Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w93 1/2 blz. 14-19
  • Wat godvruchtige onderworpenheid van ons vereist

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Wat godvruchtige onderworpenheid van ons vereist
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1993
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Een goed geweten behouden
  • Onderworpenheid aan Gods organisatie
  • Streng onderricht aanvaarden
  • Onderworpenheid aan de superieure autoriteiten
  • Godvruchtige onderworpenheid binnen de gezinskring
  • Hulpmiddelen voor het tentoonspreiden van godvruchtige onderworpenheid
  • Voordelen van het tentoonspreiden van godvruchtige onderworpenheid
  • Godvruchtige onderworpenheid — Waarom en door wie betoond?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1993
  • Waarom ’onderworpen zijn’?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1980
  • Theocratische onderworpenheid
    Georganiseerd om Jehovah’s wil te doen
  • ’Wees onderworpen’ — aan wie?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1963
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1993
w93 1/2 blz. 14-19

Wat godvruchtige onderworpenheid van ons vereist

„Onderwerpt u daarom aan God.” — JAKOBUS 4:7.

1. Wat kan worden gezegd over de soort van God die wij aanbidden?

WAT een geweldige God is Jehovah! Ongeëvenaard, weergaloos, onvergelijkelijk, uniek in zo veel opzichten! Hij is de Allerhoogste, de Universele Soeverein, bij wie alle ware autoriteit berust. Hij is van eeuwigheid tot eeuwigheid en zijn heerlijkheid is zo groot dat geen mens hem kan zien en toch in leven kan blijven (Exodus 33:20; Romeinen 16:26). Hij is oneindig in macht en wijsheid, absoluut volmaakt in gerechtigheid, en de personificatie van liefde. Hij is onze Schepper, onze Rechter, onze Wetgever en onze Koning. Elke goede gave en elk volmaakt geschenk komt van hem. — Psalm 100:3; Jesaja 33:22; Jakobus 1:17.

2. Welke dingen zijn bij godvruchtige onderworpenheid betrokken?

2 Met het oog op al deze feiten kan er geen twijfel over bestaan dat de verplichting op ons rust aan hem onderworpen te zijn. Maar wat houdt dit voor ons in? Een aantal dingen. Aangezien wij Jehovah God niet persoonlijk kunnen zien, houdt onderworpenheid aan hem in dat wij acht slaan op de stem van een geoefend geweten, met Gods aardse organisatie samenwerken, wereldlijke autoriteiten erkennen en het gezagsbeginsel binnen de gezinskring respecteren.

Een goed geweten behouden

3. Aan wat voor verboden moeten wij gehoorzaam zijn teneinde een goed geweten te behouden?

3 Teneinde een goed geweten te behouden, moeten wij gehoorzaam zijn aan het onafdwingbare — dat wil zeggen, de wetten of beginselen waarvan de naleving niet door mensen afgedwongen kan worden. Zo kon bijvoorbeeld gehoorzaamheid aan het tiende gebod van de Decaloog, dat erop gericht was om begeren tegen te gaan, niet door menselijke autoriteiten afgedwongen worden. Dit getuigt trouwens van de goddelijke oorsprong van de Decaloog, want geen enkel menselijk wetgevend lichaam zou een wet hebben opgesteld waaraan geen gehoorzaamheid afgedwongen kon worden door sancties op overtreding te stellen. Door deze wet belastte Jehovah God elke Israëliet die een goed geweten wilde behouden met de verantwoordelijkheid zijn eigen politieagent te zijn (Exodus 20:17). Insgelijks behoren „jaloezie” en „uitingen van afgunst” — reacties waartegen geen door menselijke rechters hanteerbare sancties bestaan — tot de werken van het vlees die iemand verhinderen Gods koninkrijk te beërven (Galaten 5:19-21). Maar om een goed geweten te behouden, moeten wij deze werken vermijden.

4. Volgens welke bijbelse beginselen moeten wij leven om een goed geweten te behouden?

4 Ja, wij moeten volgens bijbelse beginselen leven. Zulke beginselen kunnen samengevat worden in de twee geboden die door Jezus Christus werden geformuleerd als antwoord op de vraag wat het grootste gebod in de Mozaïsche wet was. „Gij moet Jehovah, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. . . . Gij moet uw naaste liefhebben als uzelf” (Mattheüs 22:36-40). Door de in Mattheüs 7:12 opgetekende woorden van Jezus wordt geïllustreerd wat er bij het tweede van deze geboden betrokken is: „Alle dingen dan die gij wilt dat de mensen voor u doen, moet ook gij insgelijks voor hen doen; dit is trouwens de betekenis van de Wet en de Profeten.”

5. Hoe kunnen wij een goede verhouding met Jehovah God in stand houden?

5 Wij moeten doen wat naar ons weten juist is en ons ervan weerhouden te doen wat naar ons weten verkeerd is, of anderen dit nu opmerken of niet. Dit geldt zelfs als wij kans zouden zien om zonder daarvoor op de vingers getikt te worden, niet te doen wat wij behoren te doen of te doen wat wij niet behoren te doen. Het betekent een goede verhouding met onze hemelse Vader in stand te houden, gedachtig aan de waarschuwing die de apostel Paulus in Hebreeën 4:13 tot uitdrukking brengt: „Geen schepping is voor zijn ogen niet openbaar, maar alle dingen liggen naakt en openlijk tentoongesteld voor de ogen van hem aan wie wij rekenschap hebben af te leggen.” Volharden in het doen wat juist is, zal ons helpen te strijden tegen de sluwe listen van de Duivel, weerstand te bieden aan de druk van de wereld en de overgeërfde neiging tot zelfzucht te bestrijden. — Vergelijk Efeziërs 6:11.

Onderworpenheid aan Gods organisatie

6. Van welke communicatiekanalen heeft Jehovah zich in voorchristelijke tijden bediend?

6 Jehovah God heeft het niet helemaal aan ons overgelaten zelf te beslissen hoe wij bijbelse beginselen in ons leven moeten toepassen. Vanaf het begin van de menselijke geschiedenis heeft God zich van mensen als communicatiekanaal bediend. Zo was Adam Gods woordvoerder voor Eva. Het gebod met betrekking tot de verboden vrucht werd aan Adam gegeven voordat Eva werd geschapen, en Adam moet Eva dus hebben ingelicht over datgene wat Gods wil voor haar was (Genesis 2:16-23). Noach was Gods profeet voor zijn gezin en de wereld van voor de Vloed (Genesis 6:13; 2 Petrus 2:5). Abraham was Gods woordvoerder voor zijn familie (Genesis 18:19). Gods profeet en communicatiekanaal voor de natie Israël was Mozes (Exodus 3:15, 16; 19:3, 7). Na hem, helemaal tot aan Johannes de Doper, werden vele profeten, priesters en koningen door God gebruikt om zijn wil aan zijn volk kenbaar te maken.

7, 8. (a) Wie zijn vanaf de komst van de Messias als Gods woordvoerders gebruikt? (b) Wat vereist godvruchtige onderworpenheid van Jehovah’s Getuigen in deze tijd?

7 Met de komst van de Messias, Jezus Christus, bediende God zich van hem en de nauw met hem verbonden apostelen en discipelen als Zijn woordvoerders. Later zouden de gezalfde getrouwe volgelingen van Jezus Christus als een „getrouwe en beleidvolle slaaf” dienst doen om aan Jehovah’s volk bekend te maken hoe zij bijbelse beginselen in hun leven moesten toepassen. Godvruchtige onderworpenheid hield het erkennen in van het werktuig dat door Jehovah God werd gebruikt. — Mattheüs 24:45-47; Efeziërs 4:11-14.

8 De feiten tonen aan dat in deze tijd „de getrouwe en beleidvolle slaaf” met Jehovah’s Getuigen verbonden is en door het Besturende Lichaam van deze Getuigen vertegenwoordigd wordt. Dat lichaam op zijn beurt stelt opzieners in verscheidene hoedanigheden aan — zoals ouderlingen en reizende vertegenwoordigers — om op plaatselijk niveau leiding te geven aan het werk. Godvruchtige onderworpenheid vereist van elke opgedragen Getuige dat hij of zij aan deze opzieners onderworpen is. Dit is in overeenstemming met Hebreeën 13:17: „Weest gehoorzaam aan hen die onder u de leiding nemen en weest onderdanig, want zij waken over uw ziel als mensen die rekenschap zullen afleggen, opdat zij dit met vreugde en niet met zuchten mogen doen, want dit zou voor u schadelijk zijn.”

Streng onderricht aanvaarden

9. Wat houdt godvruchtige onderworpenheid dikwijls in?

9 Godvruchtige onderworpenheid houdt dikwijls in dat wij streng onderricht aanvaarden dat wordt toegediend door degenen die als opzieners dienst doen. Als wij niet altijd onszelf het noodzakelijke strenge onderricht toedienen, kan het nodig zijn dat wij raad en streng onderricht ontvangen van degenen die over de ervaring en de autoriteit beschikken om dit te doen, zoals onze gemeenteouderlingen. Zulk streng onderricht aanvaarden is de weg der wijsheid. — Spreuken 12:15; 19:20.

10. Welke verplichting rust op degenen die streng onderricht toedienen?

10 Vanzelfsprekend moeten ouderlingen die streng onderricht toedienen zelf een voorbeeld van godvruchtige onderworpenheid zijn. Hoe? Volgens Galaten 6:1 moeten zij niet alleen op een voortreffelijke manier raad geven, maar dienen zij ook voorbeeldig te zijn: „Broeders, zelfs al doet iemand een misstap voordat hij zich ervan bewust is, tracht gij, die geestelijke hoedanigheden hebt, zo iemand in een geest van zachtaardigheid weer terecht te brengen, terwijl gij uzelf in het oog houdt, opdat ook gij niet verzocht wordt.” Met andere woorden, de raad van de ouderling moet in overeenstemming zijn met zijn voorbeeld. Dit is in harmonie met de in 2 Timotheüs 2:24, 25 en Titus 1:9 gegeven vermaning. Ja, degenen die een terechtwijzing geven of correctie toedienen, moeten er heel zorgvuldig op toezien nooit hard te zijn. Zij dienen altijd zachtaardig en vriendelijk te zijn en toch onwrikbaar de in Gods Woord opgetekende beginselen hoog te houden. Zij dienen onpartijdige luisteraars te zijn, een verkwikking voor hen die zwoegen en zwaar beladen zijn. — Vergelijk Mattheüs 11:28-30.

Onderworpenheid aan de superieure autoriteiten

11. Wat wordt van christenen vereist in hun betrekkingen met wereldlijke autoriteiten?

11 Godvruchtige onderworpenheid betekent ook dat wij de wereldlijke autoriteiten moeten gehoorzamen. In Romeinen 13:1 wordt ons de raad gegeven: „Iedere ziel zij onderworpen aan de superieure autoriteiten, want er is geen autoriteit dan door God; de bestaande autoriteiten zijn door God in hun relatieve posities geplaatst.” Wat hier staat, vereist onder andere van ons dat wij verkeersregels gehoorzamen en gewetensvol zijn met betrekking tot het betalen van belasting en schatting, zoals de apostel Paulus in Romeinen 13:7 opmerkt.

12. In welk opzicht is onze onderworpenheid aan caesar relatief?

12 Maar het is duidelijk dat al dergelijke onderworpenheid aan caesar relatief moet zijn. Wij moeten altijd het door Jezus Christus tot uitdrukking gebrachte en in Mattheüs 22:21 opgetekende beginsel in gedachte houden: „Betaalt caesar daarom terug wat van caesar, maar God wat van God is.” In een voetnoot bij Romeinen 13:1 in de Oxford NIV [New International Version] Scofield Study Bible wordt opgemerkt: „Dit betekent niet dat hij verordeningen moet gehoorzamen die immoreel of antichristelijk zijn. In zulke gevallen is het zijn plicht God meer te gehoorzamen dan mensen (Hand. 5:29; vgl. Dan. 3:16-18; 6:10 e.v.).”

Godvruchtige onderworpenheid binnen de gezinskring

13. Wat vereist godvruchtige onderworpenheid binnen de gezinskring van de leden van het gezin?

13 Binnen de gezinskring berust het gezag als hoofd bij de echtgenoot en vader. Dit betekent dat vrouwen gehoor moeten geven aan de raad die in Efeziërs 5:22, 23 gegeven wordt: „Laten vrouwen onderworpen zijn aan hun man als aan de Heer, want de man is het hoofd van zijn vrouw, evenals ook de Christus het hoofd van de gemeente is.”a Wat de kinderen betreft, zij stellen niet hun eigen regels op, maar zij zijn godvruchtige onderworpenheid verschuldigd aan zowel vader als moeder, zoals Paulus in Efeziërs 6:1-3 uiteenzet: „Kinderen, weest gehoorzaam aan uw ouders in eendracht met de Heer, want dit is rechtvaardig: ’Eer uw vader en uw moeder’, wat het eerste gebod met een belofte is: ’Opdat het u goed moge gaan en gij lange tijd op de aarde moogt blijven.’”

14. Wat wordt van gezinshoofden vereist met betrekking tot godvruchtige onderworpenheid?

14 Vanzelfsprekend wordt het vrouwen en kinderen gemakkelijker gemaakt een dergelijke godvruchtige onderworpenheid aan de dag te leggen wanneer echtgenoten en vaders zelf van godvruchtige onderworpenheid blijk geven. Zij doen dit door hun gezag als hoofd uit te oefenen in overeenstemming met bijbelse beginselen zoals die bijvoorbeeld in Efeziërs 5:28, 29 en 6:4 worden aangetroffen: „Aldus behoren mannen hun vrouw lief te hebben als hun eigen lichaam. Wie zijn vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief, want niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat, maar hij voedt en koestert het, zoals ook de Christus dit doet ten aanzien van de gemeente.” „Vaders, irriteert uw kinderen niet, maar blijft hen in het strenge onderricht en de ernstige vermaning van Jehovah grootbrengen.”

Hulpmiddelen voor het tentoonspreiden van godvruchtige onderworpenheid

15. Welke vrucht van de geest zal ons helpen godvruchtige onderworpenheid tentoon te spreiden?

15 Wat zal ons helpen op al deze verschillende terreinen godvruchtige onderworpenheid tentoon te spreiden? Allereerst onzelfzuchtige liefde — liefde voor Jehovah God en voor degenen die hij over ons heeft gesteld. In 1 Johannes 5:3 wordt ons gezegd: „Dit betekent de liefde tot God, dat wij zijn geboden onderhouden; en toch zijn zijn geboden geen drukkende last.” Jezus liet in Johannes 14:15 hetzelfde uitkomen: „Indien gij mij liefhebt, zult gij mijn geboden onderhouden.” Ja, liefde — de belangrijkste vrucht van de geest — zal ons helpen waardering te hebben voor alles wat Jehovah voor ons heeft gedaan en zal ons aldus helpen godvruchtige onderworpenheid aan de dag te leggen. — Galaten 5:22.

16. Hoe draagt godvruchtige vrees ertoe bij van godvruchtige onderworpenheid blijk te geven?

16 Ten tweede godvruchtige vrees. De vrees om Jehovah God te mishagen, zal een hulp zijn, want ze „betekent het kwade te haten” (Spreuken 8:13). De vrees om Jehovah te mishagen, zal ons er beslist van weerhouden uit mensenvrees te schipperen. Ze zal ons ook helpen om ongeacht de moeilijkheden die overwonnen moeten worden, Gods voorschriften te gehoorzamen. Verder zal godvruchtige vrees ons ervan weerhouden te zwichten voor verleidingen of voor neigingen tot kwaaddoen. De Schrift toont aan dat de vrees voor Jehovah Abraham ertoe in staat stelde te trachten zijn geliefde zoon Isaäk te offeren, en het was de vrees Jehovah te mishagen waardoor Jozef de immorele avances van Potifars vrouw met succes kon weerstaan. — Genesis 22:12; 39:9.

17. Welke rol speelt geloof bij ons betonen van godvruchtige onderworpenheid?

17 Een derde hulpmiddel is geloof in Jehovah God. Geloof zal ons in staat stellen acht te slaan op de raad in Spreuken 3:5, 6: „Vertrouw op Jehovah met heel uw hart en steun niet op uw eigen verstand. Sla in al uw wegen acht op hem, en híj zal uw paden recht maken.” Geloof zal ons vooral helpen wanneer wij onrechtvaardig lijden schijnen te ondergaan of het gevoel hebben dat wij wegens ras of nationaliteit of wegens het een of andere persoonlijkheidsconflict gediscrimineerd worden. Sommigen hebben misschien ook het gevoel dat zij ten onrechte gepasseerd zijn wanneer zij niet aanbevolen worden om als dienaar in de bediening of ouderling dienst te verrichten. Als wij geloof hebben, zullen wij op Jehovah wachten om de aangelegenheden op zijn bestemde tijd recht te zetten. Intussen moeten wij misschien geduldige volharding aankweken. — Klaagliederen 3:26.

18. Wat is een vierde middel waardoor wij geholpen worden godvruchtige onderworpenheid tentoon te spreiden?

18 Een vierde hulpmiddel is nederigheid. Wie nederig is, heeft er geen moeite mee godvruchtige onderworpenheid tentoon te spreiden want ’met ootmoedigheid des geestes acht hij anderen superieur aan zichzelf’. Een nederig persoon is bereid zich als „een mindere” te gedragen (Filippenzen 2:2-4; Lukas 9:48). Maar iemand die trots is, heeft een hekel aan onderworpenheid en ergert zich eraan. Er is wel eens gezegd dat zo iemand liever door lof te gronde wordt gericht dan door kritiek voor narigheid behoed.

19. Welk prachtige voorbeeld van nederigheid gaf een vroegere president van het Wachttorengenootschap?

19 Een prachtig voorbeeld van nederigheid en godvruchtige onderworpenheid werd eens gegeven door Joseph Rutherford, de tweede president van de Watch Tower Bible and Tract Society. Toen Hitler het werk van Jehovah’s Getuigen in Duitsland verbood, schreven de broeders daar aan hem om te vragen wat zij moesten doen nu hun vergaderingen en predikingsactiviteiten verboden waren. Hij vertelde dit aan de Bethelfamilie en gaf openhartig toe dat hij niet wist wat hij de Duitse broeders moest zeggen, vooral met het oog op de strenge strafmaatregelen die erbij betrokken waren. Hij zei dat als iemand wist wat hun gezegd kon worden, hij dat heel graag wilde horen. Wat een nederige geest!b

Voordelen van het tentoonspreiden van godvruchtige onderworpenheid

20. Welke zegeningen vloeien voort uit het tentoonspreiden van godvruchtige onderworpenheid?

20 De vraag zou heel goed gesteld kunnen worden: Wat zijn de voordelen van het tentoonspreiden van godvruchtige onderworpenheid? Beslist heel veel. Wij blijven verschoond van de zorgen en frustraties die het deel zijn van degenen die onafhankelijk handelen. Wij verheugen ons in een goede verhouding met Jehovah God. Wij hebben de best mogelijke omgang met onze christelijke broeders. Bovendien vermijden wij doordat wij ons aan de wet houden onnodige problemen met de wereldlijke autoriteiten. Wij verheugen ons ook in een gelukkig gezinsleven als man en vrouw, en als ouders en kinderen. Bovendien handelen wij, door godvruchtige onderworpenheid aan de dag te blijven leggen, in overeenstemming met de raad die in Spreuken 27:11 wordt gegeven: „Wees wijs, mijn zoon, en verheug mijn hart, opdat ik een antwoord kan geven aan hem die mij hoont.”

[Voetnoten]

a Een pionierbedienaar liet zich tegenover een ongehuwde pionier lovend uit over de respectvolle houding en liefdevolle steun van zijn vrouw. De ongehuwde pionier dacht dat zijn vriend ook iets had moeten zeggen over de andere kwaliteiten van zijn vrouw. Maar jaren later, toen de ongehuwde pionier zelf getrouwd was, besefte hij hoe belangrijk liefdevolle steun van de zijde van de vrouw is voor een gelukkig huwelijk.

b Na veel bidden en intensieve studie van Gods Woord zag Joseph Rutherford duidelijk welk antwoord hij de broeders in Duitsland moest geven. Het was niet zijn verantwoordelijkheid hun te zeggen wat zij wel of niet moesten doen. Zij hadden Gods Woord, waarin hun duidelijk werd gezegd wat zij ten aanzien van het bijeenkomen en de prediking moesten doen. Dus gingen de Duitse broeders ondergronds maar bleven gehoorzaam aan Jehovah’s geboden om bijeen te komen en getuigenis af te leggen van zijn naam en koninkrijk.

Overzichtsvragen

◻ Van welke mannen heeft God zich als communicatiekanaal bediend, en wat waren zijn dienstknechten hun verschuldigd?

◻ In welke diverse verhoudingen moet godvruchtige onderworpenheid betoond worden?

◻ Welke hoedanigheden zullen ons helpen van godvruchtige onderworpenheid blijk te geven?

◻ Welke zegeningen vloeien uit godvruchtige onderworpenheid voort?

[Illustratie op blz. 16]

God gebruikte Jeruzalems tempelorganisatie om zijn wil aan zijn volk kenbaar te maken

[Illustraties op blz. 18]

Terreinen waarop wij godvruchtige onderworpenheid tentoon kunnen spreiden

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen