Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w96 15/9 blz. 26-28
  • Lydia — Een gastvrije aanbidster van God

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Lydia — Een gastvrije aanbidster van God
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1996
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • „Purperverkoopster”
  • Paulus’ prediking in Filippi
  • „Een aanbidster van God”
  • „Zij dwong ons er gewoon toe”
  • De broeders in Filippi
  • Lydia
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Lydia
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Rolmodel — Lydia
    Wat jonge mensen vragen — Praktische antwoorden, Deel 2
  • ‘Kom over naar Macedonië’
    ‘Geef grondig getuigenis over Gods Koninkrijk’
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1996
w96 15/9 blz. 26-28

Lydia — Een gastvrije aanbidster van God

VAN oudsher hebben dienstknechten van de ware God zich onderscheiden door hun gastvrijheid (Genesis 18:1-8; 19:1-3). De gastvrijheid die uit een oprecht hart voortspruit en wordt gedefinieerd als „liefde voor, genegenheid voor, of goedheid tegenover vreemden”, is zelfs in deze tijd een teken van waar christendom. In feite is ze een vereiste voor allen die God op een aanvaardbare wijze willen aanbidden. — Hebreeën 13:2; 1 Petrus 4:9.

Iemand die op een voorbeeldige wijze gastvrijheid aan de dag legde, was Lydia. De christelijke zendelingen die Filippi aandeden ’dwong zij er gewoon toe’ bij haar hun intrek te nemen (Handelingen 16:15). Hoewel Lydia in de Schrift maar even wordt genoemd, kan het weinige wat er over haar wordt gezegd een aanmoediging voor ons zijn. In welk opzicht? Wie was Lydia? Wat weten wij over haar?

„Purperverkoopster”

Lydia woonde in Filippi, de voornaamste stad van Macedonië. Maar zij kwam uit Thyatira, een stad in het gebied van Lydië, in West-Klein-Azië. Daarom veronderstellen sommigen dat „Lydia” een bijnaam was die men haar in Filippi had gegeven. Met andere woorden, zij was „de Lydische”, net zoals de vrouw aan wie Jezus Christus getuigenis gaf, „de Samaritaanse vrouw” genoemd kon worden (Johannes 4:9). Lydia verkocht „purper”, of artikelen die met deze kleurstof waren geverfd (Handelingen 16:12, 14). Dat er zowel in Thyatira als in Filippi textielververs waren, blijkt uit door archeologen opgegraven inscripties. Het is mogelijk dat Lydia wegens haar werk was verhuisd, ofwel om een eigen zaak te drijven of om als vertegenwoordigster van een onderneming van textielververs uit Thyatira op te treden.

Purperverf kon men uit verscheidene bronnen verkrijgen. De duurste werd gewonnen uit bepaalde soorten in zee levende weekdieren. Volgens de eerste-eeuwse Romeinse dichter Martialis kon een mantel van het beste purper van Tyrus (nog een centrum waar deze kleurstof werd bereid) wel 10.000 sestertiën, ofte wel 2500 denarii, kosten, wat overeenkwam met 2500 daglonen van een arbeider. Het is duidelijk dat zulke kledingstukken luxeartikelen waren die slechts weinigen zich konden veroorloven. Lydia was dus wellicht welgesteld. In ieder geval kon zij de apostel Paulus en zijn metgezellen — Lukas, Silas, Timotheüs en misschien anderen — gastvrijheid betonen.

Paulus’ prediking in Filippi

Omstreeks het jaar 50 G.T. zette Paulus voor het eerst voet aan wal in Europa en begon in Filippi te prediken.a Wanneer Paulus in een nieuwe stad arriveerde, had hij de gewoonte de synagoge te bezoeken om eerst tot de joden en de proselieten die daar bijeenkwamen te prediken. (Vergelijk Handelingen 13:4, 5, 13, 14; 14:1.) Volgens sommigen verbood de Romeinse wet de joden echter hun religie binnen de „heilige grenzen” van Filippi te beoefenen. Daarom vonden de zendelingen, na daar „enkele dagen” doorgebracht te hebben, op de sabbatdag buiten de stad een plaats langs een rivier waar ’zij dachten dat een gebedsplaats was’ (Handelingen 16:12, 13). De rivier was blijkbaar de Gangites. Daar troffen de zendelingen alleen vrouwen aan, van wie Lydia er een was.

„Een aanbidster van God”

Lydia was „een aanbidster van God”, maar zij was waarschijnlijk een tot het judaïsme bekeerde proseliet die op zoek was naar religieuze waarheid. Hoewel Lydia een goed inkomen had, was zij niet materialistisch. Zij ruimde veeleer tijd in voor geestelijke zaken. „Jehovah opende haar hart wijd, zodat zij aandacht schonk aan hetgeen door Paulus gesproken werd”, en Lydia aanvaardde de waarheid. Ja, ’zij en haar huisgezin werden gedoopt’. — Handelingen 16:14, 15.

De bijbel vermeldt niet precies wie de andere leden van Lydia’s huisgezin waren. Aangezien er niet over een echtgenoot wordt gesproken, was zij wellicht ongehuwd of weduwe. Misschien bestond „haar huisgezin” uit bloedverwanten, maar de term zou ook betrekking kunnen hebben op slaven of bedienden. In ieder geval deelde Lydia de dingen die zij had geleerd enthousiast met degenen die bij haar woonden. En wat een vreugde moet zij hebben gesmaakt toen zij er geloof in stelden en het ware geloof aanvaardden!

„Zij dwong ons er gewoon toe”

Voordat zij Lydia ontmoetten, moesten de zendelingen zich misschien tevredenstellen met een onderkomen waarvoor zij zelf de kosten droegen. Maar zij was blij andere huisvesting te kunnen aanbieden. Dat zij moest aandringen, geeft echter te kennen dat Paulus en zijn metgezellen wat bezwaren maakten. Waarom? Paulus wilde ’het goede nieuws kosteloos verschaffen, teneinde geen misbruik te maken van zijn bevoegdheid’ en niemand tot last te worden (1 Korinthiërs 9:18; 2 Korinthiërs 12:14). Maar Lukas voegt eraan toe: „Toen nu zij en haar huisgezin waren gedoopt, zei ze, met klem aandringend: ’Indien gijlieden van oordeel zijt dat ik getrouw ben aan Jehovah, komt dan in mijn huis en blijft er.’ En zij dwong ons er gewoon toe” (Handelingen 16:15). Er was Lydia veel aan gelegen getrouw aan Jehovah te zijn, en het betonen van gastvrijheid was kennelijk een bewijs van haar geloof. (Vergelijk 1 Petrus 4:9.) Wat een voortreffelijk voorbeeld! Gebruiken ook wij onze bezittingen om de belangen van het goede nieuws te bevorderen?

De broeders in Filippi

Toen Paulus en Silas na het voorval met het door een demon bezeten slavinnetje uit de gevangenis werden vrijgelaten, gingen zij naar Lydia’s huis terug, waar zij enkele broeders aantroffen (Handelingen 16:40). De gelovigen in de pas opgerichte gemeente van Filippi hebben Lydia’s huis wellicht als een vaste vergaderplaats gebruikt. Het is logisch aan te nemen dat haar huis een centrum van theocratische activiteit in de stad bleef.

De hartelijke gastvrijheid die het eerst door Lydia was betoond, bleek een karakteristiek kenmerk van de hele gemeente te zijn. Ondanks hun armoede stuurden de Filippenzen Paulus bij verschillende gelegenheden de dingen die hij nodig had, en de apostel was dankbaar. — 2 Korinthiërs 8:1, 2; 11:9; Filippenzen 4:10, 15, 16.

Lydia wordt niet genoemd in de brief die Paulus omstreeks 60/61 G.T. aan de Filippenzen stuurde. De Schrift onthult niet wat er van haar is geworden na de in Handelingen hoofdstuk 16 verhaalde gebeurtenissen. Niettemin wekt de korte vermelding van deze dynamische vrouw bij ons het verlangen ’de weg der gastvrijheid te bewandelen’ (Romeinen 12:13). Wat zijn wij dankbaar dat wij christenen zoals Lydia in ons midden hebben! Hun geest draagt er veel toe bij gemeenten hartelijk en vriendelijk te maken, tot heerlijkheid van Jehovah God.

[Voetnoot]

a Filippi behoorde tot de belangrijkste steden van Macedonië en was een betrekkelijk welvarende militaire kolonie die bestuurd werd volgens het jus italicum (Italisch recht). Deze wetgeving waarborgde de Filippenzen rechten die vergelijkbaar waren met die van Romeinse burgers. — Handelingen 16:9, 12, 21.

[Kader op blz. 28]

Het joodse leven in Filippi

Het leven in Filippi moet voor joden en tot het judaïsme bekeerde proselieten niet gemakkelijk zijn geweest. Er was wellicht sprake van bepaalde anti-joodse gevoelens, want kort voor Paulus’ bezoek had keizer Claudius de joden uit Rome verbannen. — Vergelijk Handelingen 18:2.

Het is veelzeggend dat Paulus en Silas voor de magistraten werden gesleept nadat zij het slavinnetje hadden genezen dat een waarzeggende geest had. Haar eigenaars, die nu beroofd waren van een winstgevende bron van inkomsten, buitten de vooroordelen van hun medeburgers uit door te beweren: „Deze mensen brengen onze stad geheel in rep en roer, daar zij joden zijn, en zij verkondigen gebruiken die wij niet mogen aanvaarden of beoefenen, aangezien wij Romeinen zijn.” Als gevolg daarvan kregen Paulus en Silas stokslagen en werden zij in de gevangenis geworpen (Handelingen 16:16-24). Het vergde moed om in zo’n sfeer Jehovah, de God van de joden, openlijk te aanbidden. Maar blijkbaar vond Lydia het niet erg om anders te zijn.

[Illustraties op blz. 27]

Ruïnes in Filippi

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen