De geest van het „elkaar helpen”-programma levend houden
1 De Schrift laat zien dat mensen het ook vroeger reeds prettig vonden met elkaar samen te werken in de dienst voor God. Toen Jezus er regelingen voor trof dat de 70 voor hem uit zouden gaan naar verschillende steden, zond hij hen twee aan twee uit (Luk. 10:1). Toen Paulus aan zijn zendingsreis begon, nam hij Timótheüs mee om hem te helpen (Hand. 16:1-3). Ook Salomo zag de noodzaak van een metgezel in en zei daarom: „Twee zijn beter dan één, omdat zij een goede beloning hebben voor hun harde werk” (Pred. 4:9). Dit wil niet zeggen dat iemand niet alleen mag werken bij het verbreiden van het goede nieuws. Er zijn echter veel voordelen aan verbonden om er samen met een partner in de dienst op uit te trekken en elkaar behulpzaam te zijn. Hoe kunnen wij de wil daartoe in onze gemeente levend houden?
JIJ KUNT ER OOK AAN MEE DOEN
2 Ben je wat verlegen of schaam je je er misschien voor om met iemand anders te overleggen hoe je verscheidene aspecten van je dienst zou kunnen verbeteren? Meen je dat je, omdat je een onderwijzer van Gods Woord bent of omdat je de waarheid al een poos kent, geen voordeel zou kunnen trekken van het samenwerken met iemand anders? Beschouw het voorbeeld van Apóllos eens. De bijbel zegt dat hij „een welsprekend man” was die „goed [was] onderlegd in de Schriften”. Toch namen Priskilla en Aquila „hem in hun gezelschap op en legden hem de weg van God juister uit”. Apóllos voelde het niet als een te pijnlijke zaak om verdere waarheden van Aquila en Priskilla aan te nemen. Hij weigerde die hulp niet met het idee dat hij al ’vrijmoedig in de synagoge sprak’ en niets meer hoefde te leren. Hij maakte veeleer gebruik van de mogelijkheid en ging op zijn beurt naar Achaje waar hij „veel hulp [verleende] aan hen die op grond van Gods onverdiende goedheid gelovigen waren geworden”. Alhoewel dit verslag wellicht niet rechtstreeks op de velddienst slaat laat het wel duidelijk de geest zien waarin wij elkaar hulp willen verlenen. — Hand. 18:24-28.
3 Iemand kan wellicht heel bekwaam zijn in het verspreiden van lectuur maar heeft misschien moeite met het brengen van nabezoeken. Een ander is misschien goed in het brengen van nabezoeken maar vindt het weer moeilijk het eerste contact met mensen te leggen. De geest van de Schrift is: „Gebruikt de gaven naarmate een ieder die heeft ontvangen, om elkaar ermee te dienen als voortreffelijke beheerders van Gods onverdiende goedheid, die op verscheidene wijzen tot uitdrukking wordt gebracht” (1 Petr. 4:10). Zij die over verschillende gaven beschikken, worden ertoe aangemoedigd om in de velddienst samen te werken en van elkaar te leren.
VIA DE BOEKSTUDIE
4 In de uitgaven van augustus tot en met december van Onze Koninkrijksdienst stonden vele voortreffelijke suggesties over de wijze waarop wij met elkaar kunnen samenwerken zodat beiden daar voordeel van kunnen trekken. (Het zou goed zijn wanneer boekstudieleiders dit materiaal nog eens zouden doorlezen om de suggesties dan via de boekstudieregeling toe te passen.) Waarom zou je, wanneer je jouw openbare prediking wilt verbeteren, geen voordeel van deze voortreffelijke voorziening trekken? Alles wat je hebt te doen is op je boekstudieleider of de dienstopziener in jouw gemeente af te stappen en jouw wens kenbaar te maken. Of je kunt ook, indien je dat wilt, met een verkondiger spreken die op het terrein waarop jij vorderingen wilt maken fijne resultaten heeft. Jullie kunnen dan zien of het mogelijk is regelingen te treffen om samen te werken.
5 Wij staan qua ervaring en mogelijkheden niet allemaal op hetzelfde niveau. Trek daarom voordeel van degenen in de gemeente die in een bepaalde tak van dienst waarin jij vorderingen zou willen maken, een ’gave’ hebben (1 Kor. 12:29, 30). Door middel van zulke hulp, liefde en voortreffelijke werken ontvangen wij enorm veel vreugde. — Hebr. 10:24.