Benut jij elke mogelijkheid om het Koninkrijk bekend te maken?
1. Wat kun je van Davids voorbeeld leren?
1 Koning David was iemand die zich niet door zijn omstandigheden uit het veld liet slaan. Toen hij bijvoorbeeld een huis voor Jehovah wilde bouwen maar dat niet mocht, stelde hij zijn doelen bij en hielp hij Salomo met de voorbereidingen van de bouw van de tempel (1 Kon. 8:17-19; 1 Kron. 29:3-9). In plaats van stil te blijven staan bij wat hij niet kon doen, richtte David zich op wat hij wel kon doen. Hoe kun je Davids voorbeeld navolgen bij het zoeken naar manieren om het Koninkrijk bekend te maken?
2. Wat kun je je afvragen?
2 Doe wat je kunt: Velen hebben hun leven vereenvoudigd om in de hulp- of gewone pioniersdienst te kunnen staan (Matth. 6:22). Kun jij dat ook? Als je je mogelijkheden nog eens goed onderzoekt, zie je misschien dat er „een grote deur die tot activiteit leidt” voor je openstaat. Als dat zo is, grijp dan die kans! — 1 Kor. 16:8, 9.
3. Welke mogelijkheden om getuigenis te geven zijn er allemaal, ook als je niet kunt pionieren?
3 Wat als je vanwege je omstandigheden niet kunt pionieren? Concentreer je dan op andere mogelijkheden die je hebt. Kun je bijvoorbeeld op je werk getuigenis geven? Of als je gezondheidsproblemen hebt, kun je dan getuigenis geven aan zorgverleners? Verkondigers die vanwege hun leeftijd of een slechte gezondheid erg beperkt zijn in hun mogelijkheden, mogen hun velddienst per kwartier rapporteren. Denk bij het invullen van je velddienstrapport ook aan de momenten dat je informeel getuigenis hebt gegeven en de lectuur die je daarbij hebt verspreid — inclusief traktaten en uitnodigingen voor de Gedachtenisviering en het congres. Als je al die momentjes bij elkaar optelt, zal het je misschien verbazen hoeveel tijd je uiteindelijk aan de prediking besteed hebt!
4. Wat ben je vastbesloten te doen?
4 Wat je omstandigheden ook zijn, grijp elke kans aan om het goede nieuws bekend te maken. Dat zal je veel voldoening geven, omdat je dan alles doet wat je kunt voor het Koninkrijk (Mark. 14:8; Luk. 21:2-4).