Trekt Gods goedheid u aan?

HEBT u een vriend of vriendin die u heel na staat? Zo ja, hebt u er dan ooit over nagedacht waardoor u zich tot die persoon aangetrokken voelde? Was het zijn (of haar) uiterlijk? Was het het feit dat u beiden dezelfde interesses had? Of waren het dieper gewortelde hoedanigheden, zoals vriendelijkheid of wijsheid? Indien goedheid het ’bindmiddel’ was van uw vriendschap, dan hebt u werkelijk een kostbare verhouding. Echte goedheid is zeldzaam in deze tijd waarin de meeste mensen geen liefde voor het goede hebben. — 2 Timótheüs 3:3.

Voor een christen is de belangrijkste verhouding in het leven niet die met een ander mens, maar die met God. Hebt u zich dus, als u over deze verhouding nadenkt, ooit afgevraagd: ’Welke van Gods eigenschappen trekt mij het meest tot God aan?’

Gods belangrijkste eigenschappen

In feite beschrijft de bijbel vele voortreffelijke eigenschappen van God. De vier waarop gewoonlijk de nadruk wordt gelegd, zijn zijn liefde, gerechtigheid, wijsheid en almachtige kracht (Deuteronomium 32:4; Job 12:13; Psalm 147:5; 1 Johannes 4:8). Als wij uit deze vier voortreffelijke eigenschappen zouden moeten kiezen, zouden wij misschien zeggen dat Gods liefde ons het meeste aantrok. De eigenschap die daar echter heel nauw mee samengaat, is zijn allesovertreffende goedheid. Bijbelschrijvers hebben deze in welsprekende bewoordingen beschreven, en zo’n goedheid kan mensen ertoe brengen een sterke, aangename verhouding met hun Schepper op te bouwen.

Zo riep bijvoorbeeld aan het eind van de zesde eeuw v.G.T. de profeet Zacharia over Jehovah uit: „Hoe groot is zijn goedheid, en hoe groot is zijn schoonheid!” (Zacharia 9:17) Vele jaren voor Zacharia loofde Jesaja God insgelijks toen hij schreef: „De liefderijke goedheden van Jehovah zal ik vermelden, . . . ja, de overvloedige goedheid jegens het huis van Israël, die hij hun heeft bewezen.” — Jesaja 63:7.

Drie eeuwen voordien had koning David heel ontroerend over Gods goedheid geschreven. David schreef uit ervaring, daar hij zich zijn hele leven in deze goedheid had verheugd. God was buitengewoon goed voor David, wat hij vooral na zijn ernstige zonden in verband met Bathséba en haar echtgenoot Uría ervoer, toen God hem barmhartigheid betoonde (2 Samuël 12:9, 13). In Psalm 31:19 verklaarde David vol waardering: „Hoe overvloedig is uw goedheid, die gij als een schat hebt weggelegd voor hen die u vrezen!”

Hebt u evenveel waardering voor Gods goedheid als die aanbidders uit de oudheid? Zo ja, dan zult u de werkelijke „vrede van God, die alle gedachte te boven gaat”, ervaren en tevens krachtig gemotiveerd zijn om altijd Gods wil te doen (Filippenzen 4:7). Laten wij nu eens beschouwen wat Gods goedheid allemaal omvat en hoe wonderbaarlijk en verstrekkend de reikwijdte ervan is. Dit zal onze waardering voor onze liefdevolle hemelse Vader stellig doen toenemen.