Hoe kunnen wij bij ons geloof deugd voegen?
’Voeg bij uw geloof deugd.’ — 2 PETRUS 1:5.
1, 2. Waarom dienen wij te verwachten dat Jehovah’s volk doet wat deugdzaam is?
JEHOVAH handelt altijd deugdzaam. Hij doet wat rechtvaardig en goed is. Daarom kon de apostel Petrus over God spreken als degene die gezalfde christenen ’door Zijn heerlijkheid en deugd’ geroepen had. Nauwkeurige kennis van hun deugdzame hemelse Vader had hun getoond wat ervoor nodig was om een leven van ware godvruchtige toewijding te leiden. — 2 Petrus 1:2, 3.
2 De apostel Paulus spoort christenen aan „navolgers van God [te worden], als geliefde kinderen” (Efeziërs 5:1). Net als hun hemelse Vader dienen Jehovah’s aanbidders in elke situatie te doen wat deugdzaam is. Maar wat is deugd?
Wat deugd is
3. Hoe wordt „deugd” wel gedefinieerd?
3 Hedendaagse woordenboeken definiëren „deugd” als „morele uitnemendheid; goedheid”. Het is „juist handelen en denken; een goede inborst hebben”. Een deugdzaam persoon is rechtvaardig. Deugd wordt ook wel gedefinieerd als „het voldoen aan een maatstaf van wat juist is”. Voor christenen wordt de „maatstaf van wat juist is” uiteraard door God bepaald en duidelijk gemaakt in zijn Heilig Woord, de bijbel.
4. Aan het ontwikkelen van welke in 2 Petrus 1:5-7 genoemde hoedanigheden moeten christenen hard werken?
4 Ware christenen richten zich naar de rechtvaardige maatstaven van Jehovah God en reageren gunstig op zijn kostbare beloften door geloof te oefenen. Zij slaan ook acht op de raad van Petrus: „Gij [moet], doordat gij als weerklank van uw zijde ernstig elke krachtsinspanning bijdraagt, bij uw geloof deugd voegen, bij uw deugd kennis, bij uw kennis zelfbeheersing, bij uw zelfbeheersing volharding, bij uw volharding godvruchtige toewijding, bij uw godvruchtige toewijding broederlijke genegenheid, bij uw broederlijke genegenheid liefde” (2 Petrus 1:5-7). Een christen moet er hard aan werken deze hoedanigheden te ontwikkelen. Dit is niet iets wat in een paar dagen of jaren gedaan kan worden, maar men moet er zijn leven lang aan werken. Ja, deugd toevoegen aan ons geloof vormt een uitdaging op zich!
5. Wat is deugd van schriftuurlijk standpunt uit bezien?
5 De lexicograaf M. R. Vincent zegt dat de oorspronkelijke, klassieke betekenis van het Griekse woord dat met „deugd” weergegeven is, „uitnemendheid van welke aard ook” aanduidde. Petrus gebruikte de meervoudsvorm ervan toen hij zei dat christenen alom de „voortreffelijkheden” of deugden van God moesten bekendmaken (1 Petrus 2:9). Van schriftuurlijk standpunt uit bezien wordt deugd niet omschreven als iets passiefs maar als „een morele kracht, morele energie, zielskracht”. Toen Petrus deugd noemde, had hij de moedige morele uitnemendheid in gedachten die dienstknechten van God, naar verwacht mag worden, aan de dag zullen leggen en zullen bewaren. Kunnen wij echter, aangezien wij onvolmaakt zijn, werkelijk doen wat deugdzaam is in Gods ogen?
Onvolmaakt maar deugdzaam
6. Waarom kan, hoewel wij onvolmaakt zijn, gezegd worden dat wij kunnen doen wat deugdzaam is in Gods ogen?
6 Wij hebben onvolmaaktheid en zonde geërfd en kunnen ons dus afvragen hoe wij werkelijk kunnen doen wat in Gods ogen deugdzaam is (Romeinen 5:12). Wij hebben beslist Jehovah’s hulp nodig als wij een zuiver hart willen hebben waaruit deugdzame gedachten, woorden en daden kunnen voortkomen. (Vergelijk Lukas 6:45.) Nadat de psalmist David in verband met Bathseba gezondigd had, smeekte hij berouwvol: „Schep in mij zelfs een zuiver hart, o God, en leg in mij een nieuwe, standvastige geest” (Psalm 51:10). David ontving vergiffenis van God en de hulp die hij nodig had om een deugdzame handelwijze te volgen. Als wij dus zwaar gezondigd hebben maar berouwvol de hulp van God en de gemeenteouderlingen hebben aanvaard, kunnen wij tot een deugdzame weg terugkeren en die blijven bewandelen. — Psalm 103:1-3, 10-14; Jakobus 5:13-15.
7, 8. (a) Wat is noodzakelijk willen wij deugdzaam blijven? (b) Welke hulp hebben christenen om deugdzaam te zijn?
7 Wegens aangeboren zondigheid moeten wij een voortdurende innerlijke strijd voeren om te doen wat de weg der deugdzaamheid ons gebiedt. Willen wij deugdzaam blijven, dan kunnen wij nooit toelaten dat wij een slaaf van de zonde worden. Wij moeten daarentegen „slaven van de rechtvaardigheid” worden, door altijd deugdzaam te denken, te spreken en te handelen (Romeinen 6:16-23). Natuurlijk zijn onze vleselijke begeerten en zondige neigingen sterk, en wij hebben te kampen met een conflict tussen deze slechte hoedanigheden en de deugdzame dingen die God van ons verlangt. Wat staat ons dus te doen?
8 Om te beginnen moeten wij de leiding van Jehovah’s heilige geest of werkzame kracht volgen. Wij dienen daarom acht te slaan op Paulus’ raad: „Blijft door geest wandelen en gij zult in het geheel geen vleselijke begeerte volvoeren. Want het vlees gaat, wat zijn begeerte betreft, in tegen de geest, en de geest tegen het vlees; want deze staan vijandig tegenover elkaar, zodat gij juist de dingen die gij zoudt willen doen, niet doet” (Galaten 5:16, 17). Ja, als een kracht tot rechtvaardigheid hebben wij Gods geest, en als een gids voor een juist gedrag hebben wij zijn Woord. Wij hebben ook de liefdevolle hulp van Jehovah’s organisatie en de raad van „de getrouwe en beleidvolle slaaf” (Mattheüs 24:45-47). Aldus gewapend, kunnen wij met succes tegen zondige neigingen strijden (Romeinen 7:15-25). Natuurlijk moeten wij, mocht er een onreine gedachte in ons opkomen, die prompt verwerpen en bidden om Gods hulp teneinde weerstand te kunnen bieden aan elke verleiding om iets te doen wat niet deugdzaam is. — Mattheüs 6:13.
Deugd en ons denken
9. Welke denkwijze is nodig voor een deugdzaam gedrag?
9 Deugd begint met de manier waarop iemand denkt. Om Gods gunst te genieten, moeten wij nadenken over rechtvaardige, goede en deugdzame dingen. Paulus zei: „Broeders, al wat waar is, al wat van ernstig belang is, al wat rechtvaardig is, al wat eerbaar is, al wat lieflijk is, alles waarover gunstig wordt gesproken, welke deugd er ook is en al wat lof verdient, blijft deze dingen bedenken” (Filippenzen 4:8). Wij moeten onze geest op rechtvaardige, eerbare dingen richten, en alles wat niet deugdzaam is, dient ons niet aantrekkelijk voor te komen. Paulus kon zeggen: „De dingen die gij zowel geleerd als aanvaard hebt en die gij in verband met mij gehoord en gezien hebt, brengt die in praktijk.” Wanneer wij als Paulus zijn — deugdzaam in denken, spreken en handelen — zullen wij goede omgang en voortreffelijke voorbeelden op het gebied van een christelijke levenswijze zijn, en ’de God van vrede zal met ons zijn’. — Filippenzen 4:9.
10. Hoe zullen wij door 1 Korinthiërs 14:20 persoonlijk toe te passen, geholpen worden deugdzaam te blijven?
10 Als wij het verlangen hebben deugdzaam in denken te blijven en aldus onze hemelse Vader te behagen, is het noodzakelijk dat wij de volgende raad van Paulus toepassen: „Wordt geen jonge kinderen in verstandelijke vermogens, maar weest kleine kinderen ten opzichte van het slechte; wordt daarentegen volwassen in verstandelijke vermogens” (1 Korinthiërs 14:20). Dit betekent dat wij als christenen niet uit zijn op kennis van of ervaring in slechtheid. In plaats van onze geest op die manier te laten verderven, verkiezen wij wijselijk in dit opzicht zo onervaren en onschuldig als jonge kinderen te blijven. Terzelfder tijd begrijpen wij volkomen dat immoraliteit en kwaaddoen zondig zijn in Jehovah’s ogen. Een vurig en hartgrondig verlangen om hem te behagen door deugdzaam te zijn, zal ons tot voordeel strekken, want het zal ons ertoe bewegen onreine vormen van amusement en andere mentaal verderfelijke invloeden van deze wereld, die in Satans macht ligt, te vermijden. — 1 Johannes 5:19.
Deugd en onze spraak
11. Van wat voor spraak moeten wij ons bedienen om deugdzaam te zijn, en welk voorbeeld hebben wij in dit opzicht in Jehovah God en Jezus Christus?
11 Als onze gedachten deugdzaam zijn, dient dit een diepgaande uitwerking te hebben op wat wij zeggen. Om deugdzaam te zijn, moet onze spraak rein, heilzaam, waarheidsgetrouw en opbouwend zijn (2 Korinthiërs 6:3, 4, 7). Jehovah is „de God der waarheid” (Psalm 31:5). Hij is getrouw in al zijn handelingen, en zijn beloften zijn betrouwbaar, want hij kan niet liegen (Numeri 23:19; 1 Samuël 15:29; Titus 1:2). Gods Zoon, Jezus Christus, is „vol onverdiende goedheid en waarheid”. Toen hij op aarde was, sprak hij altijd de waarheid zoals hij die van zijn Vader had ontvangen (Johannes 1:14; 8:40). Bovendien „heeft [Jezus] geen zonde begaan, noch werd er bedrog in zijn mond gevonden” (1 Petrus 2:22). Indien wij werkelijk dienstknechten van God en Christus zijn, zullen wij waarheidsgetrouw zijn in ons spreken en oprecht in ons gedrag, als het ware „omgord met waarheid”. — Efeziërs 5:9; 6:14.
12. Als wij deugdzaam willen zijn, welke soorten van spraak moeten wij dan vermijden?
12 Als wij deugdzaam zijn, zullen wij bepaalde soorten van spraak vermijden. Wij zullen ons laten leiden door de raad van Paulus: „Alle kwaadaardige bitterheid en toorn en gramschap en geschreeuw en schimpend gepraat worde uit uw midden weggenomen, evenals alle slechtheid.” „Laat hoererij en allerlei onreinheid of hebzucht onder u zelfs niet ter sprake komen, zoals het heiligen past; ook geen schandelijk gedrag noch dwaas gepraat noch ontuchtig gescherts, dingen die niet welvoeglijk zijn, doch veeleer dankzegging” (Efeziërs 4:31; 5:3, 4). Anderen zullen het verkwikkend vinden zich in ons gezelschap te bevinden omdat ons rechtvaardige hart ons ertoe aanzet onchristelijke spraak te vermijden.
13. Waarom moeten christenen hun tong in bedwang houden?
13 Een verlangen om God te behagen en deugdzame dingen te zeggen, zal ons helpen onze tong in bedwang te houden. Wegens zondige neigingen struikelen wij allen soms in woorden. Toch zegt de discipel Jakobus dat „indien wij paarden een toom in de bek leggen”, ze gehoorzaam gaan waarheen wij ze leiden. Daarom dienen wij er hard aan te werken de tong in bedwang te houden en te proberen er alleen een deugdzaam gebruik van te maken. Een onbeheerste tong „vormt een wereld van onrechtvaardigheid” (Jakobus 3:1-7). Allerlei slechte eigenschappen van deze goddeloze wereld worden in verband gebracht met de ongetemde tong. Ze is verantwoordelijk voor zulke schadelijke dingen als een vals getuigenis, geschimp en lastering (Jesaja 5:20; Mattheüs 15:18-20). En wanneer een weerspannige tong schimpende, snijdende of lasterlijke opmerkingen maakt, is ze vol dodelijk vergif. — Psalm 140:3; Romeinen 3:13; Jakobus 3:8.
14. Welke dubbele maatstaf van spraak moeten christenen vermijden?
14 Zoals Jakobus te kennen geeft, zou het inconsequent zijn ’Jehovah te zegenen’ door goed van Hem te spreken maar vervolgens de tong te misbruiken om ’mensen te vervloeken’ door kwaad over hen af te smeken. Hoe zondig is het om op vergaderingen Gods lof te zingen en vervolgens naar buiten te gaan en kwaad te spreken over medegelovigen! Zoet en bitter water kunnen niet beide uit dezelfde bron opborrelen. Als wij Jehovah dienen, hebben anderen het recht te verwachten dat wij deugdzame dingen zeggen in plaats van woorden te spreken die van slechte smaak getuigen. Laten wij daarom boosaardige spraak uit de weg gaan en trachten dingen te zeggen waarbij degenen die in ons gezelschap verkeren, baat zullen hebben en die hen geestelijk zullen opbouwen. — Jakobus 3:9-12.
Deugd en onze daden
15. Waarom is het zo belangrijk ervoor te zorgen dat wij niet onze toevlucht nemen tot slinkse wegen?
15 Aangezien christenen in denken en spreken deugdzaam moeten zijn, hoe staat het dan met onze daden? Deugdzaam zijn in gedrag is de enige manier om Gods goedkeuring te genieten. Geen enkele dienstknecht van Jehovah kan de deugd laten varen, zijn toevlucht nemen tot slinksheid en bedrog en terecht denken dat zulke dingen voor God aanvaardbaar zullen zijn. Spreuken 3:32 zegt: „De slinkse persoon is iets verfoeilijks voor Jehovah, maar Zijn vertrouwelijke omgang is met de oprechten.” Als onze verhouding met Jehovah God ons dierbaar is, dienen deze tot nadenken stemmende woorden ons ervan te weerhouden schadelijke dingen te beramen of iets slinks te doen. Ja, tot de zeven dingen die verfoeilijk zijn voor Jehovah’s ziel, behoort „een hart dat schadelijke plannen smeedt”! (Spreuken 6:16-19) Laten wij dergelijke daden dan ook vermijden en doen wat deugdzaam is, tot welzijn van onze medemensen en tot heerlijkheid van onze hemelse Vader.
16. Waarom moeten christenen zich niet inlaten met huichelachtige daden?
16 Deugd tentoonspreiden, vereist dat wij eerlijk zijn (Hebreeën 13:18). Een huichelaar, wiens daden niet in overeenstemming zijn met zijn woorden, is niet deugdzaam. Het met „huichelaar” weergegeven Griekse woord (hu·poʹkri·tes) betekent „iemand die antwoord geeft” alsook „toneelspeler”. Aangezien Griekse en Romeinse toneelspelers maskers droegen, werd dit woord mettertijd in overdrachtelijke zin gebruikt voor iemand die veinst. Huichelaars zijn „ontrouwen”. (Vergelijk Lukas 12:46 met Mattheüs 24:50, 51.) Huichelarij (hu·poʹkri·sis) kan ook goddeloosheid en listigheid betekenen (Mattheüs 22:18; Markus 12:15; Lukas 20:23). Hoe droevig is het wanneer een argeloze persoon om de tuin geleid wordt door glimlachjes, vleierij en daden die alleen maar geveinsd zijn! Daarentegen is het hartverwarmend als wij weten dat wij met betrouwbare christenen te maken hebben. En God zegent ons als wij deugdzaam en zonder huichelarij zijn. Zijn goedkeuring rust op hen die „ongehuichelde broederlijke genegenheid” tentoonspreiden en ’geloof zonder huichelarij’ bezitten. — 1 Petrus 1:22; 1 Timotheüs 1:5.
Deugd is goedheid in actie
17, 18. Hoe zullen wij in onze tentoonspreiding van de geestesvrucht goedheid anderen bejegenen?
17 Als wij aan ons geloof deugd toevoegen, zullen wij ernaar streven ons ervan te weerhouden dingen te denken, te zeggen en te doen die voor God onaanvaardbaar zijn. Christelijke deugd tentoonspreiden, vereist echter ook dat wij daadwerkelijk goedheid beoefenen. Deugd wordt zelfs gedefinieerd als goedheid. En goedheid is een vrucht van Jehovah’s heilige geest, niet het voortbrengsel van louter menselijke inspanning (Galaten 5:22, 23). Als wij de geestesvrucht goedheid aan de dag leggen, zullen wij gemotiveerd zijn gunstig over anderen te denken en hen te prijzen voor hun goede eigenschappen, ondanks hun onvolmaaktheden. Dienen zij Jehovah al jarenlang getrouw? Dan behoren wij hun achting te betonen en gunstig over hen en hun dienst voor God te spreken. Onze hemelse Vader neemt nota van de liefde die zij voor zijn naam tonen en van hun deugdzame werken des geloofs, en dat dienen wij ook te doen. — Nehemia 13:31b; Hebreeën 6:10.
18 Deugd maakt ons geduldig, begrijpend, meedogend. Als een medeaanbidder van Jehovah in de put zit of depressief is, zullen wij opbeurend spreken en proberen hem enige vertroosting te schenken, net zoals onze liefdevolle hemelse Vader ons vertroost (2 Korinthiërs 1:3, 4; 1 Thessalonicenzen 5:14). Wij leven mee met degenen die bedroefd zijn, misschien omdat zij een geliefde in de dood hebben verloren. Indien wij iets kunnen doen om het lijden te verlichten, zullen wij dat doen, want een deugdzame geest zet aan tot liefdevolle, uit goedheid voortspruitende actie.
19. Hoe zullen anderen ons vermoedelijk behandelen als wij deugdzaam zijn in denken, woord en daad?
19 Net zoals wij Jehovah zegenen door goed van hem te spreken, zullen anderen ons vermoedelijk zegenen als wij deugdzaam zijn in denken, woord en daad (Psalm 145:10). Een wijze spreuk zegt: „Zegeningen zijn voor het hoofd van de rechtvaardige, maar wat de mond van de goddelozen aangaat, die bedekt gewelddaad” (Spreuken 10:6). Een goddeloos en gewelddadig persoon ontbreekt het aan de deugd die hem bij anderen geliefd zou maken. Hij oogst wat hij zaait, want mensen kunnen hem niet eerlijk hun zegen geven door goed van hem te spreken (Galaten 6:7). Hoeveel beter vergaat het degenen die als Jehovah’s dienstknechten deugdzaam denken, spreken en handelen! Zij winnen de liefde, het vertrouwen en de achting van anderen, die ertoe worden bewogen hen te zegenen en goed van hen te spreken. Bovendien zal hun godvruchtige deugd Jehovah’s onschatbare zegen tot gevolg hebben. — Spreuken 10:22.
20. Welke uitwerking kunnen deugdzame gedachten, spraak en daden in een gemeente van Jehovah’s volk hebben?
20 Deugdzame gedachten, spraak en daden zullen een gemeente van Jehovah’s volk beslist ten goede komen. Wanneer medegelovigen elkaar genegenheid en achting toedragen, bloeit de broederlijke liefde onder hen (Johannes 13:34, 35). Deugdzame spraak, met inbegrip van oprecht prijzende en aanmoedigende woorden, bevordert een warm gevoel van samenwerking en eenheid (Psalm 133:1-3). En hartverwarmende, deugdzame daden zetten anderen ertoe aan op soortgelijke wijze gunstig te reageren. Bovenal heeft het beoefenen van christelijke deugd de goedkeuring en zegen van onze deugdzame hemelse Vader, Jehovah, tot gevolg. Mogen wij ons daarom ten doel stellen gunstig op Gods kostbare beloften te reageren door geloof te oefenen. En laten wij ons toch vooral krachtig inspannen om aan ons geloof deugd toe te voegen.
Wat zou u antwoorden?
◻ Hoe zou u „deugd” definiëren, en waarom kunnen onvolmaakte mensen deugdzaam zijn?
◻ Waarop moeten wij onze gedachten richten willen wij deugdzaam zijn?
◻ Hoe dient deugd onze spraak te beïnvloeden?
◻ Welke uitwerking dient deugd op onze daden te hebben?
◻ Wat zijn enkele voordelen van deugdzaamheid?
[Illustratie op blz. 21]
Aangezien zoet en bitter water niet uit dezelfde bron kunnen opborrelen, verwachten anderen terecht dat Jehovah’s dienstknechten alleen deugdzame dingen zeggen