Wat is de waarheid omtrent Bethlehem en Kerstmis?
„ALS wij over het Mysterie van Bethlehem nadenken, ontkomen wij er niet aan dat er vragen en twijfels in onze geest rijzen.” — Bethlehem, door Maria Teresa Petrozzi.
’Waarom vragen en twijfels?’, vraagt u misschien. Per slot van rekening zijn de verschillende opvattingen over Kerstmis en de plaatsen die hiermee verband houden, op feiten gebaseerd. Of niet soms?
Wanneer werd hij geboren?
Betreffende de geboortedatum van Jezus stelde Maria Teresa Petrozzi de vraag: „Wanneer precies werd de Verlosser geboren? Wij zouden graag niet alleen het jaar, maar ook de maand, de dag en het uur weten. Wiskundige precisie wordt ons niet vergund.” De New Catholic Encyclopedia ondersteunt deze gedachte: „De geboortedatum van Jezus Christus kan slechts bij benadering berekend worden.” Over de datum die men voor Christus’ geboorte gekozen heeft, wordt gezegd: „De datum 25 december komt niet overeen met Christus’ geboorte maar met het feest van de Natalis Solis Invicti, het Romeinse zonnefeest ten tijde van de zonnewende.”
U kunt u dan ook afvragen: ’Als Jezus niet op 25 december werd geboren, wanneer dan wel?’ Uit de hoofdstukken 26 en 27 van Mattheüs maken wij op dat Jezus stierf ten tijde van het joodse paschafeest, dat begon op 1 april 33 G.T. Bovendien licht Lukas 3:21-23 ons erover in dat Jezus ongeveer 30 jaar was toen hij met zijn bediening begon. Aangezien zijn aardse bediening 3 1/2 jaar duurde, was hij bij zijn dood ongeveer 33 1/2 jaar oud. Christus zou 6 maanden later, dus om en nabij 1 oktober, 34 zijn geworden. Als wij terugtellen om te zien wanneer Jezus geboren werd, komen wij niet op 25 december of 6 januari maar rond 1 oktober van het jaar 2 v.G.T. uit.
Het is ook vermeldenswaard dat Bethlehem en zijn omgeving in de maand december aan koud winterweer, gure regens en soms sneeuw onderhevig zijn. Men treft in die tijd ’s nachts geen herders met hun kudden buiten aan. Dit is geen recent weersverschijnsel. De Schrift bericht dat de Judese koning Jojakim „gezeten [was] in het winterhuis, in de negende maand [Kislev, overeenkomend met november-december], met een brandend kolenbekken voor zich” (Jeremia 36:22). Hij had de hitte nodig om warm te blijven. Bovendien vinden wij in Ezra 10:9, 13 een duidelijk bewijs dat de maand Kislev ’de tijd van de regenbuien was, en het was niet mogelijk buiten te staan’. Dit alles toont aan dat de weersomstandigheden in Bethlehem in december niet stroken met de beschrijving die de bijbel van de gebeurtenissen in verband met de geboorte van Jezus Christus geeft. — Lukas 2:8-11.
Op welke plaats?
Wat is de juiste zienswijze ten aanzien van de plaats die ten dele de aanleiding vormde tot de Krimoorlog (1853–1856), welk ’bloedige conflict’ het leven van ruim honderdduizend Franse soldaten heeft opgeëist? Is die plek werkelijk de geboorteplaats van Jezus?
In de eerste plaats vermeldt de bijbel zelf niet de precieze plek van Jezus’ geboorte. Mattheüs en Lukas bevestigen dat Jezus’ geboorte de Messiaanse profetie in Micha 5:2 vervulde, waar was voorzegd dat „degene die heerser in Israël zal worden, wiens oorsprong is uit oude tijden,” uit Bethlehem zou komen (Mattheüs 2:1, 5; Lukas 2:4). Beide evangelieverslagen vermelden alleen de allernoodzakelijkste dingen, namelijk dat Jezus in Bethlehem werd geboren en dat de baby, volgens Lukas, in windsels van doeken gebonden en in een kribbe gelegd werd. — Lukas 2:7.
Waarom verschaften de evangelieschrijvers geen verdere bijzonderheden? Maria Teresa Petrozzi merkt op: „De Evangelisten laten deze details weg, klaarblijkelijk omdat zij ze van geen belang achten.” Trouwens, het is duidelijk dat Jezus zelf geen bijzonder belang hechtte aan de details van zijn geboorte, want niet eenmaal wordt gezegd dat hij hetzij zijn geboortedatum of de precieze plaats van zijn geboorte vermeldde. Ook al was Jezus in Bethlehem geboren, toch beschouwde hij die plaats niet als zijn thuisgebied, maar werd het gebied van Galilea als „zijn eigen gebied” aangeduid. — Markus 6:1, 3, 4; Mattheüs 2:4, 5; 13:54.
Uit het verslag in Johannes 7:40-42 blijkt dat de mensen in het algemeen niet op de hoogte waren van zijn geboorteplaats, maar dachten dat hij in Galilea was geboren: „Sommigen zeiden: ’De Christus komt toch feitelijk niet uit Galilea?’” Op grond van wat in Johannes 7:41 staat opgetekend, concludeert The Church of the Nativity, Bethlehem: „Dat zulke discussies rezen, vormt op zichzelf geen weerlegging van het feit dat Christus in Bethlehem geboren werd; doch er blijkt op zijn minst uit dat veel van degenen met wie Hij omging daarvan niet op de hoogte waren.”
Het is zonneklaar dat Jezus tijdens zijn verblijf op aarde niet de details van zijn geboorte rondbazuinde. Er werd geen nadruk gelegd op de plek waar hij was geboren. Waarop is dan het geloof gebaseerd dat de Geboortegrot de plek is waarheen Jozef Maria bracht om haar kind ter wereld te brengen?
Maria Petrozzi geeft eerlijk toe: „Het is onmogelijk met zekerheid te zeggen of de grot een van de talloze natuurlijke grotten in de buurt van Bethlehem was of een holte die als stal bij een herberg werd gebruikt. De traditie, welke teruggaat tot de eerste helft van de 2de eeuw, is echter specifiek; het is een grot-stal.” — Wij cursiveren.
Louter traditie
Zowel Maria Teresa Petrozzi als R. W. Hamilton, alsook verschillende anderen die een studie hebben gemaakt van de geschiedenis van Bethlehem, wijzen erop dat Justinus Martyr, uit de tweede eeuw G.T., de eerste was die beweerde dat Jezus in een grot werd geboren, zonder precies te omschrijven welke. Hamilton komt in verband met de bewering van Justinus Martyr tot de slotsom: „Dit is een terloopse vermelding, en aannemen dat St.-Justinus een specifieke grot in gedachten had, of sterker nog, dat hij op de huidige Geboortegrot doelde, zou erop neerkomen dat men te veel gewicht hecht aan één enkel woord.”
In een voetnoot schrijft Hamilton: „Een verslag van de Geboorte zoals dat voorkomt in het apocriefe ’Boek van Jakobus’ of ’Protevangelium’, dat omstreeks dezelfde periode werd geschreven, introduceert ook een grot, maar beschrijft deze als halverwege de weg naar Bethlehem gelegen. Voor zover het verhaal enige historische waarde heeft, valt eruit op te maken dat de traditie nog niet aan één enkele plaats gebonden was, en zeker niet aan de Geboortegrot.”
De derde-eeuwse religieuze schrijvers Origenes en Eusebius verbinden de traditie zoals men die toen kende, met een specifieke plek. Hamilton redeneert: „Toen het verhaal eenmaal aan een specifieke grot gebonden was, was het niet waarschijnlijk dat het daarvan weer los zou raken; en men kan veilig stellen dat de grot die bezoekers spoedig na A.D. 200 werd getoond, dezelfde was als de huidige Geboortegrot.”
W. H. Bartlett veronderstelt in zijn boek Walks About the City and Environs of Jerusalem (1842) betreffende deze grot: „Hoewel de traditie dat dit de geboorteplaats van onze Redder is, van respectabele ouderdom is en er al gewag van werd gemaakt door St.-Hiëronimus, die in een naburige cel leefde en stierf, is ze in strijd met de waarschijnlijkheid, want hoewel het in Palestina misschien nu en dan voorkomt dat spelonken als stal worden gebruikt, ligt deze spelonk dieper onder de grond dan voor dat doel handig is; en als wij bovendien rekening houden met de neiging van de monniken om opmerkelijke bijbelse gebeurtenissen in grotten te situeren — misschien vanwege de indrukwekkendheid van zulke plaatsen — dan schijnt het vermoeden dat dit de plaats niet is, haast overtuigend.”
Wat kunnen wij concluderen uit het aanwezige geschiedkundige bewijsmateriaal en, wat belangrijker is, uit het bijbelse feit dat noch Jezus noch zijn discipelen enige belangrijkheid aan zijn geboorteplaats toekenden? Het is duidelijk dat toen koningin Helena, de moeder van Constantijn de Grote, in 326 G.T. de plaats van de Geboortekerk bepaalde, zij dit deed op grond van wat Hamilton ’associatie door een lange traditie’ noemde, en niet op grond van geschiedkundige of bijbelse bewijzen.
Dit leidt tot de verdere conclusie dat de feitelijke plaats van Christus’ geboorte onbekend is. Is het dan logisch dat de gelovigen op pelgrimstochten naar plaatsen als de Geboortegrot moeten gaan en ze moeten vereren? Als dat inderdaad van christenen vereist werd, zou Jezus zijn discipelen dan niet zelf op de hoogte hebben gebracht van deze verplichting of alleen al hebben verteld dat zo’n wens bij hem leefde? Zou het niet in Gods Woord, de bijbel, opgetekend zijn zodat de hele mensenwereld het kon lezen? Gezien de opvallende afwezigheid van zulke aanwijzingen in de Heilige Schrift doen wij er goed aan te onderzoeken wat Jezus dan wel de moeite van het herdenken waard vond.
Wij kunnen zoeken wat wij willen, maar de enige gebeurtenis die wij zullen vinden welke Jezus’ discipelen van generatie op generatie moesten gedenken, was zijn offerandelijke dood. Hij stierf in de lente, kort nadat hij met zijn discipelen zijn laatste paschamaaltijd had gevierd. Bij die gelegenheid gaf hij zijn getrouwe discipelen de opdracht een symbolische maaltijd, bestaande uit ongezuurd brood, zoals matses, en rode wijn, te gebruiken. Betreffende deze eenvoudige ceremonie, die op 1 april 33 G.T. voor het eerst plaatsvond, gebood hij: „Blijft dit tot een gedachtenis aan mij doen.” — Lukas 22:19, 20.
In gehoorzaamheid aan dit schriftuurlijke gebod van Jezus zelf vieren Jehovah’s Getuigen over de hele wereld jaarlijks de gedachtenis aan Christus’ offerandelijke dood. Zij houden deze christelijke bijeenkomst niet op een speciale plaats in een bovenkamer in Jeruzalem, want Jezus noemde dat niet specifiek. Maar over de hele wereld komen zij in hun Koninkrijkszalen of in andere geschikte vergaderplaatsen in hun buurt bijeen. De volgende viering zal gehouden worden op 30 maart 1991 na zonsondergang. U wordt uitgenodigd aanwezig te zijn in de Koninkrijkszaal van Jehovah’s Getuigen die het dichtst bij u in de buurt is.
Om in gehoorzaamheid aan Jezus’ gebod deze belangrijke viering bij te wonen, hoeft u niet naar Jeruzalem of naar Bethlehem te reizen. Noch Jezus noch zijn discipelen kenden belangrijkheid toe aan plaatsen als brandpunten van christelijke aanbidding. Integendeel, Jezus zei tot een Samaritaanse vrouw, wier aanbidding zich op de Gerizim, een berg in Samaria, ten noorden van Jeruzalem, concentreerde: „Geloof mij, vrouw: Het uur komt waarin gijlieden de Vader noch op deze berg noch in Jeruzalem zult aanbidden. Maar het uur komt, en is nu, waarin de ware aanbidders de Vader met geest en waarheid zullen aanbidden, ja, want de Vader zoekt zulke mensen om hem te aanbidden.” — Johannes 4:21, 23.
Degenen die de Vader met geest en waarheid aanbidden, zijn niet van speciale plaatsen, zoals Bethlehem, of van voorwerpen, zoals beelden, afhankelijk bij hun aanbidding. De apostel Paulus zei: „Zolang wij thuis zijn in het lichaam, [zijn wij] afwezig . . . van de Heer, want wij wandelen door geloof, niet door aanschouwen.” — 2 Korinthiërs 5:6, 7.
Misschien zit u echter nog met de vraag hoe iemand God op een voor hem aanvaardbare wijze kan aanbidden. Vraag het de volgende keer dat een van Jehovah’s Getuigen bij u aan de deur komt, alstublieft eens aan hem of haar.
[Illustratie op blz. 5]
In de winter kan de grond in de omgeving van Bethlehem met een dikke laag sneeuw bedekt zijn. Zouden herders met hun schapen buiten slapen?
[Verantwoording]
Pictorial Archive (Near Eastern History) Est.
[Illustraties op blz. 7]
De Geboortekerk in Bethlehem en haar ondergrondse grot
[Verantwoording]
Pictorial Archive (Near Eastern History) Est.
[Verantwoording]
Garo Nalbandian