Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w93 15/11 blz. 8-11
  • Zij dachten er niet aan te schipperen!

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Zij dachten er niet aan te schipperen!
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1993
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Zonder reden gehaat
  • Rome verhevigt de vervolging
  • Scherpe contrasten
  • De prijs voor het afleggen van getuigenis
  • Groei veroorzaakt nog meer vervolging
  • De beloning
  • Het vroege christendom en de staat
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1996
  • De eerste christenen en de wereld
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1993
  • Gehaat om hun geloof
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1998
  • De zesde wereldmacht — Rome
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1988
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1993
w93 15/11 blz. 8-11

Zij dachten er niet aan te schipperen!

JEHOVAH’S hand was met de eerste volgelingen van Jezus Christus (Handelingen 11:21). Met Gods hulp volgden zij zonder te schipperen een rechtschapen handelwijze. Dat zij ook vijandelijkheden en zelfs hevige vervolging ondervonden, is een algemeen bekend geschiedkundig feit.

De rechtschapenheid van de eerste getrouwe volgelingen van Christus is spreekwoordelijk geworden. Zelfs wanneer hun leven ermee gemoeid was, weigerden zij ten aanzien van hun geloof te schipperen. Maar waarom werden zij zo wreed behandeld?

Zonder reden gehaat

Net als Jezus hadden ware christenen niet dezelfde aspiraties en geloofsovertuigingen als deze wereld (1 Johannes 4:4-6). Bovendien had de groei van het christendom „zo snel plaatsgevonden, en was het succes ervan zo opmerkelijk, dat een geduchte botsing [met de keizerlijke mogendheid Rome] onvermijdelijk was”, merkt de historicus Edmond de Pressensé op.

Jezus bracht eens een profetische psalm op zichzelf van toepassing, met de woorden: „Zij hebben mij zonder reden gehaat” (Johannes 15:25; Psalm 69:4). Voordat hij dit aan zijn discipelen vertelde, had hij gewaarschuwd: „Een slaaf is niet groter dan zijn meester. Indien zij mij hebben vervolgd, zullen zij ook u vervolgen” (Johannes 15:20). Het zou niet gemakkelijk zijn om in zijn voetstappen te treden. Om te beginnen zouden de religieuze leiders onder de joden Jezus’ joodse discipelen als afvalligen van het judaïsme behandelen. Toen er echter van Jezus’ volgelingen werd geëist dat zij niet langer over hem spraken, weigerden zij te gehoorzamen en zo ten aanzien van hun geloof te schipperen. — Handelingen 4:17-20; 5:27-32.

In een getuigenverklaring die kort na Pinksteren in 33 G.T. voor het joodse Sanhedrin werd afgelegd, werd de discipel Stefanus ervan beschuldigd ’lasterlijke woorden tegen Mozes en God te hebben gesproken’. Hoewel de beschuldigingen totaal ongegrond waren, werd hij doodgestenigd. Als gevolg hiervan „brak er een zware vervolging los tegen de gemeente die in Jeruzalem was”, en „allen werden verstrooid over de streken van Judea en Samaria, uitgezonderd de apostelen” (Handelingen 6:11, 13; 8:1). Velen werden gevangengezet.

De joden vervolgden Jezus’ volgelingen „met een meedogenloze haat”, zo wordt in het boek Christianity and the Roman Empire gezegd. De Romeinse regering moest vaak zelfs ingrijpen om christenen te beschermen! Romeinse soldaten bevrijdden bijvoorbeeld de apostel Paulus van joden die hem wilden vermoorden (Handelingen 21:26-36). Toch bleef de verhouding tussen christenen en Romeinen stroef.

Rome verhevigt de vervolging

Ongeveer negen jaar na Stefanus’ dood liet de Romeinse heerser Herodes Agrippa I de apostel Jakobus om het leven brengen teneinde bij de joden in de gunst te komen (Handelingen 12:1-3). Tegen die tijd had het geloof in Christus zich tot in Rome verbreid (Handelingen 2:10). In 64 G.T. werd een groot deel van die stad door vuur verwoest. Er brak een verschrikkelijke vervolging tegen de christenen los nadat Nero hen de schuld had gegeven van de ramp, in een poging de geruchten de kop in te drukken dat hij voor de brand verantwoordelijk was. Heeft hij de stad in brand gestoken om een excuus te hebben haar als een luisterrijker stad te herbouwen en naar zichzelf te noemen door de naam in Neropolis te veranderen? Of heeft zijn keizerin Poppaea, een joodse bekeerlinge die bekendstond om haar antipathie tegen christenen, invloed gehad op zijn beslissing hen te beschuldigen? Onderzoekers zijn er niet zeker van, maar de gevolgen waren ontzaglijk.

De Romeinse geschiedschrijver Tacitus zegt: „Men dreef . . . de spot met deze ter dood gedoemden: zo vonden [christenen] de dood door hen met wilde-beestehuiden bedekt door de honden te laten verscheuren; velen werden óf aan het kruis genageld, óf moesten, voor de vuurdood bestemd en wanneer het daglicht was afgenomen, branden bij wijze van nachtverlichting”, als menselijke toortsen om de keizerlijke tuinen te verlichten. Tacitus, die geen vriend van de christenen was, voegt eraan toe: „Medelijden [welde op] met deze mensen die, ofschoon ze schuldig waren en de meest ongehoorde bestraffing verdienden, om zo te zeggen niet voor het heil van de staat werden omgebracht, maar geofferd aan de wreedheid van één enkeling”, Nero.

Scherpe contrasten

Hoewel het Nero goed uitkwam de christenen ervan te beschuldigen Rome te hebben verwoest, heeft hij hen nooit uitgebannen of het christendom als een religie binnen de staat verboden verklaard. Waarom gingen de Romeinen dan door met de vervolging? Omdat „de kleine Christen-gemeenschappen . . . de pleziermakende heidense wereld met hun vroomheid en fatsoen [stoorden]”, zo zegt de historicus Will Durant. Er kon nauwelijks een groter contrast bestaan dan dat tussen het christendom en het bloedvergieten van de Romeinse gladiatorengevechten. Een kans voor de Romeinen om zich van de christenen te ontdoen en zo hun eigen geweten te sussen, was te mooi om voorbij te laten gaan.

Als wereldmacht leek Rome onoverwinnelijk. De Romeinen geloofden dat één oorzaak van hun militaire bekwaamheid hun aanbidding van alle goden was. Daarom vonden zij het moeilijk de exclusiviteit van het christelijke monotheïsme en zijn verwerping van alle andere goden, inclusief de aanbidding van de keizer, te begrijpen. Het was niet verwonderlijk dat Rome het christendom als een invloed bezag die de grondslagen van het rijk ondermijnde.

De prijs voor het afleggen van getuigenis

Tegen het einde van de eerste eeuw G.T. werd de apostel Johannes „wegens het spreken over God en het getuigenis afleggen van Jezus” naar het eiland Patmos verbannen (Openbaring 1:9). Men neemt aan dat de Romeinse keizer Domitianus hiervoor verantwoordelijk was. Maar ondanks de druk die op Jezus’ volgelingen werd uitgeoefend, had het christendom zich tegen de eeuwwisseling door het hele Romeinse Rijk verspreid. Waardoor was dit mogelijk? In A History of the Early Church wordt gezegd dat het christendom „door zijn bediening bijeen werd gehouden”. Net als Johannes hebben de vervolgde eerste christenen niet geschipperd ten aanzien van hun geloof, maar zij hebben ijverig volhard in het spreken over God en het getuigenis afleggen van Jezus. — Handelingen 20:20, 21; 2 Timotheüs 4:2.

De vervolging van de christenen nam een nieuwe wending in 112 G.T., twee jaar nadat keizer Trajanus Plinius als bestuurder van Bithynië (nu Noordwest-Turkije) had aangesteld. Het vorige bestuur daar was laks geweest, wat tot wanorde had geleid. De tempels waren bijna verlaten, en de verkoop van voer voor offerdieren was aanzienlijk achteruitgegaan. Handelaars gaven de eenvoud van de christelijke aanbidding hier de schuld van, want daarbij werden noch dierlijke slachtoffers, noch afgoden gebruikt.

Plinius werkte hard aan het herstellen van de heidense aanbidding, terwijl christenen hun weigering om wijn en reukwerk voor beelden van de keizer te offeren, met de dood moesten bekopen. Uiteindelijk gaven de Romeinse autoriteiten toe dat christenen „deugdzame mensen waren, maar onverklaarbaar vijandig tegenover oude religieuze tradities”, zegt professor Henry Chadwick. Hoewel het nog steeds een halsmisdaad was een christen te zijn, dachten Jezus’ ware volgelingen er niet aan te schipperen.

De haat was ook een gevolg van de „ergernis die in heidense families ontstond doordat afzonderlijke leden ervan werden bekeerd”, zegt professor W. M. Ramsay. „Het sociale leven werd erg moeilijk gemaakt als iemands buur zich niet kon houden aan de meest gebruikelijke gewoonten, op grond van het feit dat dit het erkennen van heidense godheden inhield”, verklaart dr. J. W. C. Wand. Geen wonder dat velen de eerste christenen als haters van de mensheid bezagen of vonden dat zij atheïsten waren.

Groei veroorzaakt nog meer vervolging

Polycarpus, die naar verluidt door de apostel Johannes was onderwezen, werd een gerespecteerde ouderling in de stad Smyrna (nu Izmir). Wegens zijn geloof werd hij in 155 G.T. op de brandstapel ter dood gebracht. De Romeinse provinciale bestuurder Statius Quadratus riep het volk bijeen. Het stadion was gevuld met vijandige heidenen die de 86-jarige Polycarpus verachtten omdat hij de aanbidding van hun goden ontmoedigde, en fanatieke joden verzamelden bereidwillig het brandhout, ook al moesten zij dit op een grote sabbatdag doen.

Daarna barstte er een hevige vervolging los tegen de christenen in de hele Romeinse wereld. Onder keizer Marcus Aurelius vloeide hun bloed zelfs nog rijkelijker. Waren zij Romeinse burgers, dan stierven zij door het zwaard; zo niet, dan werden zij in de amfitheaters door wilde beesten gedood. Wat hadden zij misdaan? Zij waren gewoon christenen die weigerden te schipperen of hun geloof te verloochenen.

De hedendaagse Franse stad Lyon is ontstaan uit de Romeinse kolonie Lugdunum, een belangrijk bestuurscentrum en het enige Romeinse garnizoen tussen Rome en de Rijn. In 177 G.T. was daar een sterke christelijke gemeenschap waartegen de heidense bevolking woedend in actie kwam. Dit begon toen christenen niet meer in openbare gelegenheden werden toegelaten. Het gepeupel veroorzaakte een oproer, en de vervolging die daarop volgde was zo hevig dat geen enkele christen zijn huis durfde te verlaten. De Romeinse bestuurder beval dat christenen gezocht en ter dood gebracht zouden worden.

De beloning

Toen Jezus’ apostelen waren gestorven en hun belemmerende invloed was verdwenen, begon de afval zich onder belijdende christenen te ontwikkelen (2 Thessalonicenzen 2:7). Tegen het einde van de vierde eeuw G.T. werd het afvallige christendom een staatsreligie. Tegen die tijd was het verdorven geworden en was het bereid te schipperen en zich met de wereld te vereenzelvigen — iets wat Jezus en zijn eerste discipelen nooit hebben gedaan (Johannes 17:16). Lang voor die tijd echter was de bijbelcanon, met zijn verslag over christelijk geloof, voltooid.

Was het lijden en de dood van duizenden van de eerste christenen tevergeefs? Beslist niet! Zonder dat zij eraan dachten ten aanzien van hun geloof te schipperen, ’hebben zij bewezen dat zij getrouw waren, zelfs tot de dood, en is hun de kroon des levens gegeven’ (Openbaring 2:10). Jehovah’s dienstknechten ondervinden nog steeds de hitte van vervolging, maar het geloof en de rechtschapenheid van de vroege medegelovigen zijn voor hen nog altijd een grote bron van aanmoediging. Daarom denken ook hedendaagse christenen er niet aan te schipperen.

[Illustraties op blz. 8, 9]

Nero

Maquette van het keizerlijke Rome

Een aan de aanbidding van caesar opgedragen altaar

[Verantwoording]

Nero: Met toestemming van het British Museum

Museo della Civiltà Romana, Rome

[Illustratie op blz. 10]

Marcus Aurelius

[Verantwoording]

The Bettmann Archive

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen