kunnen dat!
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1994
  • Job loofde de naam van Jehovah
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2009
  • Bijbelboek nummer 18 — Job
    „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig”
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1986
w86 1/3 blz. 10-15

Jobs rechtschapenheid — Waarom zo opmerkelijk?

„Totdat ik de laatste adem uitblaas, zal ik mijn rechtschapenheid niet van mij laten wijken!” — JOB 27:5.

1. Wie was Job, en hoe weten wij dat hij werkelijk bestaan heeft?

JOB was in de geschiedenis der mensheid een in het oog springende persoon. Niet alleen bezat hij grote materiële rijkdom maar hij genoot ook achting als een meedogend rechter en leider. De bijbel zegt dat hij ’de grootste van alle oosterlingen werd’ (Job 1:3; 29:12-25). Hij wordt samen met Noach en Daniël genoemd als een zeer rechtvaardig man (Ezechiël 14:14, 20). De bijbel stelt Job ook als een voorbeeld ter navolging voor christenen en toont daarmee aan dat hij een werkelijk bestaande persoon is geweest. — Jakobus 5:11.

2. Hoe kunnen wij vaststellen wanneer Job de door Satan veroorzaakte beproeving onderging?

2 Job leefde in het land Uz, in het tegenwoordige Arabië. Hoewel Job geen Israëliet was, aanbad hij Jehovah, iets waar Jehovah Satans aandacht op vestigde. Gods verklaring dat „er niemand op aarde is als hij, een onberispelijk en oprecht man”, onthult dat er in die tijd geen andere in het oog springende dienstknecht van God leefde (Job 1:8). Jobs beproeving door Satan moet derhalve plaatsgevonden hebben terwijl zijn verre neven, de Israëlieten, slaven in Egypte waren — ergens nadat de opmerkelijke rechtschapenheidbewaarder Jozef in 1657 v.G.T. gestorven was en voordat Mozes zijn loopbaan van rechtschapenheid begon.

3. Wie heeft het boek Job geschreven, en hoe kan hij aan zijn inlichtingen gekomen zijn?

3 Het boek Job is klaarblijkelijk door Mozes geschreven. Maar hoe zou hij van Jobs beproeving gehoord kunnen hebben? Welnu, nadat Mozes in 1553 v.G.T. gedwongen was Egypte te verlaten, vestigde hij zich in Midian, niet ver van het land Uz (Exodus 2:15-25; Handelingen 7:23-30). Job was toen in de laatste 140 levensjaren waarmee Jehovah hem had gezegend (Job 42:16). Later, toen de Israëlieten zich tegen het einde van hun reis door de wildernis in de buurt van Uz bevonden, zou Mozes gehoord kunnen hebben over de laatste jaren van Jobs leven en zijn dood.

Jobs beperkte kennis

4. (a) Wat was klaarblijkelijk de bron van Jobs kennis omtrent Jehovah, en waarom zal hij ongetwijfeld contact gehad hebben met de nakomelingen van Abraham en Isaäk? (b) Hoe werd Job een man van opmerkelijke rechtschapenheid?

4 Toen Job op de proef werd gesteld, was zijn kennis van God en diens voornemens beperkt, aangezien er nog geen enkel deel van de bijbel op schrift was gesteld. Job zal echter wel iets afgeweten hebben van Jehovah’s bemoeienissen met Abraham, Isaäk, Jakob en Jozef, aangezien hij klaarblijkelijk een nakomeling van Abrahams broer Nahor via Nahors eerstgeboren zoon Uz was. Bovendien was Bethuël, de vader van Isaäks vrouw Rebekka en de overgrootvader van Jozef, een broer van Uz (Genesis 22:20-23). Job hechtte ongetwijfeld grote waarde aan de kennis die hij omtrent Jehovah’s communicatie met Abraham en diens nakomelingen had verkregen, hoe gering of hoe ruim die kennis ook geweest moge zijn, en er was hem veel aan gelegen Jehovah te behagen. Zo werd Job een man van opmerkelijke rechtschapenheid, een onberispelijk man die Jehovah volledig was toegewijd.

5. Wat in het bijzonder maakt Jobs rechtschapenheid zo treffend?

5 Niet lang nadat Jozef in Egypte gestorven was, werd Jobs rechtschapenheid het onderwerp van een controverse tussen Jehovah God en Satan in de onzichtbare hemel. Job wist echter niets af van deze controverse betreffende zijn rechtschapenheid. En juist het feit dat Job onkundig was van de reden voor zijn lijden maakt zijn onverbrekelijke rechtschapenheid zo opmerkelijk. Maar ten behoeve van al Gods latere dienstknechten liet Jehovah Mozes de bijzonderheden van de controverse betreffende Jobs rechtschapenheid optekenen.

De strijdvraag betreffende Jobs rechtschapenheid

6. (a) Hoe onthulde een grote vergadering in de hemel het bestaan van een strijdvraag tussen God en Satan? (b) Wanneer was deze strijdvraag ontstaan, en wat behelsde ze?

6 Het boek Job licht de sluier der onzichtbaarheid op en vergunt ons een blik op een vergadering van engelen die in de hemel plaatsvond vóór het aangezicht van Jehovah God. Daar herinnert Jehovah de eveneens aanwezige Satan eraan dat „er niemand op aarde is als [Job], een onberispelijk en oprecht man, godvrezend en wijkend van het kwaad” (Job 1:8). Het is duidelijk dat er een strijdvraag bestaat waarbij Jobs rechtschapenheid betrokken is. Maar deze strijdvraag is niet nieuw. Op het bestaan van deze strijdvraag werd geduid toen Satan Adam en Eva van God afkeerde en in feite zei: ’Als gij mij de kans maar geeft, kan ik iedereen zover krijgen dat hij u niet meer dient.’ — Genesis 3:1-6.

7. Hoe wordt Satan verplicht gronden aan te voeren voor Jobs rechtschapenheid, en hoe daagde de Duivel God uit?

7 Nu, tijdens deze officiële vergadering in de hemel, is Satan wel genoodzaakt van zijn kant gronden aan te voeren voor Jobs rechtschapenheid. „Is het om niet, dat Job God heeft gevreesd?” vraagt hij. „Hebt gij niet zelf om hem en om zijn huis en om al wat hij heeft, rondom een omheining geplaatst? . . . Maar steek voor de verandering alstublieft uw hand eens uit”, zegt Satan uitdagend, „en tast alles aan wat hij heeft en zie eens of hij u niet recht in uw gezicht zal vervloeken.” — Job 1:9-11.

8. (a) Hoe reageerde Jehovah op Satans uitdaging? (b) Welke verschrikkelijke slagen bracht Satan Job toe?

8 Jehovah neemt Satans uitdaging aan. Hij heeft volledig vertrouwen in Jobs rechtschapenheid en hij geeft Satan ten antwoord: „Zie! Al wat hij heeft, is in uw hand. Steek uw hand alleen niet tegen hemzelf uit!” (Job 1:12) Snel opent Satan de aanval op Job. Binnenvallende Sabeeërs roven Jobs duizend runderen en vijfhonderd ezelinnen en doden al de bedienden op één na. Vervolgens zendt Satan vuur uit de hemel om Jobs zevenduizend schapen te verteren, te zamen met al hun herders op één na. Dan zorgt Satan ervoor dat drie benden van de Chaldeeën Jobs drieduizend kamelen buitmaken en op één na alle bedienden doden. Ten slotte zendt Satan een hevige wind, die het huis verwoest waar Jobs tien kinderen een feestmaal houden, en zij allen worden gedood. Daarna komen de overlevenden van deze rampen in snelle opeenvolging Job het verschrikkelijke nieuws berichten. — Job 1:13-19.

9. Waardoor in het bijzonder waren Jobs rampen moeilijk te dragen, maar hoe reageerde Job niettemin?

9 Wat een rampen! Zelfs als Job zou begrijpen wie ze veroorzaakt had, zouden ze moeilijk te dragen zijn. Maar hij kende de oorzaak niet! Hij wist niet dat hij het middelpunt was van een controverse in de hemel en dat Jehovah hem gebruikte om te demonstreren dat er mensen zijn die ondanks al het onrechtvaardige lijden dat Satan wellicht over hen laat komen, aan hun rechtschapenheid zullen vasthouden. Toch zei de door verdriet overmande Job, die zelfs dacht dat God op een of andere wijze voor zijn verliezen verantwoordelijk was: „Jehovah zelf heeft gegeven, en Jehovah zelf heeft genomen. De naam van Jehovah blijve gezegend worden.” Ja, „in dit alles zondigde Job niet en schreef hij God niets onbetamelijks toe”. — Job 1:20-22.

10. (a) Om welke verdere toestemming betreffende Job vroeg Satan, en waarom was Jehovah bereid dit verzoek in te willigen? (b) Wat waren voor Job de gevolgen van de ellendige toestand waarin hij geraakte?

10 Wat een vernedering was het voor Satan toen Jehovah hem op een volgende vergadering van engelen aan het volgende herinnerde in verband met Job: „Zelfs nu nog houdt hij vast aan zijn rechtschapenheid”! Maar Satan geeft het niet op. Nu lanceert hij de uitdaging dat als hij de gelegenheid krijgt Job fysiek een slag toe te brengen, Job God recht in zijn gezicht zal vervloeken. Het vertrouwen dat Jehovah in Jobs rechtschapenheid stelt, gaat zelfs zover dat hij Satan toestemming geeft, en hem alleen waarschuwt dat hij Job niet het leven mag benemen. Bijgevolg ’slaat Satan Job met kwaadaardige zweren van zijn voetzool af tot zijn schedel toe’ (Job 2:1-8). Job geraakt in zo’n weerzinwekkend ellendige toestand, dat zijn familie en vrienden hem uit de weg gaan en vroegere kennissen hem bespotten. — Job 12:4; 17:6; 19:13-19; 30:1, 10-12.

11. Welke nieuwe slag kreeg Job te verduren, en waarom was het zo opmerkelijk dat hij onder al zijn tegenslagen zijn rechtschapenheid bewaarde?

11 En weer volgt er een nieuwe slag! Het geloof van Jobs vrouw verzwakt. Zij zegt tegen hem: „Houdt gij nog vast aan uw rechtschapenheid? Vervloek God en sterf!” Maar hij antwoordt haar: „Zoals een der zinneloze vrouwen spreekt, spreekt ook gij. Zullen wij enkel het goede van de ware God aannemen en niet ook het slechte aannemen?” Zoals het verslag opmerkt: „In dit alles zondigde Job niet met zijn lippen” (Job 2:9, 10). En wanneer u bedenkt dat de reden van Jobs lijden voor hem verborgen is, dan is zijn rechtschapenheid werkelijk opmerkelijk!

Een andere aanvalsmethode

12. (a) Wie waren de mannen die Job kwamen troosten? (b) Hoe gebruikte Satan deze mannen om Job nog verder te beproeven?

12 Maar het is Satan nog niet genoeg. Hij doet drie zogenaamd wijze mannen op het toneel verschijnen, die hetzij Job persoonlijk kenden of van zijn reputatie als „de grootste van alle oosterlingen” hadden gehoord. Blijkbaar zijn zij aanmerkelijk ouder dan Job (Job 1:3; 15:10; 32:6). Twee van hen zijn verre bloedverwanten. De Temaniet Elifaz is een nakomeling van Abraham via Teman, een kleinzoon van Esau, en de Suhiet Bildad is een nakomeling van Abrahams zoon Suah (Job 2:11; Genesis 36:15; 25:2). Zofars afstamming staat niet vast. Ogenschijnlijk komen deze drie mannen om Job te troosten, maar in werkelijkheid gebruikt Satan hen in een poging Jobs rechtschapenheid te ondermijnen. Juist zoals politieke ondervragers die zich als vrienden voordoen de loyaliteit van gevangenen ondermijnen en hen tegen hun eigen regering opzetten, zo hoopte Satan dat Jobs „vertroosters” hem tegen zijn God zouden opzetten. — Job 16:2, 3.

13. (a) Wat deden Jobs bezoekers na hun aankomst? (b) Waarop liepen de gesprekken uit toen zij eenmaal het woord namen?

13 Na hun aankomst blijven de drie bezoekers zeven dagen en zeven nachten zwijgend Jobs folterende pijnen en diepste vernedering gadeslaan (Job 2:12, 13). Elifaz, klaarblijkelijk de oudste, neemt ten slotte als eerste het woord en bepaalt daarmee de sfeer en het algemene thema van de discussie die uitloopt op een debat in drie ronden. Elifaz’ rede bestaat, evenals de redevoeringen van zijn metgezellen daarna, grotendeels uit beschuldigingen. Telkens wanneer een van Jobs beschuldigers uitgesproken is, antwoordt Job hem op zijn beurt en weerlegt hun argumenten. Zofar doet in de derde ronde van het debat niet mee, omdat hij blijkbaar vindt dat hij er niets meer aan kan toevoegen. Zofar houdt dus slechts twee redevoeringen, terwijl Elifaz en Bildad er elk drie houden.

14. Wat voor argumenten gebruikten de drie mannen tegen Job, en hoe bediende Satan zich in zijn aanval op Jezus van dezelfde tactiek?

14 Elifaz’ toespraken zijn langer en zijn taal is wat milder. Bildads taal is bijtender en die van Zofar nog erger. Hun redeneringen zijn er listig op gericht Satans doel, het verbreken van Jobs rechtschapenheid, te bereiken. Dikwijls geven zij ware feiten weer maar zijn het verband en de toepassing verkeerd. Satan paste tegenover Jezus dezelfde tactiek toe. Satan haalde een schriftplaats aan waar staat dat Gods engel zijn knecht voor kwaad zou behoeden en nodigde Jezus uit te bewijzen dat hij Gods Zoon was door zich van de tempel naar beneden te werpen (Matthéüs 4:5-7; Psalm 91:11, 12). Job werd geruime tijd aan soortgelijke satanische redenaties blootgesteld.

15. Wat was volgens Elifaz’ redenatie de oorzaak van Jobs tegenslagen?

15 In zijn openingsrede beweert Elifaz dat Jobs moeilijkheden het gevolg zijn van Gods vergelding voor zijn zonden. „Wie is er ooit onschuldig omgekomen?” zo vraagt hij. „Naar wat ik heb gezien, zullen zij die bedenken wat schadelijk is en zij die moeite zaaien, het ook oogsten” (Job 4:7, 8). Vervolgens beweert Elifaz dat God zijn knechten niet vertrouwt. „In zijn knechten heeft hij geen geloof,” zegt Elifaz, „en zijn [engelen] legt hij gebreken ten laste. Hoeveel te meer dan hun die in lemen huizen wonen.” — Job 4:18, 19.

16. Hoe zette Bildad de aanval van Elifaz voort, en welke ongerechtvaardigde illustratie gebruikte hij?

16 Bildad zet de verbale aanval voort. „Indien gij zuiver en oprecht waart,” zo zegt hij, „zou [God] nu voor u ontwaken en hij zou stellig uw rechtvaardige verblijfplaats herstellen.” Bildad merkt op dat papyrus en riet zonder water verdrogen en sterven, en trekt de waarheidsgetrouwe conclusie dat het zo zal gaan met „allen die God vergeten”. Maar hoezeer dwaalt hij als hij deze illustratie op Job van toepassing brengt en eraan toevoegt: „Zelfs de hoop van een afvallige zal te gronde gaan”! — Job 8:6, 11-13.

17. Welke krasse uitspraken deed Zofar?

17 Zofars uitspraken zijn nog krasser. Het komt erop neer dat hij zegt: ’O, als God maar zou spreken en u zou vertellen wat hij denkt. God weet wat gij gedaan hebt. Hij straft u veel minder zwaar dan gij verdient. Doe uw zonden ver van u weg en laat al uw slechtheid achter u, dan zult gij zekerheid en veel vrienden hebben.’ — Job 11:4-6, 14-20.

18. Hoe zette het drietal in de tweede ronde van het debat hun aanval op Job voort?

18 In de tweede ronde van het debat zet Elifaz de aanval op Jobs rechtschapenheid voort. ’God vertrouwt immers de engelen niet eens, hoeveel te minder dan iemand als gij! Een goddeloze verkeert altijd in moeilijkheden’ (Job 15:14-16, 20). Bildad, vertoornd over Jobs hardnekkige verzet tegen hun argumenten, zegt zoveel als: ’Uw licht zal worden uitgedoofd. Iedere herinnering aan uw bestaan zal vergaan. Dat gebeurt er met hen die God vergeten’ (Job 18:5, 12, 13, 17-21). Zofar vraagt, zinspelend op Jobs vroegere voorspoed: ’Weet gij niet dat het vreugdegeroep van de goddelozen van korte duur is en het vreugdebetoon van een afvallige voor een ogenblik? De hemel legt de dwalingen van de goddelozen bloot.’ — Job 20:4, 5, 26-29.

19. (a) Welke waarde hecht God volgens Elifaz aan de rechtschapenheid van mensen? (b) Hoe voert Bildad als laatste het woord in de verbale aanval op Job?

19 Elifaz opent de derde ronde van het debat met de vraag: ’Kan ook maar iemand waarde hebben voor God? Zou God, zelfs indien gij onberispelijk waart, daar beter van worden? Keer tot God terug’, zegt hij, ’en breng uw aangelegenheden in het reine. Dan zult gij hersteld worden’ (Job 22:2, 3, 21-23). Bildad voert als laatste het woord in de verbale aanval: ’Wie op aarde kan zich erop beroemen rein te zijn?’ zo vraagt hij. ’God is zo luisterrijk dat zelfs de maan en de sterren minder dan niets voor hem zijn. Hoeveel minder is de mens, die slechts een worm is in zijn ogen!’ — Job 25:2-6.

Job verdedigt zich en wordt terechtgewezen

20. (a) Hoe antwoordde Job op het argument dat lijden een straf van God is wegens zonden? (b) Waartoe was Job vastbesloten, en hoe weten wij dat zijn rechtschapenheid voor God werkelijk belangrijk was?

20 Ondanks Jobs verschrikkelijke lijden zwicht hij geen ogenblik voor de misleidende argumenten van zijn kwellers. Als lijden een straf van God is wegens zonden, zo vraagt hij, „waarom blijven [dan] juist de goddelozen in leven, zijn zij oud geworden, ja, superieur geworden in vermogen?” (Job 21:7-13) En in tegenstelling tot wat Jobs beschuldigers zeggen, hecht Jehovah wel degelijk waarde aan rechtschapenheidbewaarders, die door deze handelwijze een antwoord verschaffen op de honende bewering van Satan dat hij iedereen van het dienen van God kan afkeren (Spreuken 27:11; Psalm 41:12). Vol vertrouwen in zijn eigen rechtschapenheid roept Job uit: „Totdat ik de laatste adem uitblaas, zal ik mijn rechtschapenheid niet van mij laten wijken!” (Job 27:5) Neen, hij heeft niets gedaan waardoor hij verdiend zou hebben wat hem overkomen is.

21. Wat zei Elihu tot Jobs valse vertroosters, en welke noodzakelijke terechtwijzing gaf hij Job?

21 De jonge man Elihu luistert aandachtig naar elk woord van dit langdurige debat. Nu neemt hij het woord en geeft Jobs valse vertroosters te verstaan dat door niets wat zij gezegd hebben, bewezen is dat Job een zondaar is (Job 32:11, 12). Vervolgens richt Elihu zich tot Job en zegt: „Uw woorden bleef ik horen: ’Ik ben zuiver, zonder overtreding; rein ben ik, en ik heb geen dwaling. Zie! Aanleidingen tot tegenstand tegen mij vindt hij, hij houdt mij voor een vijand van hem.’ . . . Hierin hebt gij geen gelijk gehad” (Job 33:8-13; 6:29; 13:24, 27; 19:6-8). Ja, Job liet blijken dat hij zich er te zeer om bekommerde zichzelf te rechtvaardigen. Maar toch veroordeelde hij daarbij God nooit en verloor hij nimmer het vertrouwen dat God zou doen wat juist is.

22. (a) Hoe reageerde Job nadat hij naar Jehovah had geluisterd? (b) Wat verlangde God van Jobs valse vertroosters, en hoe liep het uiteindelijk af voor Job?

22 Als Elihu zijn toespraak beëindigt, steekt er een hevige storm op en Jehovah zelf spreekt uit de stormwind en zegt: „Wie is daar bezig raad te verduisteren door woorden zonder kennis? Omgord uw lendenen . . . Laat mij u ondervragen, en licht gij mij in.” Nadat Job naar Jehovah geluisterd heeft, erkent hij dat hij onbezonnen, zonder volledige kennis, gesproken heeft en heeft hij berouw „in stof en as”. Dan geeft Jehovah zijn openlijke afkeuring te kennen ten aanzien van Elifaz en zijn twee metgezellen en geeft Job de opdracht als middelaar voor hen op te treden. Daarna wordt Job hersteld en hij wordt gezegend met zeven zonen en drie beeldschone dochters en tweemaal zoveel levende have als hij voorheen had. Na nog 140 jaar geleefd te hebben, sterft Job, „oud en verzadigd van dagen”. — Job 38:1-4; 42:1-17.

23. Welke uitwerking dient Jobs rechtschapenheid op ons te hebben?

23 Ja, Job was werkelijk een man wiens rechtschapenheid opmerkelijk was! Op geen enkele manier kon hij weten dat hij tot het mikpunt van Satans goddeloze uitdaging werd gemaakt. Hierdoor komt zijn rechtschapenheid nog treffender naar voren, want ook al geloofde hij dat al zijn lijden van God afkomstig was, toch weigerde hij God te verloochenen of hem te vervloeken. Wat een les voor ons, aangezien wij de oorzaak van de beproevingen op onze rechtschapenheid immers wel kennen! Wij dienen er beslist toe bewogen te worden Jobs voorbeeld na te volgen en voort te gaan met Jehovah’s werk, ongeacht alles wat Gods Tegenstander tegen ons in het strijdperk mag werpen.

Kunt u dit beantwoorden?

◻ Welke factoren maken Jobs rechtschapenheid zo opmerkelijk?

◻ Wie bezochten Job, en wat hoopte Satan dat zij zouden bereiken?

◻ Welke argumenten gebruikten de drie mannen tegen Job?

◻ Hoe verdedigde Job zich, maar hoe werd hij terechtgewezen?

◻ Hoe liep het af, en welke uitwerking dient dit op ons te hebben?

[Illustratie op blz. 13]

Satan zond drie „vertroosters” om Job tegen God op te zetten

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen