Brief van het bijkantoor
Geliefde broeders en zusters,
Jullie zullen er ongetwijfeld allemaal benieuwd naar zijn of er onder de meer dan 115.000 Cubanen die onlangs als vluchteling de Verenigde Staten binnenkwamen nog broeders en zusters zijn. Ja, ongeveer 3000 van onze broeders en zusters werden naar de verschillende kampen in de Verenigde Staten gebracht, waar ambtenaren van de immigratiedienst de zaak verder afwikkelen. Onder de vele duizenden in het als tijdelijk opvangcentrum gebruikte Orange Bowl stadion in Miami, Florida, waren meer dan 1000 van onze broeders en zusters. De rest is verdeeld over andere door de regering opgezette kampen. Er worden op dit moment krachtsinspanningen in het werk gesteld om onze broeders ingeschreven te krijgen en ze aan woonruimte te helpen.
Het Genootschap heeft onmiddellijk geld gestuurd voor hulp aan de broeders en zusters. Ook andere bijdragen zijn gedaan om hen te helpen. In het gebied van Miami hebben gemeenten 15 ton kleding en meer dan twee ton voedsel geschonken. Wij zijn blij dat onze Cubaanse broeders zo goed geholpen worden door verkondigers in de Verenigde Staten zodat het Genootschap niet om hulp van andere landen heeft hoeven te vragen. Onze broeders uit Cuba maken het goed en gebruiken elke gelegenheid om het goede nieuws onder anderen in de kampen te verbreiden. Uit berichten blijkt dat hun gedrag voorbeeldig is geweest. Velen zijn hevig vervolgd in Cuba, maar zij zijn vol goede moed en vastbesloten in hun rechtschapenheid te blijven wandelen.
Het doet ons verdriet bij deze gelegenheid te moeten berichten dat onlangs vijf leden van de Bethelfamilie in New York en enkele anderen in de omgeving van de stad New York, zijn uitgesloten. Er was sprake van afval van de organisatie en het bevorderen van sektarische afscheidingen in enkele van de gemeenten van Gods volk (Tit. 3:9-11). Aangezien wij nu eenmaal in een tijd leven die moeilijk is door te komen, dient het ons niet te verbazen dat dergelijke dingen gebeuren. Zoals wij door het lezen van de bijbel weten, waren er ook in de eerste-eeuwse christelijke gemeente personen die van de leer afweken (1 Tim. 1:20; 4:1; 2 Tim. 2:17, 18; 1 Kor. 15:12, 13; Hand. 20:29, 30). Wij hopen van harte dat deze personen tot bezinning zullen komen, berouw zullen hebben en tot Jehovah’s organisatie zullen terugkeren, hetgeen tot hun eeuwige welzijn zou zijn.
Ten slotte hopen wij dat jullie allen met volle teugen van het „Goddelijke liefde”-districtscongres genoten hebben.
Jullie broeders,
BESTUREND LICHAAM VAN JEHOVAH’S GETUIGEN