Hoe Jehovah zijn werk ondersteunt
DE AFGELOPEN decennia hebben Jehovah’s Getuigen een fenomenale groei beleefd. Alleen al in de laatste tien jaar zijn zij van 42.600 gemeenten tot een totaal van 60.192 in 212 landen uitgegroeid. Met het oog hierop hebben sommigen de vraag gesteld: Hoe wordt het werk van de Getuigen gefinancierd? Het Wachttorengenootschap beantwoordt deze en aanverwante vragen graag in dit artikel.
Betalen Jehovah’s Getuigen tienden?
Nee. In het oude Israël was het geven van tienden onder de Mozaïsche wet verplicht teneinde Gods tempelwerkers, de levieten en de priesters, te ondersteunen (Numeri 18:21, 24-29). Dezen hadden geen stamgebied maar bezaten slechts enkele steden, zodat zij die bijzondere ondersteuning nodig hadden. Daarnaast konden getrouwe Israëlieten vrijwillige bijdragen schenken voor speciale projecten, zoals de bouw van de tabernakel en later de tempel. — Exodus 25:1-8; 1 Kronieken 29:3-7.
De bijbel zegt echter dat Jezus, toen hij stierf, „de uit verordeningen bestaande Wet der geboden [heeft] tenietgedaan” (Efeziërs 2:15; Kolossenzen 2:13, 14). Met andere woorden, in Gods ogen was de Wet niet langer bindend, noch voor de joden, noch voor christenen. Vandaar dat het geven van tienden, samen met andere kenmerken van de Wet, zoals het geregeld brengen van offers in de tempel, niet langer van de getrouwen werd vereist.
Christenen geven uit liefde, en niet op grond van een wet. De apostel Paulus zette het beginsel uiteen toen hij een inzameling voor behoeftige christenen in Judea organiseerde. Hij zei: „Laat een ieder doen zoals hij in zijn hart heeft besloten, niet met tegenzin of onder dwang, want God heeft een blijmoedige gever lief” (2 Korinthiërs 9:7). Deze schriftuurlijke methode van vrijwillig geven wordt door Jehovah’s Getuigen toegepast.
Neemt u uw toevlucht tot het organiseren van bepaalde evenementen om aan geld te komen, deelt u collecte-enveloppen uit, schrijft u mensen aan, en dat soort methoden?
Nee, ware christenen hoeven niet tot geven te worden gedwongen of omgekocht met de verlokking prijzen te kunnen winnen. Religieuze groeperingen die hun toevlucht nemen tot bingoavonden, bazars, loterijen, kermissen, het verhuren van kerkbanken of het laten rondgaan van collecteschalen, laten daarmee zien dat ze hun mensen geen geestelijk voedsel hebben gegeven, zodat hun parochianen er niet door Gods geest toe worden aangezet op milde wijze bijdragen te schenken. Hetzelfde kan worden gezegd van degenen die hun toevlucht nemen tot de verouderde tiendplicht. — Mattheüs 10:8.
Hoe financiert u projecten als de bouw van nieuwe Koninkrijkszalen en bijkantoren, alsook uw uitbreiding van het internationale hoofdbureau in Brooklyn en in Patterson (New York)?
Jehovah stort zijn heilige geest op zijn Getuigen uit, waardoor zij in staat zijn „goed te doen, rijk te zijn in voortreffelijke werken, vrijgevig te zijn, mededeelzaam, voor zichzelf een voortreffelijk fundament voor de toekomst veilig als een schat wegleggend, opdat zij het werkelijke leven stevig mogen vastgrijpen” (1 Timotheüs 6:18, 19). Deze geest motiveert Jehovah’s Getuigen om het Koninkrijkswerk op alle mogelijke manieren te ondersteunen.
In 1989 bijvoorbeeld besteedden 3.787.188 Getuigen in 212 landen er 835.426.538 uur aan om Gods Woord aan anderen te onderwijzen. En zij leidden 3.419.745 geregelde huisbijbelstudies bij geïnteresseerden. Alle met dit werk verbonden kosten werden gedragen door degenen die eraan deelnamen. Jehovah beloonde dit liefdewerk met een toename van 263.855 nieuw gedoopte Getuigen.
Een soortgelijke edelmoedige geest beweegt Getuigen en geïnteresseerden ertoe het werk financieel te ondersteunen. Behalve dat zij de geregelde onkosten van hun plaatselijke gemeente helpen dekken, ondersteunen zij bouwwerkzaamheden die noodzakelijk blijken, zoals de renovatie of uitbreiding van hun Koninkrijkszaal of kringhal, of de nieuwbouw ervan. Vanwege de snelle groei moet er elk jaar een groot aantal Koninkrijkszalen worden gebouwd, die soms wel honderdduizenden dollars kosten. De kosten hiervan worden door de plaatselijke Getuigen gedragen door hun vrijwillige gaven en arbeid.
Bovendien moesten in veel landen de drukkerij- en kantoorfaciliteiten alsook woongebouwen van het bijkantoor uitgebreid worden — of er moesten nieuwe worden gebouwd — om het grotere aantal medewerkers en de extra voorzieningen die de groeiende organisatie nodig maakt, onder te brengen. Ook dit wordt door vrijwillige schenkingen en arbeid ondersteund, evenals de bouw- en renovatieprojecten in Brooklyn en in Patterson. Waar mogelijk financieren plaatselijke Getuigen de bouw. In sommige gevallen treft het Wachttorengenootschap regelingen dat bijkantoren hulp krijgen van andere landen — zowel in financieel opzicht als in de vorm van vaklieden. Zo wordt onder leiding van het Genootschap ’gelijkheid tot stand gebracht’. — 2 Korinthiërs 8:14.
Waarom hebt u geen eigen ziekenhuizen of klinieken en houdt u zich niet bezig met reliefwerk en andere vormen van maatschappelijke dienstverlening, zoals veel religieuze groeperingen doen?
Wanneer mogelijk reageren Jehovah’s Getuigen snel op noodsituaties als de nasleep van een oorlog of een natuurramp. In feite behoren zij gewoonlijk tot de eersten die ter plekke zijn met voedsel, kleding en vrijwilligers om met de wederopbouw te helpen. Jehovah’s Getuigen hebben echter geen eigen ziekenhuizen of klinieken, net zomin als zij er brandweer- of politiekorpsen op na houden, welke ook tot levensbehoud zijn.
Zij zijn opgedragen bedienaren van het evangelie, en zij hebben tot taak het goede nieuws van Gods koninkrijk over de gehele wereld te prediken en te onderwijzen tot een getuigenis voordat het einde komt (Mattheüs 24:14). Zoals Jezus zei, is de oogst groot en zijn er weinig werkers. Het zou onvergeeflijk zijn dit allerbelangrijkste werk te verwaarlozen om andere activiteiten, hoe prijzenswaardig ook, te gaan verrichten. — Mattheüs 9:37, 38.
Overigens zijn er onder Jehovah’s Getuigen een aantal artsen, verpleegkundigen en andere ziekenhuiskrachten. Maar zij bezien dit werk als ondergeschikt aan hun belangrijkste roeping, de christelijke bediening.
Wordt er door functionarissen of leden van het Wachttorengenootschap geld verdiend aan uw uitgebreide drukkerijactiviteiten?
Pertinent niet! Het Genootschap staat wettelijk geregistreerd als een corporatie zonder winstoogmerk. Er zijn geen aandeelhouders, geen dividenden en zelfs geen salarissen. Elke bedienaar op het hoofdbureau, met inbegrip van de president en de bestuursleden van het Genootschap, heeft een wettelijke gelofte van armoede afgelegd. Hij krijgt kost en inwoning en de noodzakelijke medische verzorging, alsook een geringe onkostenvergoeding. Als een Getuige reist voor het Genootschap, worden in de regel zijn reiskosten vergoed.
Bovendien vragen onze bedienaren nergens ter wereld geld voor huwelijks-, doop- of begrafenisplechtigheden. En er hoeft geen toegangsprijs betaald te worden voor openbare lezingen of congressen, noch zijn er collectes.
Hoe ontvangen de plaatselijke gemeenten bijdragen om hun kosten te dekken, aangezien er nooit collecteschalen rondgaan?
In de Koninkrijkszalen bevinden zich bijdragenbussen, zodat degenen die dat wensen vrijwillig iets kunnen geven (2 Koningen 12:9). Alle giften, of ze nu groot of klein zijn, worden op prijs gesteld (Markus 12:42-44). Eens per maand leest de bedienaar die de gemeenteboekhouding verzorgt, de gemeenteleden een kort verslag voor om hen te informeren over het totaal aan ontvangen bijdragen, uitgaven en door de gemeente gedane schenkingen aan het Wachttorengenootschap om het wereldwijde predikingswerk en andere projecten te ondersteunen.
Wanneer personen deze regeling begrijpen, zijn zij vrij er een aandeel aan te hebben als zij dat willen, een ieder „naargelang hij voorspoed heeft” (1 Korinthiërs 16:2). Dit is de gang van zaken in elk van de ruim 60.000 gemeenten over de hele wereld.
Met Pinksteren hadden de vroege christenen alle dingen gemeenschappelijk. Hebben Jehovah’s Getuigen dat ook?
Na Pinksteren 33 G.T. rees er een noodsituatie toen joden die van ver waren gekomen en nog maar pas tot het christendom bekeerd waren, in Jeruzalem bleven om meer geestelijk onderricht in zich op te nemen. Zij moesten tijdelijk gehuisvest en gevoed worden; vandaar dat plaatselijke christenen op vrijwillige basis bezittingen verkochten en de opbrengst ervan gemeenschappelijk deelden om een langer samenzijn mogelijk te maken (Handelingen 2:1, 38-47; 4:32-37). Niemand werd gedwongen iets te verkopen of te schenken (Handelingen 5:1-4). Dat zij dingen gemeenschappelijk hadden, was geen communisme, zoals sommigen denken. Het was louter een tijdelijke regeling. Toen de christenen naar hun eigen huis terugkeerden, hield deze regeling op.
Leert u dat het geven van stoffelijke gaven een middel tot verzoening van zonde is?
Verre van dat. De bijbel zegt: „Gij weet dat gij niet met vergankelijke dingen, met zilver of goud, werdt bevrijd van uw vruchteloze vorm van gedrag, die gij door overlevering van uw voorvaders hebt ontvangen. Maar het was met kostbaar bloed, gelijk dat van een onbesmet en onbevlekt lam, ja, van Christus.” — 1 Petrus 1:18, 19.
Jehovah’s Getuigen stellen geloof in het loskoopoffer van Jezus voor redding. Zij schenken geen vrijwillige bijdragen in de verwachting dat dit hun redding zal brengen. Niettemin weten zij dat er heel wat geld nodig is om het goede nieuws van Gods rechtvaardige nieuwe wereld te verbreiden (2 Petrus 3:13). En zij beschouwen het als een van Jehovah afkomstig voorrecht om financieel tot deze verkondiging bij te dragen.
Toen koning David een grote bijdrage schonk aan Jehovah’s tempel, die door zijn zoon Salomo gebouwd zou worden, bad hij: „Van u, o Jehovah, is de grootheid en de macht en de luister en de voortreffelijkheid en de waardigheid; want alles in de hemel en op de aarde is van u. . . . En wie toch ben ik en wat is mijn volk, dat wij de macht zouden behouden om aldus vrijwillige gaven te schenken? Want alles komt van u, en uit uw eigen hand hebben wij het u gegeven.” — 1 Kronieken 29:11, 14.
In deze tijd zijn Jehovah’s Getuigen en andere rechtgeaarde mensen dezelfde mening toegedaan als David. Zij zijn blij dat zij het voorrecht hebben bijdragen te schenken ter ondersteuning van het werk dat erin bestaat Jehovah te loven, in het besef dat alles wat zij aan zijn dienst besteden uiteindelijk van hem afkomstig is. Jehovah zegent deze geest, en op die manier ondersteunt hij zijn werk.
[Kader op blz. 23]
HOE SOMMIGEN BIJDRAGEN SCHENKEN VOOR HET KONINKRIJKSWERK
◻ GIFTEN: Giften in geld kunnen gezonden worden aan de plaatselijke bijkantoren van de Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania. Bezittingen zoals onroerend goed, alsook juwelen of andere waardevolle dingen, kunnen eveneens geschonken worden. Deze bijdragen dienen vergezeld te gaan van een kort briefje waarin wordt meegedeeld dat het een gift betreft.
◻ VOORWAARDELIJKE-SCHENKINGSREGELING: Het beheer van geld kan aan het Wachttorengenootschap worden overgedragen met de bepaling dat het in geval van persoonlijke noodzaak aan de gever wordt geretourneerd.
◻ VERZEKERING: Het Wachttorengenootschap kan worden genoemd als begunstigde van een levensverzekeringspolis. Het Genootschap dient van zulke regelingen in kennis te worden gesteld.
◻ MACHTIGINGEN TOT BEHEER VAN GOEDEREN: Het beheer van spaarbanktegoeden kan aan het Genootschap worden overgedragen. Indien dit gebeurt, stel het Genootschap hier dan van in kennis. Aandelen, obligaties en bezittingen kunnen ook geschonken worden onder een regeling dat de gever er tijdens zijn of haar leven het vruchtgebruik van behoudt. Deze regeling waarborgt dat ingeval de gever onverhoopt sterft, het Genootschap het eigendom reeds in bezit heeft, behoudens de mogelijkheid dat zijn kinderen na zijn overlijden via de rechtbank de juistheid van deze schenking betwisten.
◻ TESTAMENTEN: Bezittingen of geldmiddelen kunnen aan het Wachttorengenootschap worden vermaakt door middel van een rechtsgeldig testament. Er dient een afschrift aan het Genootschap te worden gezonden.
Schrijf voor nadere inlichtingen en adviezen betreffende deze kwesties aan het plaatselijke bijkantoor van het Genootschap.
[Illustratie op blz. 24]
Een deel van het in aanbouw zijnde bijbelonderwijscentrum van Jehovah’s Getuigen in Patterson (New York)
[Illustraties op blz. 25]
Jehovah ondersteunt de bouwwerkzaamheden door zijn dienstknechten die vrijwillige gaven geven