Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w96 1/7 blz. 28-31
  • Wie verdient het Rabbi genoemd te worden?

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Wie verdient het Rabbi genoemd te worden?
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1996
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Was Mozes een rabbi?
  • De meester navolgen
  • Rabbi’s door de eeuwen heen
  • „Gij moet u geen Rabbi laten noemen”
  • Volg het Voorbeeld na
  • Rabbi
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Een joodse voorzanger leert Jehovah’s lof zingen
    Ontwaakt! 1972
  • Rabbi
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Judaïsme — Een zoeken naar God via de Schrift en de overlevering
    De mens op zoek naar God
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1996
w96 1/7 blz. 28-31

Wie verdient het Rabbi genoemd te worden?

EEN nietsvermoedende toerist had weinig kans om het vliegveld op tijd te bereiken. Honderden politieagenten trachtten het verkeer te regelen terwijl zij de meer dan 300.000 treurende mensen die samendromden in de straten van Jeruzalem, begeleidden. The Jerusalem Post noemde het „een begrafenisstoet die qua grootte gewoonlijk alleen voor presidenten, koningen of totalitaire dictators is weggelegd”. Wie zou zo’n opwelling van religieuze gevoelens veroorzaakt kunnen hebben, waardoor de hoofdstad van Israël urenlang werd lamgelegd? Een gerespecteerde rabbijn of rabbi. Waarom dwingt de positie van rabbi zo’n respect en toewijding onder de joden af? Wanneer kwam de term „rabbi” voor het eerst in gebruik? Op wie is de aanduiding terecht van toepassing?

Was Mozes een rabbi?

De meest gerespecteerde naam in het judaïsme is Mozes, de middelaar van Israëls Wetsverbond. Religieuze joden noemen hem „Mozes ’onze Rabbi’”. Maar nergens in de bijbel wordt Mozes met de titel „Rabbi” aangeduid. De term „rabbi” komt zelfs helemaal niet in de Hebreeuwse Geschriften voor. Hoe kwam het dan dat de joden Mozes zo gingen noemen?

Volgens de Hebreeuwse Geschriften kregen de nakomelingen van Aäron, de priesters van de stam Levi, de verantwoordelijkheid en het gezag om de Wet te onderwijzen en uit te leggen (Leviticus 10:8-11; Deuteronomium 24:8; Maleachi 2:7). In de tweede eeuw v.G.T. begon er binnen het judaïsme echter een stille revolutie, die vanaf dat moment een onuitwisbaar stempel op het joodse denken heeft gedrukt.

Over deze geestelijke metamorfose schrijft Daniel Jeremy Silver in A History of Judaism: „In [die] tijd begon een klasse van niet-priesterlijke schriftgeleerden en andere geleerde mannen de rechtmatigheid te betwisten van het priesterlijke monopolie om de thora [de Mozaïsche wet] te interpreteren. Iedereen was het erover eens dat priesters nodig waren als tempelfunctionarissen, maar waarom zouden zij het laatste woord moeten hebben in thorazaken?” Wie waren de aanstichters van dit betwisten van het gezag van de priesterklasse? Een nieuwe groep binnen het judaïsme, de Farizeeën. Silver vervolgt: „De Farizeeën baseerden toelating tot hun scholen op verdienste, niet op geboorte [priesterlijke afstamming], en zij brachten een nieuwe klasse joden in de wereld der religieuze leiders.”

Tegen de eerste eeuw G.T. kwamen de afgestudeerden van deze Farizeese scholen als leraren, of meesters, van de joodse wet bekend te staan. Als teken van respect begonnen andere joden hen als „mijn leraar”, of „mijn meester”, in het Hebreeuws rabbi, aan te duiden.

Niets zou meer rechtmatigheid aan deze nieuwe titel kunnen verlenen dan hem toe te passen op degene die als de grootste leraar in de joodse geschiedenis werd beschouwd: Mozes. Hierdoor zou de nadruk nog minder op de priesterschap komen te liggen, terwijl het imago van de steeds invloedrijkere Farizeese leiders werd opgevijzeld. Zo kwam het dat Mozes meer dan 1500 jaar na zijn dood met terugwerkende kracht „Rabbi” werd genoemd.

De meester navolgen

Hoewel de uitdrukking „rabbi” („mijn meester”) soms door het gewone volk werd gebruikt om andere leraren aan te duiden die zij met respect bejegenden, werd de term gewoonlijk toegepast op de vooraanstaande leraren onder de Farizeeën, „de wijzen”. Toen de verwoesting van de tempel in 70 G.T. daadwerkelijk een eind maakte aan het gezag van de priesterschap, werden de Farizeese rabbi’s de onbetwiste leiders van het judaïsme. Hun ongeëvenaarde positie bevorderde de ontwikkeling van een soort cultus die zich op de rabbijnse wijzen concentreerde.

In een bespreking van deze eerste-eeuwse overgangsperiode merkte professor Dov Zlotnick op: „’Het nauwlettend gadeslaan van de Wijzen’ werd belangrijker dan de studie van de thora.” De joodse geleerde Jacob Neusner legt verder uit: „De ’discipel van de wijzen’ is een leerling die zich aan een rabbi heeft gehecht. Dat doet hij omdat hij ’thora’ wil leren. . . . Thora leert men niet door middel van de wet, maar doordat men de wet belichaamd ziet in de gebaren en daden van de levende wijzen. Zij onderwijzen de wet door wat zij doen, niet alleen door wat zij zeggen.”

De talmoedische geleerde Adin Steinsaltz bevestigt dit door te schrijven: „De wijzen zelf zeiden: ’Terloopse gesprekken, grappen of informele uitspraken van wijzen dienen bestudeerd te worden.’” Tot in welke mate kon dit toegepast worden? Steinsaltz merkt op: „Een extreem voorbeeld hiervan was de discipel die zich naar verluidt onder het bed van zijn grote leraar had verborgen om erachter te komen hoe deze omgang had met zijn vrouw. Toen hij over zijn nieuwsgierigheid werd ondervraagd, antwoordde de jonge discipel: ’Het is thora en verdient het bestudeerd te worden’, een benadering die door rabbi’s en leerlingen als gegrond werd aanvaard.”

Doordat de nadruk meer op de rabbi dan op de thora lag — het leren van thora via de rabbi — werd het judaïsme vanaf de eerste eeuw G.T. een op rabbi’s georiënteerde religie. Niet door het geïnspireerde geschreven Woord kwam men dichter tot God, maar via een persoonlijk voorbeeld, een meester, de rabbi. Zo verschoof het accent uiteraard van de geïnspireerde Schrift naar de mondelinge wet en de overleveringen die door deze rabbi’s werden onderwezen. Vanaf dat moment concentreert de joodse literatuur, zoals de talmoed, zich meer op de gesprekken, de anekdotes en het gedrag van de rabbi’s dan op de uitspraken van God.

Rabbi’s door de eeuwen heen

Hoewel de vroege rabbi’s zeer veel autoriteit en invloed uitoefenden, leefden zij niet van hun religieuze activiteit. De Encyclopaedia Judaica zegt: „De rabbi van de talmoed verschilde . . . volkomen van de hedendaagse drager van de titel. De talmoedische rabbi interpreteerde de bijbel en de mondelinge wet en lichtte die toe, en bijna altijd oefende hij een beroep uit waardoor hij in zijn eigen onderhoud voorzag. Pas in de middeleeuwen werd de rabbi . . . de leraar, de prediker en het geestelijke hoofd van de joodse gemeente of gemeenschap.”

Toen rabbi’s van hun positie een gesalarieerd beroep maakten, spraken sommigen van hen zich daartegen uit. Maimonides, de vermaarde twaalfde-eeuwse rabbi die als arts in zijn eigen onderhoud voorzag, trok van leer tegen die rabbi’s. „[Zij] hebben voor zichzelf geldelijke bijdragen van afzonderlijke personen en gemeenschappen geëist en hebben, in volslagen dwaasheid, mensen doen denken dat het verplicht en juist is om wijzen en geleerden en mensen die de thora bestuderen [in financieel opzicht] te helpen, dus is hun thora hun beroep. Maar dit alles is verkeerd. Er is geen enkel woord, noch in de thora, noch in de uitspraken van de wijzen, waardoor dit wordt ondersteund” („Commentaar op de misjna”, Avot 4:5). Maar latere generaties van rabbi’s sloegen geen acht op Maimonides’ openlijke veroordeling.

Toen het judaïsme het hedendaagse tijdperk binnenging, viel het uiteen in groeperingen van het liberale, het conservatieve en het orthodoxe jodendom. Voor veel joden werden religieuze geloofsovertuigingen en praktijken ondergeschikt aan andere bezigheden. Als gevolg daarvan werd de positie van de rabbi ondermijnd. De rabbi werd voornamelijk een geordineerd hoofd van een gemeente en trad op als een betaalde, professionele leraar en raadgever voor leden van zijn groep. Maar onder de ultra-orthodoxe chassidische groeperingen ontwikkelde het denkbeeld van de rabbi als meester en voorbeeld zich nog verder.

Let eens op de opmerkingen van Edward Hoffman in zijn boek over de chassidische Chabad-Loebawitsjerbeweging: „Ook benadrukten de vroege chassidiem dat er in elke generatie slechts één joodse leider, een tsaddiek [een rechtvaardige], bestaat, die de ’Mozes’ van zijn tijd is, iemand wiens geleerdheid en toewijding jegens anderen ongeëvenaard is. Elke groep van chassidiem was van mening dat hun Rebbe [Jiddisch voor „rabbi”] door zijn ontzagwekkende vroomheid zelfs invloed kon uitoefenen op de verordeningen van de Almachtige. Hij werd niet alleen wegens zijn openbarende toespraken als een voorbeeld vereerd, maar zijn levenswijze (zogezegd ’hoe hij zijn veters knoopte’) werd geacht de mensheid te verheffen en subtiele aanwijzingen voor het pad naar het goddelijke te geven.”

„Gij moet u geen Rabbi laten noemen”

Jezus, de eerste-eeuwse jood die het christendom heeft gesticht, leefde in de tijd dat het Farizeese denkbeeld van de rabbi de overhand begon te krijgen in het judaïsme. Hij was geen Farizeeër, ook was hij niet op hun scholen opgeleid, en toch werd hij eveneens Rabbi genoemd. — Markus 9:5; Johannes 1:38; 3:2.

De rabbijnse stroming in het judaïsme aan de kaak stellend, zei Jezus: „De schriftgeleerden en de Farizeeën zijn op de stoel van Mozes gaan zitten. Zij zijn gesteld op de voornaamste plaats bij de avondmaaltijden en de voorste zitplaatsen in de synagogen en de begroetingen op de marktplaatsen, en worden door de mensen graag Rabbi genoemd. Maar gij moet u geen Rabbi laten noemen, want één is uw leraar, terwijl gij allen broeders zijt.” — Mattheüs 23:2, 6-8.

Jezus waarschuwde tegen het onderscheid tussen geestelijken en leken dat zich binnen het judaïsme aan het ontwikkelen was. Hij keurde het toekennen van zo’n ongepaste belangrijkheid aan mensen af. „Eén is uw leraar”, verklaarde hij vrijmoedig. Wie was die Ene?

Mozes, „met wie Jehovah van aangezicht tot aangezicht bekend was” en die door de wijzen zelf „onze Rabbi” werd genoemd, was een onvolmaakt mens. Zelfs hij maakte fouten (Deuteronomium 32:48-51; 34:10; Prediker 7:20). In plaats van Mozes als het beste voorbeeld op de voorgrond te stellen, zei Jehovah tegen hem: „Een profeet zal ik voor hen verwekken uit het midden van hun broeders, gelijk gij; en ik zal inderdaad mijn woorden in zijn mond leggen, en hij zal stellig tot hen spreken alles wat ik hem gebieden zal. En het moet geschieden dat de man die niet zal luisteren naar mijn woorden die hij in mijn naam zal spreken, van hem zal ikzelf rekenschap eisen.” — Deuteronomium 18:18, 19.

Bijbelprofetieën bewijzen dat deze woorden in Jezus, de Messias, hun vervulling vinden.a Jezus was niet alleen „gelijk” Mozes; hij was groter dan Mozes (Hebreeën 3:1-3). De Schrift onthult dat Jezus als een volmaakt mens werd geboren, en in tegenstelling tot Mozes diende hij God „zonder zonde”. — Hebreeën 4:15.

Volg het Voorbeeld na

Het intensief bestuderen van elke handeling en elk woord van een rabbi heeft de joden niet dichter tot God gebracht. Hoewel een onvolmaakt mens een voorbeeld van getrouwheid zou kunnen zijn, zullen wij, als wij elke handeling van hem bestuderen en nabootsen, zowel zijn fouten en onvolmaaktheden als zijn goede punten imiteren. Wij zouden ten onrechte het schepsel in plaats van de Schepper eer betonen. — Romeinen 1:25.

Maar Jehovah heeft wel degelijk een Voorbeeld voor de mensheid verschaft. Volgens de Schrift had Jezus een voormenselijk bestaan. Hij wordt zelfs „het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene van heel de schepping” genoemd (Kolossenzen 1:15). Aangezien Jezus talloze millennia als Gods „meesterwerker” in de hemel heeft gediend, verkeert hij in de beste positie om ons te helpen Jehovah te leren kennen. — Spreuken 8:22-30; Johannes 14:9, 10.

Daarom kon Petrus schrijven: „Christus heeft voor u geleden, u een model nalatend opdat gij nauwkeurig in zijn voetstappen zoudt treden” (1 Petrus 2:21). De apostel Paulus moedigde christenen ertoe aan „oplettend het oog gericht [te] houden op de Voornaamste Bewerker en Volmaker van ons geloof, Jezus”. Hij legde tevens uit: „Zorgvuldig verborgen in hem zijn alle schatten van wijsheid en van kennis” (Hebreeën 12:2; Kolossenzen 2:3). Geen enkel ander mens — noch Mozes noch enige rabbijnse wijze — is dat nauwlettend gadeslaan waard. Als er iemand nauwkeurig moet worden nagevolgd, dan is het Jezus. Dienstknechten van God hebben geen titel als rabbi nodig, vooral gezien de hedendaagse betekenis die eraan verbonden is, maar als iemand het verdiende Rabbi genoemd te worden, dan was het Jezus.

[Voetnoot]

a Zie voor verdere inlichtingen omtrent de bewijzen dat Jezus de beloofde Messias is, de brochure Zal er ooit een wereld zijn zonder oorlog?, blz. 24-30, uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.

[Illustratieverantwoording op blz. 28]

© Brian Hendler 1995. Alle rechten voorbehouden

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen