Volbreng je bediening ten volle
1 Jezus zei tot zijn discipelen: „Gaat daarom en maakt discipelen . . . en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb” (Matth. 28:19, 20). In deze tijd reageren ware discipelen van Jezus enthousiast op dit levenreddende werk. Betreffende velen zou gezegd kunnen worden dat zij, net als in het geval van de apostel Paulus, „als een drankoffer [worden] uitgegoten” (Fil. 2:17). Hun geloofversterkende voorbeeld moedigt ons allen aan onze bediening ten volle te volbrengen. — 2 Tim. 4:5; Hebr. 13:7.
2 IJverige krachtsinspanningen om aan iedereen in het gebied getuigenis te geven worden soms echter belemmerd door het grote aantal mensen dat niet thuis is wanneer wij aanbellen. Daarbij komt nog dat sommige gemeenten gebiedstoewijzingen hebben die behoorlijk groot zijn. Dit maakt het moeilijk voor hen het gebied veelvuldig te bewerken, alle gevonden belangstelling na te gaan of terug te gaan om degenen te treffen die niet thuis waren. Wat kun jij doen om je bediening vollediger te volbrengen? Heb je geprobeerd je inspanningen te concentreren op die delen van jullie gebied die produktiever zijn gebleken? Probeer, terwijl ervoor wordt gezorgd dat het hele gebied aandacht krijgt, deze produktievere delen verscheidene keren grondig te bewerken.
JUIST GEBRUIK VAN VAN-HUIS-TOT-HUISRAPPORTEN
3 Het is absoluut noodzakelijk dat wij een goed bericht over het van-huis-tot-huiswerk bijhouden en er naderhand gebruik van maken. Hoe kunnen wij onze bediening ten volle volbrengen als wij niet teruggaan wanneer er niemand thuis was? Kunnen wij werkelijk zeggen dat wij ons gebied grondig bewerken als wij in gebreke blijven nabezoeken te brengen en niet proberen een bijbelstudie op te richten bij geïnteresseerde personen die wij al hebben gevonden? De antwoorden op deze vragen beklemtonen de noodzaak een juist gebruik te maken van het van-huis-tot-huisrapport. Het is het beste twee rapportjes bij te houden, het ene voor gevonden belangstelling en het andere voor afwezige adressen.
4 Sommige verkondigers hebben het praktisch gevonden afwezige adressen weer na te gaan voordat zij het gebied verlaten. Als wij één of twee uur na de eerste poging teruggaan, is het mogelijk dat er wel iemand thuis wordt getroffen, dat er lectuur wordt verspreid of er zelfs een bijbelstudie wordt opgericht. Voor gemeenten met weinig gebied zal teruggaan na een uur of wat de beschikbare hoeveelheid gebied vergroten en een betere bewerking ervan teweegbrengen.
5 Verkondigers die niet in staat zijn snel terug te gaan, kunnen het rapportje met afwezige adressen aan hun studieleider geven, zodat hij het aan andere verkondigers kan doorgeven. Dit kan gemakkelijk worden georganiseerd in gemeenten die door de week, in de weekeinden en ’s avonds regelingen voor groepsgetuigenis hebben. Het kan natuurlijk zijn dat sommige verkondigers hun van-huis-tot-huisrapportjes willen behouden om enkele adressen te bezoeken wanneer zij onderweg zijn van of naar school, hun werk, de winkel(s), de gemeenteboekstudie of terwijl zij op weg zijn om zorg te dragen voor andere noodzakelijke aangelegenheden. Eén gemeente die de broeders en zusters aanmoedigde dit te doen, bereikte goede resultaten en trof veel belangstelling aan in een gedeelte van hun gebied dat voordien onproduktief was geweest.
6 Onze bediening heeft veel facetten. Wij hebben heel wat dingen te doen. Maar een primair doel van ons werk is ’het woord te prediken’ (2 Tim. 4:2). Dat „woord” zal veel goeds tot gevolg hebben voor hen die ernaar luisteren (Zef. 2:2, 3). Er dient aan mensen in het ons toegewezen gebied nog steeds gelegenheid te worden geboden ’de naam van Jehovah aan te roepen’ (Rom. 10:11-13). Laten wij ons krachtig inspannen en speuren naar elke gelegenheid om onze bediening ten volle te volbrengen.