Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w18 maart blz. 19-22
  • Jehovah heeft me nooit in de steek gelaten!

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Jehovah heeft me nooit in de steek gelaten!
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk (studie-uitgave) 2018
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • IK ONTDEK WIE ONS ALTIJD STEUNT
  • ‘VERVOLGD, MAAR NIET IN DE STEEK GELATEN’
  • GOD HOUDT ME VAST MET ZIJN ‘RECHTERHAND VAN RECHTVAARDIGHEID’
  • JEHOVAH BLIJFT VOOR ME ZORGEN
  • Een ’Israëlitisch meisje’ in deze tijd
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2008
  • Ik verloor een vader en vond een Vader
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2014
  • Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1986
    Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1986
  • Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1989
    Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1989
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk (studie-uitgave) 2018
w18 maart blz. 19-22
Walter en Erika Nöhrer Bright in Asuncion (Paraguay)

LEVENSVERHAAL

Jehovah heeft me nooit in de steek gelaten!

Verteld door Erika Nöhrer Bright

Erika Nöhrer Bright nu

Ik was uitgekozen als een van de vier meisjes die Adolf Hitler bloemen mochten geven nadat hij een keer een toespraak had gehouden. Waarom ik? Mijn vader was nauw betrokken bij nazi-activiteiten en was de chauffeur van de leider van een plaatselijke nazi-afdeling. Mijn moeder was een vrome katholiek en wilde dat ik non zou worden. Ondanks die twee sterke invloeden werd ik geen nazi en ook geen non. Laat me vertellen waarom niet.

IK BEN opgegroeid in Graz (Oostenrijk). Toen ik zeven was, werd ik naar een school gestuurd voor godsdienstonderwijs. Maar ik was geschokt te zien dat priesters en nonnen zich schuldig maakten aan seksuele immoraliteit. Daarom mocht ik van mijn moeder binnen een jaar van die school af.

Erika Nöhrer Bright met haar familie

Ons gezin met mijn vader in zijn legeruniform

Later ging ik naar het internaat. Toen Graz op een avond hevig gebombardeerd werd, haalde mijn vader me op om me in veiligheid te brengen. We zochten bescherming in de stad Schladming. Vlak nadat we waren aangekomen en we een brug waren overgestoken, werd die opgeblazen. Een andere keer werden mijn oma en ik op ons erf door laagvliegende vliegtuigen beschoten. Tegen het einde van de oorlog leek het erop dat zowel de kerk als de regering ons in de steek had gelaten.

IK ONTDEK WIE ONS ALTIJD STEUNT

In 1950 begon een Getuige van Jehovah de Bijbelse boodschap met mijn moeder te delen. Ik luisterde naar hun gesprekken en ging soms zelfs met mijn moeder mee naar de vergaderingen. Ze raakte ervan overtuigd dat Jehovah’s Getuigen de waarheid hebben en liet zich in 1952 dopen.

In die tijd vond ik de plaatselijke gemeente een soort oudevrouwenclub. Maar later bezochten we een gemeente waar veel jongeren waren — totaal geen oudevrouwenclub! Toen ik terug was in Graz ging ik alle vergaderingen bezoeken. Ook ik raakte er al gauw van overtuigd dat wat ik leerde de waarheid was. Ik ontdekte ook dat Jehovah een God is die zijn aanbidders altijd steunt, zelfs als we het gevoel hebben dat we er in hopeloze situaties alleen voor staan (Ps. 3:5, 6).

Ik wilde de waarheid met anderen delen. Ik begon bij mijn broer en zussen. Mijn vier oudere zussen waren al het huis uit en werkten als lerares. Ik bezocht ze in hun woonplaats en moedigde ze aan de Bijbel te bestuderen. Uiteindelijk deden ze dat allemaal en werden ze Jehovah’s Getuigen.

In de tweede week dat ik van huis tot huis ging, ontmoette ik een vrouw van in de 30 met wie ik de Bijbel begon te bestuderen. Ze maakte vorderingen en liet zich dopen. Later werden ook haar man en twee zoons gedoopt. Die Bijbelstudie had een diepgaande invloed op me. Hoezo? Zelf had ik nooit officieel Bijbelstudie gekregen. Ik moest me voor elke les goed voorbereiden. Eigenlijk deed ik dat om eerst mezelf te onderwijzen zodat ik daarna de vrouw kon onderwijzen. Hierdoor ging ik de waarheid echt begrijpen. In april 1954 symboliseerde ik mijn opdracht aan Jehovah door de waterdoop.

‘VERVOLGD, MAAR NIET IN DE STEEK GELATEN’

In 1955 bezocht ik internationale congressen in Duitsland, Frankrijk en Engeland. In Londen ontmoette ik Albert Schroeder. Hij was een Gileadleraar en later diende hij als lid van het Besturende Lichaam. Tijdens een rondleiding in het British Museum wees broeder Schroeder ons op enkele Bijbelmanuscripten die Gods naam in Hebreeuwse letters bevatten. Hij legde uit hoe belangrijk die waren. Dat raakte me, en ik ging nog meer van Jehovah en van de waarheid houden. Ik was vastbeslotener dan ooit om de waarheid uit Gods Woord bekend te maken.

Erika Nöhrer Bright met haar pionierspartner in Mistelbach (Oostenrijk)

Mijn pionierspartner (rechts) en ik als speciale pioniers in Mistelbach (Oostenrijk)

Op 1 januari 1956 begon ik met de pioniersdienst. Vier maanden later werd ik gevraagd om in Oostenrijk als speciale pionier te dienen. Ik werd toegewezen aan Mistelbach, een stad waar in die tijd geen Getuigen waren. Maar ik kreeg te maken met een uitdaging. Mijn pionierspartner en ik verschilden nogal van elkaar. Ik was bijna 19 en echt een stadsmeisje, zij was 25 en kwam van het platteland. Ik sliep ’s ochtends graag wat langer door, zij stond liever wat vroeger op. ’s Avonds had ik de neiging laat op te blijven terwijl zij vroeg naar bed wilde. Maar het toepassen van Bijbelse raad heeft ons geholpen goed met elkaar om te gaan en een succes te maken van onze tijd als pionierspartners.

We kregen ook te maken met andere grote uitdagingen, zelfs met tegenstand. Maar we werden ‘niet in de steek gelaten’ (2 Kor. 4:7-9). Op een dag predikten we op het platteland. De mensen stuurden hun honden op ons af. Al gauw werden mijn partner en ik door grote honden omringd. Ze blaften en lieten hun tanden zien. We hielden elkaars handen vast en ik bad zelfs: ‘Jehovah, alstublieft, als ze ons te pakken krijgen, laat ons dan snel sterven!’ Toen de honden nog maar een armlengte van ons af waren, stopten ze ineens, begonnen met hun staart te kwispelen en liepen weg. We voelden dat Jehovah ons had beschermd. Daarna predikten we in het dorp en tot onze verbazing reageerden de mensen heel positief. Misschien waren ze verbaasd dat de honden ons niets hadden aangedaan of dat we na zo’n angstaanjagende ervaring gewoon waren doorgegaan. Sommigen van hen kwamen uiteindelijk zelfs in de waarheid.

We hadden nog een beangstigende ervaring. Onze huisbaas kwam een keer dronken thuis en dreigde dat hij ons wilde vermoorden. Hij beweerde dat we de buurt verstoorden. Zijn vrouw probeerde hem te kalmeren, maar tevergeefs. We hoorden alles vanuit onze kamer boven. Snel barricadeerden we de deur met stoelen en pakten we onze koffers. Toen we de deur openden, stond de huisbaas bovenaan de trap met een groot mes in zijn hand. Daarom vluchtten we via de achterdeur naar buiten. Met al onze spullen renden we over het lange tuinpad om nooit meer terug te komen.

We gingen naar een hotel en vroegen om een kamer. Uiteindelijk bleven we daar bijna een jaar. Dat bleek gunstig uit te pakken voor onze dienst. Het hotel was namelijk in het centrum van de stad en sommige personen aan wie we Bijbelstudie gaven, wilden daar studeren. Al gauw hielden we de boekstudie en de wekelijkse Wachttoren-studie op onze hotelkamer, met zo’n 15 aanwezigen.

We bleven meer dan een jaar in Mistelbach. Daarna werd ik toegewezen aan Feldbach, ten zuidoosten van Graz. Ook hier was geen gemeente. Ik kreeg een nieuwe pionierspartner en we woonden in een kleine kamer op de eerste verdieping van een blokhut. De wind waaide door de kieren, dus we probeerden die met kranten te dichten. Water moesten we uit een put halen. Maar het was het allemaal waard. Binnen een paar maanden werd er een groep opgericht. Van één familie met wie we studeerden kwamen uiteindelijk zo’n 30 leden in de waarheid!

Door zulke ervaringen was ik nog dankbaarder dat Jehovah degenen die de Koninkrijksbelangen prioriteit geven nooit in de steek laat. Hij is er altijd voor ons, zelfs als geen mens ons kan helpen (Ps. 121:1-3).

GOD HOUDT ME VAST MET ZIJN ‘RECHTERHAND VAN RECHTVAARDIGHEID’

In 1958 werd er een internationaal congres gehouden in het Yankee Stadium en de Polo Grounds in New York. Ik gaf me daarvoor op en werd door het bijkantoor van Oostenrijk gevraagd of ik de 32ste klas van Gilead wilde bijwonen. Zo’n geweldig voorrecht kon ik natuurlijk niet weigeren. Ik zei direct ja!

In de Gileadklas zat ik naast Martin Poetzinger. Hij had in de naziconcentratiekampen verschrikkelijke dingen meegemaakt. Ook hij werd later lid van het Besturende Lichaam. Tijdens de les fluisterde hij soms: ‘Erika, wat betekent dat in het Duits?’

Halverwege de cursus maakte Nathan Knorr onze toewijzingen bekend. Ik zou naar Paraguay gaan. Omdat ik nog zo jong was, had ik mijn vaders toestemming nodig om het land binnen te komen. Nadat ik die had gekregen, kwam ik in maart 1959 in Paraguay aan. Ik werd toegewezen aan een zendelingenhuis in Asuncion en kreeg een nieuwe pionierspartner.

Al gauw leerde ik Walter Bright kennen, een zendeling die afgestudeerd was van de 30ste klas. Na een tijdje trouwden we. Nu hoefden we de uitdagingen van het leven niet meer alleen aan te gaan. Als we te maken kregen met moeilijkheden, lazen we Jehovah’s belofte in Jesaja 41:10: ‘Wees niet bang, want ik ben met je. Maak je geen zorgen, want ik ben je God. Ik zal je sterken.’ Dat verzekerde ons ervan dat zolang we ons best deden om Jehovah trouw te blijven en het Koninkrijk op de eerste plaats te stellen, hij ons nooit in de steek zou laten.

Na een tijdje werden we toegewezen aan een gebied dicht bij de Braziliaanse grens. De geestelijken daar zetten jongeren ertoe aan stenen te gooien naar ons zendelingenhuis, dat toch al niet in goede staat was. Later begon Walter de Bijbel te bestuderen met de politiecommissaris. Die zorgde ervoor dat er een week lang politie bij ons huis stond. De tegenstanders bezorgden ons geen problemen meer. Kort daarna verhuisden we naar een betere buurt over de grens met Brazilië. Dat bleek gunstig omdat we vergaderingen konden houden in zowel Paraguay als Brazilië. Toen we die toewijzing verlieten, waren er inmiddels twee kleine gemeenten.

Walter en Erika Nöhrer Bright in Asuncion (Paraguay)

Walter en ik als zendelingen in Asuncion (Paraguay)

JEHOVAH BLIJFT VOOR ME ZORGEN

Mijn artsen hadden gezegd dat ik geen kinderen kon krijgen. We waren dus heel verbaasd toen ik in 1962 zwanger bleek te zijn! Uiteindelijk gingen we in Hollywood (Florida) wonen, dicht bij Walters familie. Walter en ik konden een paar jaar niet pionieren omdat we voor de kinderen moesten zorgen. Toch bleven we het Koninkrijk op de eerste plaats stellen (Matth. 6:33).

Toen we in november 1962 in Florida aankwamen, waren we verbaasd dat zwarte en blanke Getuigen apart vergaderden en dat ze niet in hetzelfde gebied predikten. Dat kwam door de plaatselijke opvattingen over rassenscheiding. Maar Jehovah maakt geen onderscheid in rassen en na een tijdje verdween de rassenscheiding in de gemeenten. Jehovah’s hand was hierin duidelijk te zien. Nu zijn daar dan ook tientallen gemeenten.

Tot mijn grote verdriet stierf Walter in 2015 aan een hersentumor. Hij was 55 jaar een geweldige echtgenoot geweest, iemand die van Jehovah hield en altijd voor zijn broeders en zusters klaarstond. Ik kan niet wachten om hem na zijn opstanding gezond en wel weer terug te zien (Hand. 24:15).

Ik ben dankbaar dat ik al meer dan 40 jaar in de volletijddienst ben en veel mooie dingen mocht meemaken. Walter en ik konden bijvoorbeeld getuige zijn van de doop van 136 personen met wie we hebben gestudeerd. Natuurlijk hebben we ook moeilijkheden meegemaakt. Maar we hebben die nooit bezien als reden om te stoppen met onze dienst voor onze loyale God. In plaats daarvan kregen we een hechtere band met hem. We vertrouwden erop dat hij de dingen op zijn tijd en op zijn manier zou rechtzetten. En dat doet hij ook! — 2 Tim. 4:16, 17.

Ik mis Walter enorm, maar de pioniersdienst helpt me om hiermee om te gaan. Het doet me vooral goed om anderen te onderwijzen en de opstandingshoop met ze te delen. Jehovah heeft me inderdaad nooit, in geen enkel opzicht, in de steek gelaten. Hij heeft zich altijd aan zijn belofte gehouden. Hij heeft voor me gezorgd, heeft me gesterkt en heeft me stevig vastgehouden met zijn ‘rechterhand van rechtvaardigheid’ (Jes. 41:10).

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen