Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w87 1/2 blz. 22-26
  • Vastberadenheid hielp mij succes te hebben

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Vastberadenheid hielp mij succes te hebben
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1987
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Ervaringen die mijn leven hebben gevormd
  • Vastbesloten om bij mijn besluit te blijven
  • Vastberaden het hoofd bieden aan tegenstand
  • Vastberadenheid tijdens de verbodsperiode
  • Dienst verrichten in Tasmanië
  • Huwelijk en gezin
  • Een lonend leven
  • Troost bij al mijn zorgen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk (studie-uitgave) 2018
  • Jehovah heeft me geleerd zijn wil te doen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2012
  • Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1986
    Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1986
  • Tasmanië — Klein eiland, uniek verhaal
    Ontwaakt! 1997
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1987
w87 1/2 blz. 22-26

Vastberadenheid hielp mij succes te hebben

Zoals verteld door Joseph A. Oakley

WAT was het vreugdevol om in 1950 tot de 123.707 afgevaardigden te behoren die het internationale congres van Jehovah’s Getuigen in het Yankee Stadium in de stad New York (VS) bijwoonden! En wat was het een voorrecht om daarna de zestiende klas van de in het noorden van de staat New York gelegen zendelingenschool Gilead te bezoeken!

Toen ik afstudeerde, ontving ik, te zamen met een groep andere Australiërs, de toewijzing om in het verafgelegen Pakistan zendingswerk te verrichten. Wij arriveerden daar in de zomer van 1951. Vooral het eerste jaar was een jaar vol zware beproevingen.

Hiertoe behoorde de droge, stoffige hitte, die zo totaal verschilde van de koelte van Victoria en Tasmanië (Australië), waar ik had gewoond. Dan waren er de tyfus, de geelzucht en andere langdurige ziekten, waaraan de meesten van ons pas aangekomenen leden. Een van onze jonge klasgenoten stierf in dat eerste jaar.

Nog een beproeving waren de armoede en de totaal andere levensomstandigheden. Niet lang na mijn aankomst werd ik aangesteld tot reizend bedienaar, hetgeen betekende dat ik lange, eenzame treinreizen moest maken en soms op spoorwegperrons moest slapen.

Weer een andere beproeving was de omstandigheid dat onze Koninkrijksboodschap geen weerklank vond onder de overheersend islamitische bevolking. En het was ook een ware beproeving te proberen deze boodschap in een moeilijke nieuwe taal, het Urdu, onder woorden te brengen.

Het zou gemakkelijk geweest zijn de moed op te geven en naar huis terug te gaan. Er was een krachtige vastberadenheid nodig om te blijven. Ik ben blij dat mijn vroegere ervaringen mij hebben geholpen met succes het hoofd te bieden aan de beproevingen.

Ervaringen die mijn leven hebben gevormd

Ik ben ongeveer achttien kilometer buiten Geelong, een kustplaats in de Australische staat Victoria, op een boerderij opgegroeid. Toen ik op een aprildag in 1935 in de stad was, werd ik door een zekere mevrouw Hudson aangesproken die mij dringend uitnodigde een bijbellezing bij te wonen. Het zat me de hele week dwars dat ik deze lieve, oprechte en kennelijk toegewijde oudere dame had beloofd te komen. Ik had eigenlijk helemaal geen zin om te gaan, maar ik had niet de moed haar teleur te stellen.

Dus toen de tijd van de vergadering aanbrak, hield ik mij ondanks bange voorgevoelens aan mijn belofte en ging. Tot mijn verbazing genoot ik zo van de vergadering dat ik geregeld begon te komen. Wat ik leerde, overtuigde mij ervan dat ik de waarheid had gevonden, en in datzelfde jaar werd ik in Geelong op een congres gedoopt.

Enkele maanden later liepen twee ijverige pioniersters ruim anderhalve kilometer over een omgeploegd veld om onze boerderij te bereiken. Hun geloof en ijver maakten een diepe indruk op mij. Ik kan me herinneren dat ik hun vroeg waar zij die avond zouden overnachten, omdat zij hadden gezegd dat zij op weg waren naar een nieuwe gebiedstoewijzing in het ongeveer 56 kilometer verder gelegen stadje Bacchus Marsh.

„Dat weten we nog niet, maar vóór het vallen van de avond zullen we heus wel een plaatsje vinden”, antwoordden zij. „Zo niet, dan slaan we onze tent op.”

Het was al over vieren, en de dagen waren kort en koud. Ik dacht bij mezelf: ’Dit is pas werkelijk pionieren!’ Ook begon ik toen bij mezelf te denken: ’Wat doe ik hier eigenlijk op de boerderij, kilometers van de bewoonde wereld vandaan? Wat weerhoudt me ervan net als deze jonge vrouwen te pionieren? Ook ik ben jong en gezond. Als zij het kunnen, waarom ik dan niet?’ Op datzelfde moment nam ik het besluit zo vlug mogelijk eveneens pionier te worden.

Vastbesloten om bij mijn besluit te blijven

Mijn vader was er erg op tegen dat ik van huis zou gaan om als een van Jehovah’s Getuigen het volle-tijdpredikingswerk op me te nemen. Hij was dertig jaar lang hoofd van een zondagsschool geweest en was bevooroordeeld tegen de Getuigen. Ik was echter 21 geworden, en mijn moeder had geen werkelijke bezwaren toen ik haar mijn plannen uiteenzette. Ten slotte werd toen 30 juni 1936 vastgesteld als de dag waarop ik het ouderlijk huis zou verlaten.

Mijn vader vroeg verscheidene vooraanstaande zakenlieden me uit deze „afschuwelijke business”, zoals hij het noemde, te praten. Deze mannen deden hun uiterste best mij ertoe over te halen thuis te blijven en gebruikten allerlei argumenten, zoals: ’Je zult schande brengen over de religie van je familie.’ ’Je sluit je aan bij een onbekende en bijzonder impopulaire groep.’ En: ’Welke garantie heb je dat je het financieel zult kunnen redden?’

Deze misschien heel goed bedoelde pogingen om mij te overreden, duurden wekenlang voort. Maar vreemd genoeg werd ik, hoe meer zij mij trachtten te ontmoedigden, des te vastbeslotener om me bij de pioniersgelederen aan te sluiten.

De 30ste juni brak aan, koud en winderig! Na al mijn bezittingen op mijn motorfiets gebonden te hebben, ging ik op weg naar Melbourne, ongeveer 64 kilometer verder gelegen. Ik had de uitnodiging ontvangen daar met een groepje pioniers samen te werken. Een totaal nieuw, zinvol leven opende zich nu voor mij, maar er waren vele beproevingen.

Vastberaden het hoofd bieden aan tegenstand

In die dagen vormde het gebruik van geluidswagens om de op de plaat opgenomen bijbellezingen van de president van het Wachttorengenootschap, J. F. Rutherford, uit te zenden, een belangrijke manier om de Koninkrijksboodschap bekend te maken. Ongeveer vijf jaar lang heb ik met een van deze „wagens”, een goed uitgeruste bestelwagen die overal als de „Rode Verschrikking” bekendstond, gewerkt.

Broeder Rutherfords volle, diepe stem die uit de geluidstrechter kwam, was voor enkele waarheidszoekers „zoet”, maar voor tegenstanders van de waarheid was ze als gif. (Vergelijk 2 Korinthiërs 2:14-16.) Af en toe werd er een tuinslang op mij gericht of werden er stenen naar de wagen gegooid.

Anderen daarentegen vonden broeder Rutherfords lezingen, waarin religieuze leugens aan de kaak werden gesteld, werkelijk interessant. Een welgesteld heer bijvoorbeeld wilde een exemplaar hebben van al Rutherfords op de plaat opgenomen lezingen en van alle boeken die hij had geschreven. Toen wij hem in zijn grote huis bezochten, kon ik al die grammofoonplaten en boeken nauwelijks dragen. De man was erg blij ze te ontvangen en schreef ter plaatse een cheque uit voor £15 (toen $70). Ik had nog nooit zoveel verspreid!

In 1938 zou broeder Rutherford Australië bezoeken en in het raadhuis van Sydney een bijbellezing houden. Ik behoorde tot degenen die met een geluidswagen door de straten van Sydney zou rijden om korte aankondigingen van het naderende bezoek te doen. De „Rode Verschrikking” was speciaal uitgerust voor het zesweekse programma, met een grote aankondiging aan beide zijden van de geluidswagen. Deze „blitzkrieg”-activiteit veroorzaakte heel wat tegenstand.

Wegens krachtige religieuze druk werd het contract met het raadhuis in Sydney geannuleerd. Ik kreeg nu de toewijzing om met gebruikmaking van de geluidswagen handtekeningen te verzamelen voor een protestpetitionnement. Wij bezochten grote groepen arbeiders tijdens hun lunchpauze en hebben ondanks tegenstand die zich in veel plaatsen voordeed, honderden handtekeningen ten gunste van vrijheid van spreken kunnen bijeenbrengen. In totaal werden er in het hele land tienduizenden handtekeningen verzameld. Maar ondanks dat dit grote petitionnement aan het stadsbestuur van Sydney werd overhandigd, kregen wij nog steeds geen toestemming om van het raadhuis gebruik te maken.

Maar zoals zo vaak het geval is, bleek dit in het voordeel van Jehovah’s volk uit te vallen. Nu werd het sportterrein van Sydney gehuurd, en wegens de grote publiciteit die aan de tegenstand was gegeven, nam het aantal aanwezigen op broeder Rutherfords lezing toe tot het door de politie geschatte aantal van ongeveer 12.000. Aangezien het raadhuis plaats bood aan slechts ongeveer 5000 personen, had de tegenstand tot resultaat dat ruim tweemaal zoveel mensen de lezing hoorden!

Vastberadenheid tijdens de verbodsperiode

Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1939 nam de tegenstand toe. Vervolgens werd het werk van Jehovah’s Getuigen in januari 1941 in geheel Australië verboden. Ik pionierde destijds in Melbourne en woonde op het adres van het lectuurdepot van het Genootschap.

Op zekere dag stonden de depotdienaar Jack Jones en ik oog in oog met zes potige rijkspolitieagenten die bij ons aan de deur waren gekomen. Ik kreeg precies vijf minuten de tijd om mijn kamer op de bovenverdieping te ontruimen. Hebt u ooit geprobeerd in vijf minuten al uw bezittingen in te pakken? Ik was nog op geen stukken na klaar toen de politieagenten de kamer binnenstapten en ruw al mijn resterende kleren en uitrusting het raam uit smeten.

De verbodsbepaling maakte echter geen eind aan onze activiteit. Met gebruikmaking van alleen de bijbel bleven wij in Melbourne van huis tot huis prediken en vergaderingen houden. In 1942, het tweede jaar van het verbod, werd ik opnieuw naar Sydney geroepen, deze keer om mee te helpen het werk in de zeven gemeenten van Jehovah’s Getuigen aldaar te organiseren.

Het Bethelhuis in Sydney was destijds door regeringsambtenaren van het Gemenebest in gebruik genomen. In een groot huis van twee verdiepingen, slechts enkele blokken verder, troffen wij regelingen voor alle organisatorische activiteiten. Ik kreeg de toewijzing om op een motor met zijspan elke gemeente in Sydney te bezoeken en de broeders te voorzien van schema’s voor de vergaderingen en andere noodzakelijke behoeften, zodat de gemeenten goed konden functioneren en actief konden blijven.

Dienst verrichten in Tasmanië

Toen het verbod in juni 1943 werd opgeheven, kreeg ik de toewijzing mee te helpen het lectuurdepot in Melbourne weer voor gebruik in gereedheid te brengen. Vervolgens werd ik in 1946 aangesteld om als reizende broederdienaar (nu kringopziener) in Australië’s eilandstaat Tasmanië te dienen. Geografisch is Tasmanië een schitterend, bergachtig eiland met veel bergtoppen die gedurende het grootste deel van het jaar met sneeuw bedekt zijn.

Toen ik als reizend opziener dienst verrichtte, waren er slechts zeven gemeenten en enkele geïsoleerde groepen op het hele eiland. Tussen de bezoeken aan de gemeente in pionierde ik in het stadje Mole Creek. In de oorlog was daar hevige oppositie tegen de Getuigen opgelaaid. Maar tegen deze tijd was de tegenstand geluwd, en verscheidene personen bij wie ik lectuur verspreidde, zijn uiteindelijk opgedragen Getuigen geworden.

Tijdens mijn verblijf in Tasmanië, en wel in 1950, werd ik uitgenodigd de zestiende Gileadklas te bezoeken. Na de graduatie kreeg ik, zoals al is gezegd, Pakistan als toewijzing.

Huwelijk en gezin

Na zes jaar in Pakistan geweest te zijn, trouwde ik met Edna Marsh, die als zendelinge in Japan had gediend. Edna sloot zich bij mij aan en wij openden een nieuw zendelingenhuis in Quetta, in het hoogland van Pakistan. Wij brachten twee jaar in Quetta door, maar toen ons eerste kind in aantocht was, besloten wij naar Australië terug te keren. Wat lag er nu voor ons in het verschiet?

Waar ik zou gaan wonen en ons gezin zou grootbrengen, is geen ogenblik een punt van onzekerheid geweest. Ik had beloofd dat mocht ik ooit uit de buitenlandse dienst moeten terugkeren, ik naar Tasmanië zou terugkomen. Wij hadden echter vrijwel geen cent op zak en voor 45-jarigen lagen de banen niet opgeschept. Toch besloten wij ons niet door werelds werk van de gemeentevergaderingen en de velddienst te laten weerhouden.

Met de vriendelijke hulp van geestelijke broeders kon ik mijn eigen glazenwassersbedrijf beginnen. Meer dan twintig jaar lang heb ik als gevolg van mijn werelds werk geen enkele vergadering of velddienstbijeenkomst overgeslagen, hoewel er soms vastberadenheid voor nodig was om werkaanbiedingen en de daarmee gepaard gaande extra geldmiddelen af te slaan. Zo hebben wij onze twee kinderen in de weg der waarheid kunnen opvoeden en hun kunnen leren een geregeld aandeel aan alle Koninkrijksactiviteiten te hebben.

Onze kinderen zijn nu volwassen en niet langer van ons afhankelijk. Zij zijn beiden sterk in de waarheid. Onze dochter heeft vóór haar huwelijk verscheidene jaren van de pioniersdienst genoten en onze zoon en zijn vrouw staan nu op het punt als pioniers te gaan dienen waar de behoefte sterker wordt gevoeld.

Een lonend leven

Onlangs ontvingen wij bezoek van een oude vriendin die in de stad Quetta (Pakistan) als eerste een standpunt voor de waarheid had ingenomen. Aan het einde van een vergadering in onze gemeente Launceston, hier in Tasmanië, vertelde zij de gemeente dat zij haar dienstmeisje tweemaal had opgedragen mij te vertellen dat zij niet thuis was als ik hen bezocht. Toen ik haar echter later in de tuin ontmoette en zij ’er niet onderuit kon’, begon zij vragen te stellen en accepteerde zij uiteindelijk een bijbelstudie. Zij vertelde hoe dankbaar zij is dat ik vastberadenheid tentoon had gespreid door in die moeilijke toewijzing in Pakistan te volharden.

Enkele jaren voordien, op een congres in Sydney, rende een jonge vrouw naar me toe en omhelsde me spontaan. Verbaasd opperde ik dat zij zich waarschijnlijk vergiste. „Nee”, antwoordde zij, „je bent toch Joe Oakley? Jij en Alex Miller hebben met ons gezin in Lahore (Pakistan) gestudeerd; mijn moeder en zuster en ik zijn in de waarheid gekomen en wij wonen nu in Sydney.”

Ervaringen zoals deze hebben beslist bijgedragen tot de voldoening die het mij schenkt een volledig aandeel aan de Koninkrijksbekendmaking gehad te hebben. Wat is het geweldig Gods zegen op het werk te zien! Toen ik in 1946 voor het eerst hier in Tasmanië diende, waren er in de gehele stad Launceston negen Koninkrijksverkondigers. Nu zijn er drie gemeenten, elk met meer dan negentig verkondigers!

Op grond van de voldoening schenkende ervaringen tijdens mijn meer dan vijftig jaar durende christelijke dienst kan ik beslist zonder aarzelen zeggen dat vastberadenheid mij heeft geholpen er een succes van te maken.

[Illustratie op blz. 24]

Geluidswagen die werd gebruikt om de Koninkrijksboodschap in Sydney bekend te maken

[Illustratie op blz. 25]

Joe Oakley met de kleine gemeente in Quetta (Pakistan), toen op 15 december 1955 een nieuwe Koninkrijkszaal werd geopend

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen