Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • km 9/80 blz. 1-2
  • Het goede doen jegens jongeren

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Het goede doen jegens jongeren
  • Onze Koninkrijksdienst 1980
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • WAT KUN JIJ DOEN?
  • EEN BLIJVENDE INDRUK
  • Vertrouw het werk toe aan betrouwbare mannen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk (studie-uitgave) 2017
  • Waardeer de kracht van jonge mensen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk (studie-uitgave) 2021
  • Jongeren hebben een goed voorbeeld nodig
    Onze Koninkrijksdienst 1994
  • Waardeer onze trouwe ouderen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk (studie-uitgave) 2021
Meer weergeven
Onze Koninkrijksdienst 1980
km 9/80 blz. 1-2

Het goede doen jegens jongeren

1 Jehovah heeft zich altijd om de onderdrukten bekommerd (Ps. 146:7-9). In de oudheid trof hij speciale voorzieningen ten einde er zeker van te zijn dat er zelfs voor jeugdige personen die zich in een ongunstige positie bevonden, gezorgd zou worden. Zijn wet aan Israël maakte in het bijzonder melding van de „vaderloze jongen” (Ex. 22:22-24). Legt het principe van deze wet ons als christenen geen verantwoordelijkheid op, ook al staan wij nu niet meer onder die vroegere wet?

2 In sommige gemeenten van Jehovah’s Getuigen bevinden zich „vaderloze” jongeren, zoals men hen zou kunnen noemen. Misschien hebben zij wel ongelovige ouders. Andere jongeren hebben gelovige ouders die wellicht bijgestaan moeten worden bij het geven van geestelijke hulp aan hun kinderen. Het kan zijn dat de ouders betrekkelijk kort in de waarheid zijn en hun kinderen nog niet zo doeltreffend kunnen helpen als zij wel zouden willen. Vanwege allerlei soorten druk waar het hoofd aan geboden moet worden, vinden enkelen het wellicht moeilijk om voldoende tijd voor gezinsstudie, gezamenlijke velddienst, enz., in te ruimen. Andere ouders bemerken dat zij, hoezeer zij die hulp ook willen geven, zelf nog hulp nodig hebben om de waarheden uit Gods Woord in de geest en het hart van hun kinderen post te laten vatten.

WAT KUN JIJ DOEN?

3 Een vraag waar allen in de gemeente ernstig over na kunnen denken is: „Hoe kan ik hulp bieden en de noodzakelijke aanmoediging geven?” Zij die aandelen behartigen op de vergaderingen kunnen van tijd tot tijd jongeren inlassen. Zouden meer voorbeeldige jongeren op de vergaderingen in de gemeente gebruikt kunnen worden? (Hand. 16:1, 2) Wanneer zij van tijd tot tijd voorrechten ontvangen, zal dit, alhoewel zij wellicht niet allemaal even bespraakt zijn, zowel hen als anderen aanmoedigen. Wellicht kost het meer tijd om zulke jongeren te helpen, maar deze opleiding, ervaring en aandacht zal op de duur, naarmate onze gewetensvolle jongeren in de waarheid groeien, zeker rijkelijk vrucht afwerpen.

4 Ouders hebben van God de verantwoordelijkheid ontvangen om hun eigen kinderen te helpen. Maar betekent dit dat anderen geen hulp kunnen bieden? Beslist niet! En dit geldt vooral wanneer er ouders zijn die met de reeds eerder genoemde moeilijkheden kampen. Kinderen die extra hulp wensen kunnen ertoe worden uitgenodigd samen met je gezin te studeren, de velddienst in te gaan en mogelijk ook van wat gezonde ontspanning te genieten. Is de aanmoediging van de apostel om zich te ’verruimen’ hier niet eveneens op van toepassing? — 2 Kor. 6:11-13.

5 Zelfs zij die geen kinderen hebben kunnen zich ’verruimen’ in de genegenheid die zij jongeren betonen door tijd met hen door te brengen. Van jezelf geven zal ertoe bijdragen jongeren aan te moedigen en te sterken.

6 Wellicht kun je vóór en na de vergadering wat gelegenheden aangrijpen om met jongeren te spreken. Dit dient verder te gaan dan alleen maar „Hallo” zeggen of te vragen „Hoe gaat het met je?” Een ouderling vroeg een jong broertje hoe het met hem ging, maar voordat het kind antwoord kon geven keerde de ouderling zich naar een oudere broeder met wie hij wilde spreken. Later kwam het jongetje naar de ouderling toe en vroeg hem: „Wilt u echt weten hoe het met me gaat?” De ouderling gaf toe dat hij van deze ervaring had geleerd.

7 Jongeren komen sneller los wanneer wij hen bij naam kennen. Ja, ook zij zijn een deel van de gemeente en ouderen dienen ook met de jongere leden een band te onderhouden. Wanneer jongeren je als hun „vriend” gaan zien, zullen zij sneller op raad en aanmoediging reageren, niet waar?

EEN BLIJVENDE INDRUK

8 Ongetwijfeld zul je terug kunnen blikken en je levendig een of ander voorrechtje voor de geest kunnen halen dat je kreeg toen je nog erg jong was. Was dat niet aanmoedigend en stelde je dat niet op prijs? Wat had nu zo’n indruk op je gemaakt? Was het een aandeeltje in een demonstratie? Vriendelijk gegeven raad of prijzende woorden van een volwassene? Misschien een velddienstervaring die je opdeed toen je met een oudere broeder of zuster in de dienst stond? Door allen in de gemeente als leden van een groot „gezin” te bezien, zullen zowel jong als oud er veel voordeel van trekken. Laten wij er daarom mee voortgaan het goede te doen jegens onze jongeren en hierin het voorbeeld proberen na te volgen dat Jehovah ons stelt met betrekking tot het betonen van belangstelling en genegenheid aan alle mensen.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen