De strijd om Jericho — Mythe of feit?
TIENTALLEN jaren lang hebben archeologen getracht het bijbelse verslag van Jozua en de strijd om Jericho in een twijfelachtig licht te plaatsen. Volgens de bijbel trokken Jozua en het Israëlitische leger zeven dagen rondom Jericho, totdat God de kolossale muren van de stad liet instorten. Hierdoor konden de Israëlieten Jericho binnengaan en ’de stad en alles wat erin was, met vuur verbranden’. — Jozua 6:1-24.
Maar beïnvloed door het zeer gerespecteerde werk van Kathleen Kenyon in de jaren vijftig, waren veel archeologen ervan overtuigd dat Jericho niet eens bestond ten tijde van de Israëlitische invasie. Zij waren in feite van mening dat de stad ruim een eeuw voordien was verwoest! Vandaar dat het bijbelse verslag van Jozua en de Israëlieten alom werd verworpen. Onlangs heeft dr. Bryant G. Wood, als archeoloog verbonden aan de University of Toronto (Canada), het bewijsmateriaal betreffende Jericho echter opnieuw aan een onderzoek onderworpen. Volgens The New York Times is hij tot de conclusie gekomen dat dr. Kenyon „op de verkeerde plaatsen naar het verkeerde soort van aardewerk heeft gezocht” en dat het bewijsmateriaal in werkelijkheid „opmerkelijk strookt” met de bijbel.
Dr. Wood vestigt de aandacht op een één meter dikke aslaag vol potscherven, fragmenten van bakstenen van een ingestorte muur en hout, allemaal zwartgeblakerd alsof de hele stad door brand was verwoest. De potscherven zijn gedateerd (aan de hand van de beschikbare methoden die algemeen als onnauwkeurig worden erkend) op 1410 vóór onze gewone tijdrekening, met een marge van 40 jaar ervoor of erna — beslist niet ver verwijderd van 1473 v.G.T., de uit de bijbel afgeleide datum voor de strijd om Jericho.
Opgravers hebben ontdekt dat er in de huizen van het oude Jericho overvloedige hoeveelheden graan opgeslagen waren. Dit is interessant, aangezien de bijbel te kennen geeft dat Jericho kort na de voorjaarsoogst werd ingenomen, en zonder dat er een langdurige uithongeringsbelegering was geweest (Jozua 3:14-16). Beide feiten verschaffen een goede reden waarom Jericho’s huizen ruimschoots van graan waren voorzien toen de stad werd verwoest.
Geleerden zijn nogal onwillig wanneer het erop aankomt de nauwkeurigheid van de bijbel toe te geven. Zo citeert de Times één eminente geleerde die als reactie op Woods bevindingen zegt: „Er bestaat geen twijfel over dat heel wat inlichtingen die in de bijbel worden aangetroffen, een greintje waarheid bevatten.” Maar naarmate steeds meer schriftuurlijke verslagen door hedendaagse wetenschappelijke en archeologische ontdekkingen worden ondersteund, is het voor onbevooroordeelde personen duidelijk dat de bijbel beslist geen verzameling leugens is met af en toe een greintje waarheid ertussenin. Zoals de bijbel zelf zegt: „God worde waarachtig bevonden, ook al wordt ieder mens een leugenaar bevonden.” — Romeinen 3:4.
Hoewel de huidige interpretaties van archeologische opgravingen te Jericho interessant zijn, „wandelen [ware christenen] door geloof, niet door aanschouwen” (2 Korinthiërs 5:7). Hun geloof is niet afhankelijk van archeologie. Met of zonder archeologische bewijzen blijkt de bijbel keer op keer een betrouwbare inlichtingenbron te zijn met betrekking tot het verleden, het heden en de toekomst. — Psalm 119:105; 2 Petrus 1:19-21.
[Illustratie op blz. 7]
De ruïnes van Jericho, waar Jehovah de Israëlieten de overwinning schonk
[Verantwoording]
Pictorial Archive (Near Eastern History) Est.