Jongeren, hoe bezien jullie de ouderlingen?
1 Christelijke jongeren kunnen in deze tijd veel goeds tot stand brengen. Mensen raken er onmiddellijk van onder de indruk wanneer zij jongeren zien die respect voor anderen tonen, een evenwichtige kijk op het leven hebben en een karakter bezitten waaruit een goede moraal spreekt. Zelfs jonge kinderen brengen Jehovah lof door hun voortreffelijke gedrag en door de oprechte wijze waarop zij over Hem spreken (Matth. 21:15, 16). Het is inderdaad prijzenswaardig wanneer jonge mensen „de begeerten die aan de jeugd eigen zijn” overwinnen en zich zo gedragen dat zij hierdoor een invloed ten goede op anderen uitoefenen. — 2 Tim. 2:22.
2 De ouderlingen in de gemeente hebben de verantwoordelijkheid allen, met inbegrip van de jongeren, te helpen in kennis, geloof en stabiliteit te groeien (Ef. 4:11-15). Hoewel de verantwoordelijkheid om jongeren te helpen in de eerste plaats bij hun ouders berust, kunnen ook ouderlingen veel doen om de krachtsinspanningen van de ouders aan te vullen. Dit is vooral nuttig in die gezinnen waar de vader niet in de waarheid is (Jak. 1:27). Willen ouderlingen dit echter volledig bewerkstelligen, dan is het van wezenlijk belang dat er een goede verstandhouding en een prettige samenwerking tussen hen en de jeugd bestaat. Deze goede verhouding hangt voor een groot deel af van de wijze waarop de jongeren de ouderlingen bezien.
3 Hoe bezie jij de ouderlingen in jullie gemeente? Bezie je hen als ervaren christenen tot wie jij je zonder schroom met iedere vraag of elk probleem kunt wenden? Bezie je hen als mannen die jou op een praktische en redelijke wijze kunnen helpen? Als je hen niet zo beziet, hoe komt dat dan? Sommige jongeren hebben laten doorschemeren dat zij van mening zijn dat ouderen, met inbegrip van de ouderlingen, hen niet begrijpen. Maar heb je werkelijk oprecht geprobeerd met hen van gedachten te wisselen? Bedenk dat ouderen ook eens tieners zijn geweest. Het kan zijn dat het lijkt alsof zij soms een bekrompen mening hebben, maar zou dit niet kunnen komen doordat zij reeds door schade en schande geleerd hebben dat de handelwijze waarvoor zij waarschuwen, nadelig kan zijn? (Hebr. 12:7-11; 13:7, 17) Oplettend naar de wijze raad van ouderlingen luisteren, is een handelwijze die van wijsheid getuigt. — Spr. 4:4, 8, 9.
4 Aan de andere kant kunnen de ouderlingen de wijze waarop zij met de jongeren in de gemeente omgaan, analyseren. Geven zij er blijk van dat zij te benaderen zijn, dat zij „zachtaardig” en „ootmoedig” zijn? (Matth. 11:28-30) Het is begrijpelijk dat jongeren en anderen zullen aarzelen naar hen toe te gaan als dit niet zo is. Bij onvolmaakte mensen zou zich de houding kunnen ontwikkelen dat zij jongeren over het hoofd zien. Zelfs de apostelen maakten zich aan deze neiging schuldig. — Mark. 10:13-16.
5 Het is dringend noodzakelijk dat jongeren en ouderen de juiste kijk op elkaar behouden. Onze jongeren zijn een kracht ten goede in de gemeente. Het is zoals één ouder, die nu gewone pionier is, het onder woorden bracht: „Ik kan zeggen dat wij, als gevolg van het goede gedrag van mijn kinderen en de invloed die dit op het gezin heeft, beslist alle dingen ’ter wille van het goede nieuws’ hebben gedaan.” Het is van wezenlijk belang dat jongeren een evenwichtige kijk op de ouderlingen behouden zodat de ouderlingen hen kunnen helpen in hun leven als christen produktiever te zijn.