Vreugdevolle onderwerping aan autoriteit
„[Gij zijt] van harte gehoorzaam . . . geworden.” — ROMEINEN 6:17.
1, 2. (a) Welke geest treedt in deze tijd in de wereld duidelijk aan het licht, en wat is de oorsprong en de uitwerking ervan? (b) Hoe tonen Jehovah’s opgedragen dienstknechten dat zij anders zijn?
„DE GEEST die thans werkzaam is in de zonen der ongehoorzaamheid” treedt in deze tijd ontstellend duidelijk aan het licht. Het is een geest van teugelloze onafhankelijkheid, die uitgaat van Satan, „de heerser van de autoriteit der lucht”. Deze geest, deze „lucht”, of overheersende houding van zelfzucht en ongehoorzaamheid, oefent „autoriteit”, of macht, over het grootste deel van de mensheid uit. Dat is één reden waarom de wereld doormaakt wat men als een gezagscrisis heeft betiteld. — Efeziërs 2:2.
2 Gelukkig vullen Jehovah’s opgedragen dienstknechten in deze tijd hun geestelijke longen niet met deze vervuilde „lucht”, of opstandige geest. Zij weten dat „de gramschap van God over de zonen der ongehoorzaamheid [komt]”. De apostel Paulus voegt eraan toe: „Wordt daarom niet hun deelgenoten” (Efeziërs 5:6, 7). Ware christenen streven er daarentegen naar „vervuld [te] worden met [Jehovah’s] geest”, en zij drinken „de wijsheid van boven” in, die „zuiver, vervolgens vredelievend, redelijk, bereid tot gehoorzamen” is. — Efeziërs 5:17, 18; Jakobus 3:17.
Bereidwillige onderwerping aan Jehovah’s soevereiniteit
3. Wat is de sleutel tot bereidwillige onderwerping, en welke belangrijke les leert de geschiedenis ons?
3 De sleutel tot bereidwillige onderwerping is erkenning van rechtmatige autoriteit. De geschiedenis van de mensheid laat zien dat verwerping van Jehovah’s soevereiniteit niet tot geluk leidt. Die verwerping leidde voor Adam en Eva niet tot geluk, en voor de aanstichter van hun opstand, Satan de Duivel, al evenmin (Genesis 3:16-19). In zijn huidige vernederde toestand heeft Satan „grote toorn” omdat hij weet dat zijn tijd kort is (Openbaring 12:12). De vrede en het geluk van de mensheid, ja, van het hele universum, hangen af van universele erkenning van Jehovah’s rechtvaardige soevereiniteit. — Psalm 103:19-22.
4. (a) Wat voor onderwerping en gehoorzaamheid wil Jehovah dat zijn dienstknechten tonen? (b) Waarvan dienen wij overtuigd te zijn, en hoe brengt de psalmist dit tot uitdrukking?
4 Maar omdat Jehovah’s hoedanigheden schitterend met elkaar in evenwicht zijn, is hij niet tevreden met kille gehoorzaamheid. Zeker, hij is machtig! Maar hij is geen tiran. Hij is een God van liefde, en hij wil dat zijn met verstand begiftigde schepselen hem bereidwillig, uit liefde, gehoorzamen. Hij wil dat zij zich aan zijn soevereiniteit onderwerpen omdat zij het van ganser harte verkiezen zich onder zijn rechtvaardige en rechtmatige autoriteit te plaatsen, in de overtuiging dat er niets beter voor hen zou kunnen zijn dan hem voor eeuwig te gehoorzamen. De soort van persoon die Jehovah in zijn universum wil hebben, deelt de gevoelens van de psalmist die schreef: „De wet van Jehovah is volmaakt, de ziel wederbrengend. De vermaning van Jehovah is betrouwbaar, de onervarene wijs makend. De bevelen van Jehovah zijn recht, het hart verheugend; het gebod van Jehovah is rein, de ogen stralend makend. De vrees voor Jehovah is zuiver, standhoudend voor eeuwig. De rechterlijke beslissingen van Jehovah zijn waarachtig; ze zijn alle te zamen rechtvaardig gebleken” (Psalm 19:7-9). Onvoorwaardelijk vertrouwen in de juistheid en de rechtvaardigheid van Jehovah’s soevereiniteit — dat moet onze houding zijn als wij in Jehovah’s nieuwe wereld willen leven.
Vreugdevolle onderwerping aan onze Koning
5. Hoe werd Jezus voor zijn gehoorzaamheid beloond, en wat erkennen wij bereidwillig?
5 Christus Jezus zelf is een voortreffelijk voorbeeld van onderworpenheid aan zijn hemelse Vader. Wij lezen dat „hij zich vernederd [heeft] en . . . gehoorzaam [is] geworden tot de dood, ja, de dood aan een martelpaal”. Paulus voegt eraan toe: „Juist daarom heeft God hem ook tot een superieure positie verhoogd en hem goedgunstig de naam gegeven die boven elke andere naam is, zodat in de naam van Jezus elke knie zich zou buigen van hen die in de hemel en die op aarde en die onder de grond zijn, en iedere tong openlijk zou erkennen dat Jezus Christus Heer is tot heerlijkheid van God, de Vader” (Filippenzen 2:8-11). Ja, vol vreugde buigen wij de knieën voor onze Leider en regerende Koning, Christus Jezus. — Mattheüs 23:10.
6. Hoe heeft Jezus bewezen een getuige en een leider voor nationale groepen te zijn, en hoe zal zijn „vorstelijke heerschappij” na de grote verdrukking voortduren?
6 Betreffende Christus als onze Leider profeteerde Jehovah: „Ziet! Als een getuige voor de nationale groepen heb ik hem gegeven, als een leider en gebieder voor de nationale groepen” (Jesaja 55:4). Door zijn aardse bediening en doordat hij na zijn dood en opstanding vanuit de hemel leiding geeft aan het predikingswerk, heeft Jezus zich jegens volken van alle natiën een „getrouwe en waarachtige getuige” van zijn Vader betoond (Openbaring 3:14; Mattheüs 28:18-20). Zulke nationale groepen worden nu in toenemende aantallen vertegenwoordigd door de „grote schare”, die de „grote verdrukking” onder Christus’ leiderschap zal overleven (Openbaring 7:9, 14). Maar daar houdt Jezus’ leiderschap niet op. Zijn „vorstelijke heerschappij” zal duizend jaar duren. Hij zal met betrekking tot gehoorzame mensen zijn naam „Wonderbaar Raadgever, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst” eer aandoen. — Jesaja 9:6, 7; Openbaring 20:6.
7. Als wij willen dat Christus Jezus ons naar „bronnen van wateren des levens” leidt, wat moeten wij dan onverwijld doen, en wat zal maken dat Jezus en Jehovah ons liefhebben?
7 Als wij profijt willen trekken van de „bronnen van wateren des levens” waarheen het Lam, Christus Jezus, rechtgeaarde mensen leidt, moeten wij er onverwijld door onze handelwijze blijk van geven dat wij ons vreugdevol aan zijn autoriteit als Koning onderwerpen (Openbaring 7:17; 22:1, 2; vergelijk Psalm 2:12). Jezus zei: „Indien gij mij liefhebt, zult gij mijn geboden onderhouden. Wie mijn geboden heeft en ze onderhoudt, die is het die mij liefheeft. En wie mij liefheeft, zal door mijn Vader bemind worden, en ik zal hem liefhebben” (Johannes 14:15, 21). Wilt u dat Jezus en zijn Vader u liefhebben? Wees dan aan hun autoriteit onderworpen.
Opzieners gehoorzamen vreugdevol
8, 9. (a) Wat heeft Christus verschaft tot opbouw van de gemeente, en in welk opzicht dienen deze mannen voorbeelden voor de kudde te zijn? (b) Hoe wordt de onderworpenheid van christelijke opzieners in het boek Openbaring gesymboliseerd, en hoe dienen zij te streven naar een „gehoorzaam hart” wanneer zij rechterlijke aangelegenheden behandelen?
8 „De gemeente [is] onderworpen . . . aan de Christus.” Als haar Opziener heeft hij „gaven in mensen” gegeven tot „opbouw” van de gemeente (Efeziërs 4:8, 11, 12; 5:24). Deze geestelijk oudere mannen krijgen de opdracht ’de kudde Gods die aan hun zorg is toevertrouwd, te weiden’, niet „als personen die heersen over hen die Gods erfdeel zijn, maar door [zich] voorbeelden voor de kudde te betonen” (1 Petrus 5:1-3). De kudde is van Jehovah, en Christus is haar „voortreffelijke herder” (Johannes 10:14). Aangezien de opzieners terecht bereidwillige medewerking verwachten van de schapen die Jehovah en Christus aan hun zorg hebben toevertrouwd, dienen zijzelf voortreffelijke voorbeelden van onderworpenheid te zijn. — Handelingen 20:28.
9 In de eerste eeuw werden gezalfde opzieners symbolisch voorgesteld als zich bevindend „in” of „op” Christus’ rechterhand, als teken van hun onderworpenheid aan hem als Hoofd van de gemeente (Openbaring 1:16, 20; 2:1). Voor opzieners in de gemeenten van Jehovah’s Getuigen in deze tijd geldt in niet mindere mate dat zij zich dienen te onderwerpen aan Christus’ leiding en zich dienen te ’vernederen onder de machtige hand van God’ (1 Petrus 5:6). Wanneer er een beroep op hen wordt gedaan om rechterlijke aangelegenheden te behandelen, zoals dit ook van Salomo werd gevraagd toen hij nog getrouw was, dienen zij tot Jehovah te bidden: „Gij moet uw knecht een gehoorzaam hart geven om uw volk te richten, om te onderscheiden tussen goed en kwaad” (1 Koningen 3:9). Een gehoorzaam hart zal een ouderling ertoe bewegen te proberen de dingen zo te zien als Jehovah en Christus Jezus ze zien, zodat de beslissing die op aarde wordt genomen een zo nauwkeurig mogelijke weerspiegeling is van die welke in de hemel genomen is. — Mattheüs 18:18-20.
10. Hoe dienen alle opzieners ernaar te streven Jezus na te bootsen in de wijze waarop hij de schapen behandelde?
10 Zowel reizende opzieners als gemeenteouderlingen zullen ernaar streven Christus na te bootsen in de wijze waarop hij de schapen behandelde. In tegenstelling tot de Farizeeën legde Jezus het volk niet een massa regels op die moeilijk na te komen waren (Mattheüs 23:2-11). Hij zei tot met schapen te vergelijken mensen: „Komt tot mij, allen die zwoegt en zwaar beladen zijt, en ik zal u verkwikken. Neemt mijn juk op u en leert van mij, want ik ben zachtaardig en ootmoedig van hart, en gij zult verkwikking vinden voor uw ziel. Want mijn juk is weldadig en mijn vracht is licht” (Mattheüs 11:28-30). Hoewel het waar is dat iedere christen „zijn eigen vracht [moet] dragen”, dienen de opzieners aan Jezus’ voorbeeld te denken en hun broeders te helpen het gevoel te hebben dat de vracht van hun christelijke verantwoordelijkheid „weldadig” en „licht” is, ja, een vreugde om te dragen. — Galaten 6:5.
Theocratische onderworpenheid
11. (a) Hoe zou iemand het gezagsbeginsel kunnen respecteren, terwijl hij toch niet echt theocratisch is? Licht dit toe. (b) Wat betekent het echt theocratisch te zijn?
11 Theocratie is regering door God. Daarbij is het in 1 Korinthiërs 11:3 vermelde gezagsbeginsel betrokken. Maar het betekent meer dan dat. Het zou kunnen lijken dat iemand respect voor gezag toont, terwijl hij toch niet in de volledige betekenis van het woord theocratisch is. Hoe zou dit kunnen? Ter illustratie: democratie is regering door het volk, en een democraat wordt gedefinieerd als „iemand die in de idealen van de democratie” gelooft. Iemand zou kunnen beweren democratisch te zijn, zou aan verkiezingen kunnen deelnemen en zelfs een actief politicus kunnen zijn. Maar als hij in zijn algemene gedrag de geest van de democratie en alle daarbij betrokken beginselen met voeten treedt, kan er dan gezegd worden dat hij echt democratisch is? Evenzo moet iemand om echt theocratisch te zijn, meer doen dan zich slechts formeel aan autoriteit onderwerpen. Hij moet Jehovah’s wegen en hoedanigheden navolgen. Hij moet zich werkelijk in elk opzicht door Jehovah laten regeren. En aangezien Jehovah zijn Zoon met volledige autoriteit heeft bekleed, betekent theocratisch zijn ook dat men Jezus nabootst.
12, 13. (a) Wat in het bijzonder houdt het in theocratisch te zijn? (b) Gaat het bij theocratische onderworpenheid om het gehoorzamen van een massa regels? Licht dit toe.
12 Bedenk dat Jehovah bereidwillige, door liefde gemotiveerde onderwerping wil. Dat is zijn manier om het universum te besturen. Hij is de personificatie van liefde (1 Johannes 4:8). Christus Jezus is „de weerspiegeling van zijn heerlijkheid en de nauwkeurige afdruk van zijn wezen” (Hebreeën 1:3). Hij verlangt van zijn ware discipelen dat zij elkaar liefhebben (Johannes 15:17). Theocratisch zijn, houdt dus niet alleen in onderworpen te zijn maar ook liefdevol. De kwestie zou als volgt kunnen worden samengevat: Theocratie is regering door God; God is liefde; daarom is theocratie regering door middel van liefde.
13 Een ouderling zou kunnen denken dat de broeders en zusters om theocratisch te zijn, allerlei regels dienen te gehoorzamen. Sommige ouderlingen hebben regels gemaakt van suggesties die van tijd tot tijd door „de getrouwe en beleidvolle slaaf” zijn gedaan (Mattheüs 24:45). Er is bijvoorbeeld eens gesuggereerd dat het, om de broeders en zusters in de gemeente gemakkelijker te leren kennen, wellicht goed zou zijn niet altijd op dezelfde plaats in de Koninkrijkszaal te gaan zitten. Dit was bedoeld als een praktische suggestie, niet als een vaste regel. Maar sommige ouderlingen zijn misschien geneigd er een regel van te maken en te denken dat degenen die zich er niet aan houden, niet theocratisch zijn. Toch kunnen er heel wat goede redenen zijn waarom een broeder of een zuster het wellicht verkiest op een bepaalde plek te zitten. Als een ouderling niet liefdevol rekening houdt met zulke dingen, is hijzelf dan wel echt theocratisch? Wilt u theocratisch zijn, „laat [dan] al uw aangelegenheden met liefde geschieden”. — 1 Korinthiërs 16:14.
Met vreugde dienen
14, 15. (a) Hoe zou een ouderling bepaalde broeders of zusters van hun vreugde in het dienen van Jehovah kunnen beroven, en waarom zou dit niet theocratisch zijn? (b) Hoe toonde Jezus dat hij waardering heeft voor de liefde die door onze dienst tot uitdrukking wordt gebracht, meer nog dan voor de hoeveelheid dienst? (c) Wat dienen ouderlingen in aanmerking te nemen?
14 Theocratisch zijn, betekent ook Jehovah met vreugde te dienen. Jehovah is „de gelukkige God” (1 Timotheüs 1:11). Hij wil dat zijn aanbidders hem vreugdevol dienen. Zij die hardnekkige voorstanders van regels zijn, dienen te bedenken dat een van de voorschriften die Israël ’zorgvuldig diende te volbrengen’, het volgende was: „Gij moet u verheugen voor het aangezicht van Jehovah, uw God, over alles wat gij onderneemt” (Deuteronomium 12:1, 18). Wat wij in Jehovah’s dienst ook ondernemen, het dient een vreugde, geen last te zijn. Opzieners kunnen er veel toe bijdragen dat de broeders en zusters graag doen wat in hun vermogen ligt om Jehovah te dienen. Anderzijds kunnen ouderlingen, als zij niet oppassen, sommige broeders en zusters van hun vreugde beroven. Als zij bijvoorbeeld vergelijkingen maken door degenen te prijzen die het gemeentegemiddelde van in de prediking bestede uren hebben behaald of overschreden, en daardoor onuitgesproken kritiek leveren op degenen die dat niet hebben gehaald, hoe zullen dan degenen zich voelen die misschien een deugdelijke reden hebben gehad om veel minder tijd te rapporteren? Zou dit hun geen onnodige schuldgevoelens kunnen geven en hen van hun vreugde kunnen beroven?
15 Het kan zijn dat de weinige uren die sommigen aan de prediking in het openbaar kunnen wijden, een grotere inspanning vertegenwoordigen dan de vele uren die anderen met het oog op hun jeugdige leeftijd, betere gezondheid en andere omstandigheden aan de prediking besteden. In dit opzicht mogen ouderlingen niet over hen oordelen. Trouwens, de Vader heeft aan Jezus „macht gegeven om te oordelen” (Johannes 5:27). Had Jezus kritiek op de arme weduwe omdat haar offergave beneden het gemiddelde lag? Nee, hij was zich ervan bewust wat een geweldige waarde die twee muntjes werkelijk voor haar hadden. Ze waren „alles . . . wat zij had, haar hele levensonderhoud”. Wat een diepe liefde voor Jehovah vertegenwoordigden ze! (Markus 12:41-44) Dienen ouderlingen zich minder bewust te zijn van de liefdevolle inspanningen van degenen die alles wat zij bezitten, geven maar die toch cijfermatig onder „het gemiddelde” liggen? In termen van liefde voor Jehovah kunnen zulke inspanningen heel goed boven het gemiddelde liggen!
16. (a) Waarom hebben opzieners wanneer zij in hun lezingen cijfers gebruiken, onderscheidingsvermogen en goed evenwicht nodig? (b) Hoe kunnen de broeders en zusters het beste geholpen worden meer dienst te verrichten?
16 Dient van deze opmerkingen nu een nieuwe „regel” te worden gemaakt, dat er nooit cijfers — zelfs geen gemiddelden — mogen worden genoemd? Beslist niet! Het punt is dat opzieners het juiste evenwicht moeten vinden tussen enerzijds de broeders en zusters aanmoedigen om hun dienst uit te breiden en anderzijds hen helpen om met vreugde te doen wat zij kunnen (Galaten 6:4). In Jezus’ illustratie van de talenten vertrouwde de meester zijn bezittingen aan zijn slaven toe, aan „een ieder naar zijn eigen bekwaamheid” (Mattheüs 25:14, 15). Evenzo dienen ouderlingen rekening te houden met de mogelijkheden van iedere Koninkrijksverkondiger. Dit vereist onderscheidingsvermogen. Het kan best zijn dat sommigen werkelijk aanmoediging nodig hebben om meer te doen. Wellicht waarderen zij het hulp te ontvangen om hun activiteit beter te organiseren. Hoe het ook zij, indien zij geholpen kunnen worden met vreugde te doen wat zij kunnen, zal die vreugde hun vermoedelijk de kracht geven om hun christelijke activiteit waar mogelijk uit te breiden. — Nehemia 8:10; Psalm 59:16; Jeremia 20:9.
De vrede die uit vreugdevolle onderwerping voortspruit
17, 18. (a) Hoe kan vreugdevolle onderwerping ons vrede en rechtvaardigheid brengen? (b) Wat kan ons ten deel vallen indien wij werkelijk aandacht schenken aan Gods geboden?
17 Vreugdevolle onderwerping aan Jehovah’s rechtmatige soevereiniteit brengt ons grote vrede. De psalmist zei in gebed tot Jehovah: „Overvloedige vrede behoort hun toe die uw wet liefhebben, en voor hen is er geen struikelblok” (Psalm 119:165). Door Gods wet te gehoorzamen, verschaffen wij onszelf baat. Jehovah zei tot Israël: „Dit heeft Jehovah gezegd, uw Terugkoper, de Heilige Israëls: ’Ik, Jehovah, ben uw God, die u leert uzelf baat te verschaffen, die u doet treden op de weg die gij dient te bewandelen. O indien gij slechts werkelijk aandacht aan mijn geboden zoudt schenken! Dan zou uw vrede worden net als een rivier, en uw rechtvaardigheid als de golven der zee.’” — Jesaja 48:17, 18.
18 Christus’ loskoopoffer brengt ons vrede met God (2 Korinthiërs 5:18, 19). Als wij geloof hebben in Christus’ verlossende bloed en er gewetensvol naar streven weerstand te bieden aan onze zwakheden en Gods wil te doen, vinden wij verlichting van schuldgevoelens (1 Johannes 3:19-23). Zo’n geloof, gesteund door werken, geeft ons een rechtvaardige positie voor Jehovah’s aangezicht, alsook de schitterende hoop „de grote verdrukking” te overleven en eeuwig in Jehovah’s nieuwe wereld te leven (Openbaring 7:14-17; Johannes 3:36; Jakobus 2:22, 23). Dit alles kan ons ten deel vallen ’indien wij slechts werkelijk aandacht aan Gods geboden zouden schenken’.
19. Waarvan hangen ons geluk nu en onze hoop op eeuwig leven af, en hoe bracht David onze oprechte overtuiging onder woorden?
19 Ja, ons geluk nu en onze hoop op eeuwig leven op een paradijsaarde, draaien om onze vreugdevolle onderwerping aan Jehovah’s autoriteit als de Soevereine Heer van het universum. Mogen wij steeds de gevoelens van David delen, die zei: „Van u, o Jehovah, is de grootheid en de macht en de luister en de voortreffelijkheid en de waardigheid; want alles in de hemel en op de aarde is van u. Van u is het koninkrijk, o Jehovah, gij die u ook als hoofd over alles verheft. En nu, o onze God, danken wij u en loven uw luisterrijke naam.” — 1 Kronieken 29:11, 13.
Punten om te onthouden
◻ Wat voor onderwerping en gehoorzaamheid wil Jehovah dat zijn dienstknechten tonen?
◻ Hoe werd Jezus voor zijn gehoorzaamheid beloond, en waarvan moeten wij door onze handelwijze blijk geven?
◻ Hoe dienen alle opzieners Jezus na te bootsen in de wijze waarop hij de schapen behandelde?
◻ Wat is bij theocratisch zijn betrokken?
◻ Welke zegeningen vallen ons door vreugdevolle onderwerping ten deel?
[Illustratie op blz. 24]
Ouderlingen moedigen de kudde aan vreugdevol alles te doen waartoe zij in staat zijn
[Illustratie op blz. 26]
Jehovah schept behagen in degenen die hem van harte gehoorzamen