Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w89 1/6 blz. 4-7
  • Waarom God vrezen en geen mensen?

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Waarom God vrezen en geen mensen?
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1989
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • De strik van mensenvrees
  • Wie dienen wij te vrezen?
  • Een God van liefde vrezen?
  • Wie vreest u?
  • Waarom moeten wij God vrezen?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1989
  • Ontwikkel uw hart om Jehovah te vrezen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2001
  • Vrees voor God — Kan het u tot voordeel strekken?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1987
  • Vreugde leren scheppen in de vrees voor Jehovah
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1995
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1989
w89 1/6 blz. 4-7

Waarom God vrezen en geen mensen?

„HET beven voor mensen, dat spant een strik, maar hij die op Jehovah vertrouwt, zal beschermd worden” (Spreuken 29:25). Met deze woorden vestigt de oude spreuk onze aandacht op de soort van vrees die inderdaad vergif voor de geest is — mensenvrees. Deze vrees wordt met een strik vergeleken. Waarom? Omdat een klein dier, zoals een konijn, hulpeloos is wanneer het in een strik terechtkomt. Het wil weghollen, maar de strik houdt het meedogenloos gevangen. Het slachtoffer is in feite machteloos.

Als wij door mensenvrees overmeesterd worden, zijn wij in veel opzichten te vergelijken met dat konijn. Misschien weten wij wat ons te doen staat. Misschien willen wij dat zelfs graag doen. Maar vrees heeft ons in haar macht. Wij zijn machteloos en niet in staat om ook maar iets te doen.

De strik van mensenvrees

Denk eens aan enkele personen uit bijbelse tijden die zich door mensenvrees lieten overmeesteren. In Jozua’s tijd werden twaalf mannen uitgezonden om het land Kanaän te verspieden alvorens de Israëlieten hun geplande inval deden. De verspieders kwamen terug en berichtten dat het land vruchtbaar en rijk was, precies zoals God had gezegd. Maar tien van de verspieders hadden zich laten imponeren door de fysieke kracht van de bewoners. Door mensenvrees bevangen, brachten zij een overtrokken beeld hiervan op de Israëlieten over en veroorzaakten aldus dat de hele natie sidderde van angst. De Israëlieten weigerden gehoor te geven aan Gods gebod om Kanaän binnen te trekken en het land in bezit te nemen. In de loop van de volgende veertig jaar is als gevolg hiervan de gehele volwassen mannelijke bevolking van die tijd, op slechts enkele uitzonderingen na, in de wildernis gestorven. — Numeri 13:21–14:38.

Jona viel eveneens aan mensenvrees ten prooi. Toen hij de toewijzing ontving om tot de inwoners van de grote stad Ninevé te prediken, „stond Jona op om de wijk te nemen naar Tarsis, weg van het aangezicht van Jehovah” (Jona 1:3). Waarom? De Ninevieten hadden de reputatie een meedogenloos en gewelddadig volk te zijn, en Jona was hier beslist van op de hoogte. Mensenvrees bracht hem ertoe in tegenovergestelde richting te gaan. Uiteindelijk heeft hij zijn toewijzing weliswaar aanvaard, maar pas nadat Jehovah hem op ongewone wijze streng had onderricht. — Jona 1:4, 17.

Zelfs koningen kunnen mensenvrees hebben. Bij een zekere gelegenheid was koning Saul rechtstreeks ongehoorzaam aan een uitdrukkelijk gebod van God. Zijn excuus? „Ik heb het bevel van Jehovah en uw woorden overtreden, omdat ik het volk vreesde en daarom hun stem heb gehoorzaamd” (1 Samuël 15:24). Enkele eeuwen later, toen Jeruzalem door de Babyloniërs werd belegerd, gaf Jeremia, een getrouwe profeet, koning Zedekía de raad zich over te geven en Jeruzalem aldus voor veel bloedvergieting te vrijwaren. Maar Zedekía weigerde dit te doen. Waarom? Hij gaf tegenover Jeremia toe: „Ik ben bang voor de joden die naar de Chaldeeën zijn overgelopen, dat men mij wel eens in hun hand zou kunnen geven en zij mij werkelijk smadelijk zouden bejegenen.” — Jeremia 38:19.

Ten slotte kon zelfs een apostel bang zijn. Op de dag dat Jezus zou sterven, waarschuwde hij zijn volgelingen dat zij allen hem in de steek zouden laten. Petrus verklaarde echter moedig: „Heer, ik ben gereed met u zowel de gevangenis als de dood in te gaan” (Lukas 22:33; Matthéüs 26:31, 33). Wat bleken die woorden ten onrechte geuit te zijn! Slechts enkele uren later loochende Petrus bevreesd dat hij altijd in Jezus’ gezelschap had verkeerd of hem zelfs kende. Hij werd door mensenvrees overmeesterd! Ja, mensenvrees is inderdaad vergif voor de geest.

Wie dienen wij te vrezen?

Hoe kunnen wij mensenvrees overwinnen? Door deze te vervangen door een veel gezondere vrees. Tot het koesteren van deze soort van vrees moedigde dezelfde apostel, Petrus, aan toen hij zei: „Vreest God” (1 Petrus 2:17). De engel die Johannes in een van de visioenen van het boek Openbaring zag, riep de mensheid toe: „Vreest God en geeft hem heerlijkheid” (Openbaring 14:7). De wijze koning Salomo moedigde ook tot een dergelijke vrees aan toen hij zei: „Het slot van de zaak, nu alles is gehoord, is: Vrees de ware God en onderhoud zijn geboden. Want dit is de gehele verplichting van de mens” (Prediker 12:13). Ja, vrees voor God is een verplichting.

Vrees voor God werpt voordelen af. De psalmist uit de oudheid zong: „Waarlijk, [Jehovah’s] redding is nabij degenen die hem vrezen” (Psalm 85:9). Een bijbelse spreuk beklemtoont ook: „Het is de vrees voor Jehovah die dagen zal toevoegen” (Spreuken 10:27). Ja, vrees voor Jehovah is gezond, heilzaam. ’Maar’, zo zou u kunnen zeggen, ’Jehovah is toch een liefdevolle God. Waarom zouden wij een God van liefde moeten vrezen?’

Een God van liefde vrezen?

Omdat vrees voor God niet de rampzalige, verlammende vrees is die mensen in sommige situaties bevangt. Ze is de soort van vrees die een kind voor zijn vader kan voelen, hoewel hij zijn vader liefheeft en weet dat zijn vader hem liefheeft.

Vrees voor God is in werkelijkheid een diepe eerbied voor de Schepper die voortspruit uit het besef dat hij de volledige belichaming is van rechtvaardigheid, gerechtigheid, wijsheid en liefde. Ze omvat een gezonde angst om God te mishagen omdat hij de Opperste Rechter is met de macht te belonen en te straffen. „Het is iets vreselijks in de handen van de levende God te vallen”, schreef de apostel Paulus (Hebreeën 10:31). Gods liefde dient niet als iets vanzelfsprekends beschouwd te worden, en ook dient men zijn oordeel niet te bagatelliseren. Daarom herinnert de bijbel ons aan het volgende: „De vrees voor Jehovah is het begin van wijsheid.” — Spreuken 9:10.

Wij moeten echter in gedachte houden dat hoewel Jehovah de macht heeft degenen die hem ongehoorzaam zijn te straffen — hetgeen hij vaak heeft gedaan — hij beslist niet bloeddorstig of wreed is. In werkelijkheid is hij een God van liefde, ook al wordt hij, net als een liefdevolle ouder, soms terecht boos (1 Johannes 4:8). Daarom is vrees voor hem heilzaam. Ze brengt ons ertoe gehoorzaam te zijn aan zijn wetten, die ontworpen zijn met het oog op ons welzijn. Gehoorzaamheid aan Gods wetten schenkt geluk, terwijl ongehoorzaamheid altijd slechte gevolgen heeft (Galaten 6:7, 8). De psalmist verklaarde onder inspiratie: „Vreest Jehovah, gij zijn heiligen, want er is geen gebrek voor degenen die hem vrezen.” — Psalm 34:9.

Wie vreest u?

Hoe helpt de vrees voor God ons mensenvrees te overwinnen? Welnu, mensen bespotten of vervolgen ons misschien omdat wij het goede doen, en dit zet ons onder druk. Maar een eerbiedige vrees voor God zet ons onder druk om aan een juiste handelwijze vast te houden, aangezien wij hem niet willen mishagen. Bovendien zal liefde voor God ons ertoe brengen datgene te doen wat zijn hart verheugt. Verder zullen wij in gedachte houden dat God ons rijkelijk beloont wanneer wij het goede doen, wat ons ertoe brengt hem nog meer lief te hebben en ons het verlangen schenkt zijn wil te doen. Een evenwichtige kijk op God helpt ons dus elke eventuele vrees voor mensen te overwinnen.

Velen worden bijvoorbeeld tot verkeerde daden geprest omdat zij bang zijn voor wat hun leeftijdgenoten wel van hen zullen denken. Het is heel goed mogelijk dat jongelui op school roken, gemene taal uitslaan, pochen over (werkelijke of ingebeelde) seksuele ervaringen en zelfs experimenteren met alcohol of drugs. Waarom? Niet altijd omdat zij dit graag willen, maar omdat zij bang zijn voor wat hun leeftijdgenoten zullen zeggen als zij anders handelen. Hoon en spot kunnen voor een tiener even moeilijk te verduren zijn als fysieke vervolging.

Ook een volwassene kan het gevoel hebben dat hij onder druk staat om verkeerd te handelen. Zo zou de baas op het werk een werknemer kunnen opdragen de prijs op een rekening voor een klant op te schroeven of een belastingformulier van de firma oneerlijk in te vullen, zodat er minder belasting betaald hoeft te worden. Een christen kan het gevoel hebben dat als hij niet gehoorzaamt, hij zijn baan zal verliezen. Zo kan mensenvrees hem onder druk zetten om verkeerd te handelen.

In beide gevallen zal een gezonde vrees voor God en respect voor zijn geboden een christen beletten door mensenvrees verlamd te raken. En liefde voor God zal hem ervan weerhouden iets te doen wat God verboden heeft (Spreuken 8:13). Bovendien zal zijn geloof in God hem de verzekering geven dat als hij overeenkomstig zijn door de bijbel geoefende geweten handelt, God hem zal ondersteunen, ongeacht de gevolgen. De apostel Paulus uitte zijn geloof in de volgende woorden: „Voor alle dingen bezit ik de sterkte door hem die mij kracht verleent.” — Filippenzen 4:13.

De bijbel verschaft talrijke voorbeelden van mannen en vrouwen die zelfs onder de zwaarste beproevingen getrouw waren aan Jehovah. Zij „kregen hun beproeving door bespottingen en geselingen, . . . door boeien en gevangenissen. Zij werden gestenigd, zij werden beproefd, zij werden in stukken gezaagd, zij stierven door afslachting met het zwaard” (Hebreeën 11:36, 37). Maar zij lieten niet toe dat mensenvrees hun geest beheerste. In plaats daarvan volgden zij dezelfde verstandige handelwijze die Jezus later aan zijn discipelen voorschreef: „Wordt niet bevreesd voor hen die het lichaam doden maar de ziel niet kunnen doden; doch vreest veeleer hem [God] die èn ziel èn lichaam kan vernietigen in Gehenna.” — Matthéüs 10:28.

Het opvolgen van deze raad van Jezus om God te vrezen in plaats van mensen, heeft de eerste christenen ook in staat gesteld om „ter wille van het goede nieuws” allerlei ontberingen, beproevingen en vervolgingen te verduren (Filémon 13). De apostel Paulus is hier een opmerkelijk voorbeeld van. In zijn tweede brief aan de Korinthiërs toont hij aan hoe vrees voor God hem de moed gaf gevangenisstraf, slagen, steniging, schipbreuk, verscheidene gevaren op de wegen, slapeloze nachten, honger, dorst, koude en naaktheid te verduren. — 2 Korinthiërs 11:23-27.

Vrees voor God heeft die eerste christenen ook gesterkt om het hoofd te bieden aan zware vervolging onder het Romeinse Rijk, toen sommigen van hen zelfs voor de wilde beesten in de arena werden geworpen. In de middeleeuwen werden moedige gelovigen in het openbaar op de brandstapel terechtgesteld omdat zij weigerden ten aanzien van hun geloof te schipperen. Gedurende de laatste wereldoorlog leden en stierven christenen liever in de concentratiekampen dan dingen te doen die God mishaagden. Wat een sterke kracht is godvruchtige vrees! Indien ze christenen heeft gesterkt om onder zulke beproevingsvolle omstandigheden mensenvrees te overwinnen, kan ze ons beslist sterken om in welke situatie wij ons ook bevinden, getrouw te blijven.

Thans oefent Satan de Duivel op alle mogelijke manieren pressie op ons uit om ons ertoe te brengen God te mishagen. Ware christenen dienen derhalve dezelfde vastbeslotenheid te bezitten als die welke de apostel Paulus tot uitdrukking bracht toen hij schreef: „Wij behoren niet tot het soort dat terugdeinst, wat tot vernietiging leidt, maar tot het soort dat geloof heeft, wat tot het in het leven behouden van de ziel leidt” (Hebreeën 10:39). De vrees voor Jehovah vormt een werkelijke bron van kracht. Mogen wij, geholpen door deze vrees, „goede moed hebben en zeggen: ’Jehovah is mijn helper; ik wil niet bevreesd zijn. Wat kan een mens mij doen?’” — Hebreeën 13:6.

[Illustratie op blz. 7]

Vrees voor God gaf Paulus de moed alles te verduren, met inbegrip van slagen, gevangenschap en zelfs schipbreuk. — 2 Korinthiërs 11:23-27

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen