Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w98 1/12 blz. 19-22
  • Het goede nieuws wettelijk beschermen

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Het goede nieuws wettelijk beschermen
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1998
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Een juridische muur van bescherming bouwen
  • De muur versterken
  • De muur beveiligen
  • „Het verdedigen en wettelijk bevestigen van het goede nieuws”
    Jehovah’s Getuigen — Verkondigers van Gods koninkrijk
  • Vechten voor vrijheid van aanbidding
    Gods Koninkrijk regeert!
  • Koninkrijkspredikers stappen naar de rechter
    Gods Koninkrijk regeert!
  • Jehovah’s Getuigen in Griekenland in het gelijk gesteld
    Ontwaakt! 1997
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1998
w98 1/12 blz. 19-22

Het goede nieuws wettelijk beschermen

ZOLANG als de mens steden bouwt, bouwt hij muren. Vooral in vroeger tijd vormden deze versterkingen een bescherming. Vanaf deze barrière konden verdedigers strijden om te voorkomen dat aanvallers een bres in de muren zouden slaan of ze zouden ondermijnen. Niet alleen de inwoners van de stad waren beschermd, maar vaak vonden ook degenen die in de omliggende dorpen woonden, toevlucht binnen de muren. — 2 Samuël 11:20-24; Jesaja 25:12.

Evenzo hebben Jehovah’s Getuigen een muur — een juridische muur — van bescherming gebouwd. Deze muur is niet opgetrokken om de Getuigen van de rest van de maatschappij te isoleren, want Jehovah’s Getuigen staan erom bekend sociale en hartelijke mensen te zijn. In plaats daarvan bekrachtigt deze muur de wettelijke garanties van fundamentele vrijheden voor alle mensen. Terzelfder tijd beschermt hij de wettelijke rechten van de Getuigen zodat zij hun aanbidding in vrijheid kunnen beoefenen. (Vergelijk Mattheüs 5:14-16.) Deze muur stelt hun wijze van aanbidding en hun recht om het goede nieuws van Gods koninkrijk te prediken veilig. Wat is deze muur en hoe is hij gebouwd?

Een juridische muur van bescherming bouwen

Hoewel Jehovah’s Getuigen in de meeste landen vrijheid van godsdienst genieten, zijn zij in sommige landen het voorwerp van ongerechtvaardigde aanvallen geweest. Wanneer hun vrijheid om te aanbidden door bijeen te komen of van huis tot huis te prediken, werd betwist, hebben zij juridische stappen ondernomen. Wereldwijd zijn er duizenden rechtszaken in verband met de Getuigen gevoerd.a Niet alle rechtszaken zijn door hen gewonnen. Maar wanneer zij door lagere rechters in het ongelijk werden gesteld, zijn zij vaak in hoger beroep gegaan. Met welk resultaat?

In de loop van de twintigste eeuw hebben juridische overwinningen in veel landen betrouwbare precedenten geschapen waarop Jehovah’s Getuigen zich in daaropvolgende zaken beroepen hebben. Net als de stenen waaruit een muur wordt opgetrokken, vormen deze gunstige uitspraken een juridische muur van bescherming. Vanaf deze muur van precedenten zijn de Getuigen blijven strijden voor de religieuze vrijheid om hun aanbidding te beoefenen.

Neem bijvoorbeeld de zaak Murdock v. Commonwealth of Pennsylvania, waarin het Amerikaanse Hooggerechtshof op 3 mei 1943 uitspraak deed. De vraag die in deze zaak werd opgeworpen, was: Dienen Jehovah’s Getuigen een commerciële ventvergunning aan te vragen om hun religieuze lectuur te verspreiden? Jehovah’s Getuigen stelden dat dit niet van hen verlangd mocht worden. Hun predikingswerk is niet commercieel en is dat ook nooit geweest. Hun doel is niet winst te maken, maar het goede nieuws te prediken (Mattheüs 10:8; 2 Korinthiërs 2:17). In het Murdock-arrest stelde het Hof de Getuigen in het gelijk door te beslissen dat elke verplichting tot het betalen van de bij een vergunning behorende belasting als voorwaarde om religieuze lectuur te mogen verspreiden, in strijd met de grondwet is.b Deze uitspraak schiep een belangrijk precedent, en de Getuigen hebben zich er sindsdien in talloze zaken met succes op beroepen. Het Murdock-arrest bleek een onwrikbare steen in de juridische muur van bescherming te zijn.

Zulke rechtszaken hebben veel bijgedragen tot de bescherming van de godsdienstvrijheid voor alle mensen. Over de bijdrage van de Getuigen tot de verdediging van de grondrechten in de Verenigde Staten zei de University of Cincinnati Law Review: „Jehovah’s Getuigen hebben een onuitwisbaar stempel op de ontwikkeling van het constitutionele recht gedrukt, vooral door de grenzen van de bescherming voor meningsuiting en godsdienst uit te breiden.”

De muur versterken

Met elke juridische overwinning wordt de muur sterker. Beschouw eens enkele uitspraken uit de jaren ’90 die zowel Jehovah’s Getuigen als alle andere vrijheidlievende mensen over de hele wereld tot voordeel hebben gestrekt.

Griekenland. Op 25 mei 1993 erkende het Europese Hof voor de Rechten van de Mens het recht van een Griekse burger om anderen zijn religieuze overtuigingen te onderwijzen. De zaak betrof Minos Kokkinakis, destijds 84 jaar. Als een van Jehovah’s Getuigen was Kokkinakis sinds 1938 meer dan zestig keer gearresteerd, had hij achttien keer voor de Griekse rechter moeten verschijnen en had hij meer dan zes jaar in de gevangenis doorgebracht. Hij was hoofdzakelijk veroordeeld op grond van een Griekse wet uit de jaren ’30 die proselitisme verbood — een wet die verantwoordelijk was voor bijna 20.000 arrestaties van Jehovah’s Getuigen tussen 1938 en 1992. Het Europese Hof besliste dat de Griekse regering de godsdienstvrijheid van Kokkinakis had geschonden en kende hem een schadevergoeding van $14.400 toe. In zijn arrest besliste het Hof dat Jehovah’s Getuigen wel degelijk een „bekende godsdienst” zijn. — Zie De Wachttoren van 1 september 1993, blz. 27-31.

Mexico. Op 16 juli 1992 werd er in Mexico een grote stap voorwaarts gezet ter verdediging van de godsdienstvrijheid. Op die dag werd de Wet op Kerkgenootschappen en Openbare Eredienst van kracht. Op grond van deze wet kan een religieuze groepering een wettelijke status als religieuze instelling verkrijgen door de vereiste registratie. Voordien bestonden Jehovah’s Getuigen net als andere godsdiensten in het land de facto, maar hadden zij geen wettelijke status. Op 13 april 1993 dienden de Getuigen een verzoek tot registratie in. Gelukkig werden zij op 7 mei 1993 wettelijk geregistreerd als La Torre del Vigía, A. R., en Los Testigos de Jehová en México, A. R., beide kerkgenootschappen. — Zie de Ontwaakt! van 22 juli 1994, blz. 12-14.

Brazilië. In november 1990 stelde het Nationale Instituut voor Sociale Zekerheid van Brazilië (INSS) het bijkantoor van het Wachttorengenootschap ervan in kennis dat de vrijwillige bedienaren op Bethel (de naam van de bijkantoorfaciliteiten van Jehovah’s Getuigen) in het vervolg niet meer als religieuze bedienaren beschouwd zouden worden en derhalve onder de arbeidswetgeving van het land zouden vallen. De Getuigen gingen hiertegen in beroep. Op 7 juni 1996 deed het Gerechtelijk Adviesorgaan van het Ministerie van Justitie in Brasília een uitspraak waarin de positie van bedienaren op Bethel als leden van een wettige religieuze orde — niet als gewone werknemers — werd erkend.

Japan. Op 8 maart 1996 deed het opperste gerechtshof van Japan een uitspraak in de kwestie van onderwijs en godsdienstvrijheid — tot welzijn van iedereen in Japan. Het hof besliste unaniem dat de Gemeentelijke Industrieel-Technische School in Kobe in strijd met de wet had gehandeld door Kunihito Kobayashi van school te sturen omdat hij weigerde deel te nemen aan vechtsporttraining. Het was de eerste keer dat het opperste gerechtshof een uitspraak deed die gebaseerd was op de vrijheid van godsdienst die door de Japanse grondwet gewaarborgd wordt. Deze jonge Getuige, die zijn door de bijbel geoefende geweten volgde, was van mening dat deze oefeningen niet in overeenstemming waren met bijbelse beginselen, bijvoorbeeld het beginsel dat in Jesaja 2:4 te vinden is, waar staat: „Zij zullen hun zwaarden tot ploegscharen moeten smeden en hun speren tot snoeimessen. Natie zal tegen natie geen zwaard opheffen, ook zullen zij de oorlog niet meer leren.” De uitspraak van het hof schiep een precedent voor toekomstige zaken. — Zie De Wachttoren van 1 november 1996, blz. 19-21.

Op 9 februari 1998 deed het hof in Tokio eveneens een baanbrekende uitspraak, waarin het recht van een Getuige, Misae Takeda, werd erkend om een medische behandeling te weigeren die niet in overeenstemming is met het bijbelse gebod ’zich te onthouden van bloed’ (Handelingen 15:28, 29). Tegen deze uitspraak is een cassatieberoep ingesteld bij het opperste gerechtshof, en of het arrest van het hof zal worden bekrachtigd, moet nog blijken.

Filippijnen. In een op 1 maart 1993 gewezen arrest besliste het Filippijnse Hooggerechtshof unaniem ten gunste van Jehovah’s Getuigen in een zaak betreffende Getuige-jongeren die van school waren gestuurd omdat zij respectvol hadden geweigerd de vlag te groeten.

Elke gunstige rechterlijke uitspraak is als een extra steen ter versterking van de juridische muur die niet alleen de rechten van Jehovah’s Getuigen maar die van alle mensen beschermt.

De muur beveiligen

Jehovah’s Getuigen staan in 153 landen wettelijk geregistreerd en genieten net als andere erkende godsdiensten van rechtswege vele vrijheden. Na tientallen jaren van vervolging en verbodsbepalingen in Oost-Europa en in de voormalige Sovjet-Unie zijn Jehovah’s Getuigen nu wettelijk erkend in landen als Albanië, Georgië, Hongarije, Kazachstan, Kirgizië, Roemenië, Slowakije, Tsjechië en Wit-Rusland. Maar in bepaalde landen, waaronder sommige Westeuropese landen met reeds lang bestaande rechtssystemen, worden de rechten van Jehovah’s Getuigen nu serieus aangevochten of ontkend. Tegenstanders zijn er actief op uit om ’op gezag der verordening moeite te beramen’ tegen de Getuigen (Psalm 94:20). Hoe reageren zij hierop?c

Jehovah’s Getuigen willen met alle regeringen samenwerken, maar zij willen ook de wettelijke vrijheid bezitten om hun aanbidding te beoefenen. Zij zijn er vast van overtuigd dat wetten of rechterlijke uitspraken die hun zouden verbieden Gods geboden — waaronder het gebod om het goede nieuws te prediken — te gehoorzamen, ongeldig zijn (Markus 13:10). Is er geen minnelijke schikking mogelijk, dan zullen Jehovah’s Getuigen in de juridische arena tot de aanval overgaan en alle rechtsmiddelen aanwenden die nodig zijn om wettelijke bescherming te verkrijgen voor hun door God geschonken recht om hun aanbidding te beoefenen. Jehovah’s Getuigen stellen volledig vertrouwen in Gods belofte: „Geen enkel wapen dat tegen u gesmeed zal worden, zal succes hebben.” — Jesaja 54:17.

[Voetnoten]

a Zie voor een gedetailleerde uiteenzetting van de juridische geschiedenis van Jehovah’s Getuigen hoofdstuk 30 van het boek Jehovah’s Getuigen — Verkondigers van Gods koninkrijk, uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.

b In het Murdock-arrest herzag het Hooggerechtshof zijn eigen standpunt in de zaak Jones v. City of Opelika. In de Jones-zaak, in 1942, had het Hooggerechtshof de uitspraak van een lagere rechter bekrachtigd die Rosco Jones, een van Jehovah’s Getuigen, had veroordeeld wegens het verspreiden van lectuur op straat in Opelika (Alabama) zonder vergunning en zonder de daarbij behorende belasting te hebben betaald.

c Zie de artikelen „Gehaat om hun geloof” en „Ons geloof verdedigen”, op blz. 8-18.

[Kader op blz. 21]

DE RECHTEN VAN JEHOVAH’S GETUIGEN VERDEDIGEN

De vervolging van Jehovah’s Getuigen heeft ertoe geleid dat zij wereldwijd voor rechters en regeringsfunctionarissen zijn gesleept (Lukas 21:12, 13). Jehovah’s Getuigen hebben al het mogelijke gedaan om hun rechten wettelijk te verdedigen. Juridische overwinningen in vele landen hebben bijgedragen tot de bescherming van de wettelijke vrijheid van Jehovah’s Getuigen, met inbegrip van hun recht om:

◻ zonder de beperkingen die voor commerciële verkopers gelden, van huis tot huis te prediken — Murdock v. Commonwealth of Pennsylvania, U.S. Supreme Court (1943); Kokkinakis-Griekenland, het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) (1993).

◻ in vrijheid bijeen te komen voor aanbidding — Manoussakis en anderen-​Griekenland, EHRM (1996).

◻ te beslissen hoe zij in overeenstemming met hun geweten eerbied voor de nationale vlag of het nationale embleem kunnen tonen — West Virginia State Board of Education v. Barnette, U.S. Supreme Court (1943); Hooggerechtshof van de Filippijnen (1993); Hooggerechtshof van India (1986).

◻ militaire dienst, waardoor hun christelijke geweten geweld wordt aangedaan, te weigeren — Georgiadis-Griekenland, EHRM (1997).

◻ behandelingsvormen en medicijnen te kiezen die niet tegen hun geweten indruisen — Malette v. Shulman, Ontario (Canada), Appeal Court (1990); Watch Tower v. E.L.A., Superior Court, San Juan (Porto Rico) (1995); Fosmire v. Nicoleau, New York, U.S.A., Court of Appeals (1990).

◻ hun kinderen in overeenstemming met hun op de bijbel gebaseerde overtuigingen op te voeden, zelfs wanneer deze overtuigingen in geschillen inzake ouderlijk gezag worden aangevochten — St-Laurent v. Soucy, Supreme Court of Canada (1997); Hoffmann-Oostenrijk, EHRM (1993).

◻ wettelijke organen te hebben en te laten functioneren die dezelfde vrijstelling van belasting krijgen als aan de organen van andere erkende godsdiensten verleend wordt — People v. Haring, New York, Court of Appeals (1960).

◻ ten behoeve van degenen die aangesteld zijn voor een bepaalde vorm van speciale volle-tijddienst dezelfde gunstige behandeling door de belastingdienst te krijgen als full-time religieuze werkers van andere godsdiensten ontvangen — Het Nationale Instituut voor Sociale Zekerheid van Brazilië, Brasília, (1996).

[Illustratie op blz. 20]

Minos Kokkinakis met zijn vrouw

[Illustratie op blz. 20]

Kunihito Kobayashi

[Illustratieverantwoording op blz. 19]

The Complete Encyclopedia of Illustration/J. G. Heck

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen