Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • yb88 blz. 3-64
  • Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1988

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1988
  • Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1988
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • ’GIJ HEBT DE VERHEUGING GROOT GEMAAKT’
  • DE TIJDSCHRIFTEN — HULPMIDDELEN BIJ DE KONINKRIJKSPREDIKING
  • EEN OPZIENBAREND BEZOEKERSAANTAL OP DE GEDACHTENISVIERING!
  • DE PIONIERSSCHOOL
  • „VERTROUW OP JEHOVAH”-DISTRICTSCONGRESSEN
  • JEHOVAH’S ’BEKRONENDE GOEDHEID’ BRENGT EXPANSIE
  • SNELBOUW-KONINKRIJKSZALEN ZIJN OVERAL
  • ’HET GOEDE NIEUWS WETTELIJK BEVESTIGEN’
  • Afrika spreekt
  • Azië „looft Jah”
  • Latijns-Amerika ’doet het werk van een evangelieprediker’
  • Noord-Amerika en de Caribische eilanden ’leggen getuigenis af’
  • Europa ’roept vrijheid uit’
  • ’Jehovah verheerlijken op de eilanden der zee’
  • Landen onder verbodsbepalingen ’zingen van Gods sterkte’
  • Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1987
    Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1987
  • Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1986
    Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1986
  • Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1985
    Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1985
  • Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1990
    Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1990
Meer weergeven
Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1988
yb88 blz. 3-64

Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1988

HIJ was pas 33 jaar toen zijn leven werd afgesneden doordat hij werd terechtgesteld. Toch is 1900 jaar later zijn boodschap nog steeds levend! Zijn naam was Jezus Christus. Gezeten op een met olijfbomen begroeide heuveltop die uitzicht bood op Jeruzalem, uitte hij nog geen drie dagen voor zijn wrede dood een profetie waarvan de vervulling iedereen die thans leeft, voor een keus tussen leven en dood stelt. Hij voorzei dat het „goede nieuws” van Gods koninkrijk op de gehele bewoonde aarde gepredikt zou worden. — Matth. 24:14.

Het aanvaarden van dat goede nieuws in deze tijd betekent eeuwig leven; het verwerpen ervan heeft de eeuwige dood tot gevolg (Openb. 14:6, 7). Net als Jozua uit de oudheid moeten mensen die de wens koesteren om te leven, de keuze doen Jehovah te dienen (Joz. 24:15). De belangen van Gods koninkrijk moeten de eerste plaats in hun leven innemen (Matth. 6:33). Maar hoe zou deze van levensbelang zijnde boodschap verbreid worden?

Jezus’ instructies aan zijn volgelingen waren eenvoudig en rechtstreeks: Predik en onderwijs. Hij wilde dat zijn discipelen hetzelfde zouden doen als hij (Matth. 4:23; 9:35). Zij moesten predikers van het goede nieuws van het Koninkrijk zijn; de door de geest geleide Koninkrijksprediking zou de hartslag van het ware christendom worden. Zo heeft de vervulling van de opdracht in Matthéüs 24:14 ertoe geleid dat de boodschap van Gods koninkrijk tot de verst verwijderde streek der aarde is doorgedrongen.

Wie volbrengen dit grootse werk in deze tijd? Jehovah’s Getuigen. Het door ons opgebouwde bericht van meer dan honderd jaar Koninkrijksprediking spreekt voor zich. Wij volgen hetzelfde patroon en gebruiken hetzelfde thema bij onze prediking en ons onderwijs als Christus’ discipelen in de eerste eeuw. Ons huidige bericht bewijst dat wij het in dit werk niet langzamer aan zijn gaan doen.

’GIJ HEBT DE VERHEUGING GROOT GEMAAKT’

Jehovah’s Getuigen halen thans met een geest van verheuging de oogst binnen. Jesaja 9:3 brengt het als volgt onder woorden: „Gij hebt de natie volkrijk gemaakt; voor haar hebt gij de verheuging groot gemaakt. Zij hebben zich voor uw aangezicht verheugd als met de verheuging in de oogsttijd, zoals zij die blij zijn wanneer zij de buit verdelen.” Wij zijn blij dat Jehovah onze krachtsinspanningen op het gebied van de prediking en het maken van discipelen heeft gezegend doordat er meer Koninkrijkswerkers aan onze gelederen zijn toegevoegd en dat hij ons de middelen heeft gegeven om hen te helpen. Het nu volgende bericht geeft ons derhalve voortreffelijke redenen om te jubelen van vreugde!

Gedurende het afgelopen dienstjaar hadden gemiddeld elke maand 3.237.751 getuigen van Jehovah een actief aandeel aan de prediking, met een hoogtepunt van 3.395.612 bedienaren. In één jaar tijd hebben wij het buitengewoon grote totaalaantal van 739.019.286 uur — het equivalent van 84.000 jaar — aan de Koninkrijksprediking besteed!

Jehovah’s Getuigen zijn ook onderwijzers. Wat is het doel van het christelijke onderwijs? Het doel is gedoopte discipelen van Christus te maken (Matth. 28:19, 20). En aangezien Jezus Christus Jehovah aanbad, moeten zijn discipelen eveneens aanbidders van Hem worden.

In het dienstjaar 1987 werden er 230.843 personen als getuigen van Jehovah en discipelen van Jezus Christus gedoopt. Het potentieel voor nog meer discipelen is groot, aangezien wij elke maand gemiddeld 3.005.048 bijbelstudies hebben geleid. Laten wij nu in vogelvlucht eens wereldwijd enkele theocratische hoogtepunten beschouwen die ons eveneens vreugde zullen schenken.

Het afgelopen dienstjaar werden er uitstekende resultaten behaald in Frankrijk, zodat in mei de volgende hoogtepunten werden bereikt: 96.954 verkondigers — met inbegrip van 10.180 hulppioniers en 3411 gewone pioniers. Dit was het 22ste achtereenvolgende hoogtepunt in gewone pioniers. In mei was ongeveer 15 procent van alle verkondigers in de een of andere tak van volle-tijddienst werkzaam. Ook brachten de verkondigers gemiddeld 12,9 uur in de dienst door en berichtten een hoogtepunt van 65.806 bijbelstudies gedurende deze zelfde maand.

Portugals dienstjaar is gezegend met nieuwe hoogtepunten in verkondigers in alle landen en gebieden die onder het bijkantoor ressorteren. Portugal alleen al had zeven hoogtepunten in verkondigers en bereikte voor het eerst de mijlpaal van 32.000. Het is een voortreffelijke ontwikkeling dat in vijf van de landen en gebieden die bij dit bijkantoor bericht inleveren, het aantal huisbijbelstudies dat momenteel geleid wordt het aantal verkondigers overtreft. Wat een opwindende vooruitzichten biedt dit op een overvloedige oogst!

„Wij zijn Jehovah dankbaar dat wij weer een jaar van gezegende activiteiten konden hebben”, zo bericht het Japanse bijkantoor. Gedurende het dienstjaar werden er in Japan 125 nieuwe gemeenten opgericht. Het aantal Koninkrijksverkondigers groeide tot 120.722 in augustus — de 104de achtereenvolgende maand met een hoogtepunt. Het meest aanmoedigend was het aantal huisbijbelstudies. In juni bedroeg dat aantal 166.277 — een toename van 14 procent over het gemiddelde van vorig jaar. De nieuwe brochure „Zie! Ik maak alle dingen nieuw” bleek in Japan een zeer doeltreffend hulpmiddel te zijn om nabezoeken te brengen en huisbijbelstudies op te richten.

Het bijkantoor op Fiji was in mei — de maand dat daar een militaire staatsgreep plaatsvond — getuige van het 29ste achtereenvolgende hoogtepunt in verkondigers. In juni was er wederom een hoogtepunt van ruim 1300 verkondigers in het veld. „Alles wat jullie ons in het verleden hebben verteld, komt uit”, gaf een inspecteur van politie tegenover een Getuige toe. „Als alle mensen in dit land Jehovah’s Getuigen waren, zouden wij deze nationale beroering niet hebben.”

Voor de eerste maal overschreed het verkondigersaantal in Australië de 45.000, en bijna elke maand was er een nieuw hoogtepunt in gewone pioniers. De verkondigers blaakten van ijver voor de velddienst, vooral in april, toen zij gemiddeld 12,1 uur predikten.

Sedert 1947 is de migratie vanuit overzeese gebieden voor welhaast 40 procent van de bevolkingsgroei in Australië verantwoordelijk geweest. De Europese landen — Engeland, Ierland, Italië, Joegoslavië, Griekenland, Duitsland, Nederland en Polen — hebben de grootste bijdrage geleverd. Vanwege deze toevloed van immigranten zijn er 58 gemeenten en 39 groepen gevormd voor degenen die een andere taal spreken dan Engels. Zij zijn uitermate verheugd dat er in twintig verschillende talen geregelde vergaderingen worden gehouden en dat er ook programma’s voor kringvergaderingen en districtscongressen in deze talen verzorgd worden.

De laatste tijd is in Australië een stroom van vluchtelingen uit Vietnam, Laos, Kampuchea, Thailand en andere landen van Zuidoost-Azië binnengekomen. De meerderheid van deze mensen heeft verschrikkelijk geleden en extreme ontberingen verduurd. Nu zij in een meer stabiele omgeving wonen, reageren velen van hen gunstig op het goede nieuws. In Sydney bijvoorbeeld heeft een gemeente die uit 124 verkondigers en 24 pioniers bestaat, in haar gebied een aanzienlijke hoeveelheid Aziaten wonen. De leden van deze gemeente verheugen zich over de 220 bijbelstudies die door hen worden geleid. Het bijkantoor merkt op: „Er wordt werkelijk een grote schare uit alle natiën voor overleving bijeengebracht!”

In een Afrikaans land waar het werk van Jehovah’s Getuigen al zo’n twintig jaar verboden is, zijn het afgelopen dienstjaar zeventien nieuwe gemeenten gevormd. De gemeenten verheugden zich in een toename van 18 procent in het gemiddelde aantal hulppioniers. Waarin bestond de oogst voor deze ijverige hulppioniers? Er worden meer bijbelstudies geleid — een toename van maar liefst 22 procent!

Zambia bereikte in april een nieuw hoogtepunt van 67.144 verkondigers — 16,5 procent boven het gemiddelde van vorig jaar. Ook hebben veel meer broeders en zusters een aandeel aan de pioniersdienst. Het aantal gewone pioniers is in vergelijking met een jaar geleden toegenomen met 13,5 procent en het aantal hulppioniers met 20,5 procent. In de loop van het jaar registreerde het bijkantoor de 1715de gemeente; sinds het begin van het dienstjaar 1987 zijn er 93 gemeenten bij gekomen.

Een pionier in de Copperbelt van Zambia ontdekte een alternatieve manier om het goede nieuws voor anderen aantrekkelijk te maken. Hij zegt: „Ik heb steeds geprobeerd mijn collega over het goede nieuws van het Koninkrijk te vertellen, maar hij weigerde botweg lectuur of tijdschriften te nemen. Op een dag nam ik onze aantrekkelijk uitziende kalender mee naar het werk en liet hem die tijdens de lunchpauze zien. De man riep uit: ’Wat een prachtige kalender!’ Hij was zo onder de indruk dat hij zelfs een bijbelstudie aanvaardde en nu maakt hij goede geestelijke vorderingen.”

In Burkina Faso was het hoogtepunt van het jaar de beslissing om bij het onderwijzen van de gemeenten meer gebruik te gaan maken van de plaatselijke taal, het Moré. Vanaf februari zijn er speciaal uitgekozen studieartikelen van De Wachttoren vertaald en in een maandelijkse uitgave gepubliceerd. Vervolgens werd ook Onze Koninkrijksdienst vertaald. Negen van de Franstalige gemeenten hebben er daarom vreugdevol regelingen voor getroffen hun vergaderingen in het Moré te houden.

DE TIJDSCHRIFTEN — HULPMIDDELEN BIJ DE KONINKRIJKSPREDIKING

De verkondigers in Liberia hebben gemiddeld 15,4 uur per maand aan de velddienst besteed, met als gevolg een opmerkelijk hoogtepunt in het aantal verspreide tijdschriften. „De verspreiding van 17.630 tijdschriften betekende dat er meer tijdschriften in handen van het publiek kwamen dan in enige andere maand sinds maart 1972”, schrijft het bijkantoor. „Het feit dat onze tijdschriften in vierkleurendruk er zo aantrekkelijk uit zien, heeft ongetwijfeld de tijdschriftenactiviteit in ons land gestimuleerd. Verkondigers bemerken dat zij een paar dagen nadat zij de nieuwe uitgaven ontvangen hebben, hun voorraad al kwijt zijn. Regelmatig benaderen mensen de verkondigers op straat met de vraag: ’Hebt u ook een paar „bijbels” voor me?’ — daarmee doelend op De Wachttoren en Ontwaakt!”

„Sinds onze tijdschriften vanaf april 1987 in vierkleurendruk verschijnen, hebben veel verkondigers hun tijdschriftenwerk enorm uitgebreid”, bericht het bijkantoor van Zimbabwe. Een broeder schreef, nadat hij een van de eerste uitgaven van deze tijdschriften in kleurendruk had ontvangen: „Ik nam een voorraadje mee en ging bij een winkelcentrum staan om de tijdschriften aan voorbijgangers aan te bieden. Een paar mensen namen exemplaren. Op de weg naar huis lieten zij ze aan hun buren zien, en kort daarna was er een stormloop van mensen uit de buurt die de tijdschriften wilden hebben. In een paar minuten was ik mijn hele voorraad kwijt.”

In één gemeente in Ivoorkust besloten twee broeders, nadat zij de uitgave van De Wachttoren van 1 maart 1987 over het getuigenisgeven met de tijdschriften hadden bestudeerd, enkele van de suggesties toe te passen terwijl zij van de Koninkrijkszaal naar huis gingen. Zij begonnen de tijdschriften enthousiast aan te bieden aan iedereen die zij onderweg tegenkwamen. Tegen de tijd dat zij hun huis bereikten, hadden zij twintig tijdschriften verspreid.

Enkele verkondigers proberen nieuwe methoden uit om abonnementen af te sluiten. In Argentinië besloot een broeder zijn ingebonden jaargang van het tijdschrift Ontwaakt! mee te nemen naar zijn bijbelstudie om de uiteenlopende onderwerpen te laten zien die in de loop van het jaar werden besproken. De bijbelstudent was onder de indruk van alle informatie die geboden werd. Hij had pas voor ongeveer $24 enkele boeken over soortgelijke onderwerpen gekocht. Nu kon hij via onze tijdschriften dergelijke inlichtingen krijgen voor maar $5, de prijs voor een jaarabonnement. Overbodig te zeggen dat de broeder het abonnement afsloot.

EEN OPZIENBAREND BEZOEKERSAANTAL OP DE GEDACHTENISVIERING!

Op 12 april 1987 kwamen in minder tijd dan de aarde nodig had om eenmaal om haar as te draaien, 8.965.221 Jehovah’s Getuigen en hun gasten, die te zamen meer dan 160 talen spreken, in 210 landen bijeen om het Avondmaal des Heren te vieren. De bijkantoren van het Wachttorengenootschap hebben enkele opwindende berichten ingestuurd.

In El Salvador werd de Gedachtenisviering door 58.933 personen bijgewoond. Aangezien het hoogste aantal verkondigers gedurende het jaar 16.041 was, is daar nog veel werk te doen. El Salvadors buurland Belize had eveneens een opmerkelijk aantal aanwezigen op de Gedachtenisviering. Een totaal van 3928 personen kwam bijeen, wat vijfmaal zoveel is als het recordaantal verkondigers! Dit betekent dat ongeveer één op de 44 inwoners van het land aanwezig was.

In Zambia was het bezoekersaantal op de Gedachtenisviering 381.129 — 16 procent hoger dan het aantal van vorig jaar. Ja, een groot aantal mensen in dit land verlangt naar geestelijke hulp. In Hong Kong waren 3583 aanwezigen op de Gedachtenisviering, in België 45.466 en in Frankrijk 198.797 — voor alle drie landen het dubbele van het aantal verkondigers. En in de Verenigde Staten bezochten het afgelopen jaar ruim 86.000 personen meer de Gedachtenisviering dan vorig jaar, in totaal 1.778.066. Mexico, met een hoogtepunt van 222.168 verkondigers, had op de Gedachtenisviering een verbazingwekkend bezoekersaantal van 957.081!

DE PIONIERSSCHOOL

Dank zij de meer dan 44.000 nieuwe pioniers had de pioniersschool niet met inschrijvingsproblemen te kampen. De school, die reeds tien jaar bestaat, wordt steeds doeltreffender in het opleiden van volle-tijdpredikers van het goede nieuws. Een 74-jarige zuster in Guyana, die weduwe is, zei: „Hoewel ik op dat moment ziek was, smaakte ik toch de vreugde de pioniersschool te bezoeken.” Het kostte haar echter veel moeite om aanwezig te zijn. „Omdat ik nauwelijks kon lopen,” vervolgde zij, „kwam de leraar van de school mij iedere morgen halen, begeleidde me naar de klas en bracht me elke middag weer thuis. Dank zij de aanmoediging van de pioniersschool kan ik nu veel meer doen in de dienst.”

De pioniersschool geeft praktische raad over manieren waarop bijbelstudenten geholpen kunnen worden vorderingen te maken in de richting van de doop. Een andere pionier uit Guyana zei: „Voordat ik de pioniersschool bezocht, had ik een bijbelstudie met een vrouw die de vergaderingen niet kon bezoeken. Haar excuus? Zij had het altijd te druk met haar huishoudelijk werk. Nadat ik op de school geleerd had hoe ik meer persoonlijke belangstelling voor anderen kon tonen, bracht ik het geleerde in praktijk. Tijdens mijn volgende bijbelstudie gaf ik de vrouw raad die een goede uitwerking had. Aangezien zij door veelvuldige bezoeken van vrienden en familieleden niet klaar kon komen met haar werk, deed ik haar de suggestie om hun te vragen haar met wat huishoudelijke karweitjes te helpen. Nu heeft zij niet alleen tijd voor de vergaderingen maar ook voor de velddienst.”

December 1986 was in Libanon de maand waarin de eerste pioniersschool sinds 1978 werd gehouden. „Wij hadden geen enkele groep die groot genoeg was om een klas te vormen”, legt het bijkantoor uit. „Maar dank zij Jehovah’s zegen greep de pioniersgeest zo snel om zich heen dat wij genoeg in aanmerking komende pioniers hadden om één klas te vullen.”

Een pionier in Zambia die zijn bezoek aan de school waardeerde, schreef: „Ik heb het pioniersboek sinds mijn bezoek aan de school elk jaar driemaal doorgenomen en heb mijn dienst zeer kunnen verbeteren.”

„VERTROUW OP JEHOVAH”-DISTRICTSCONGRESSEN

Naarmate de internationale spanningen toenemen, zien steeds meer mensen de toekomst van de wereld somber in. Waarom? Omdat zij vertrouwen stellen in zulke dingen als hun rijkdom, hun wijsheid, hun macht of hun politieke leiders (Luk. 21:25-28). Jehovah’s Getuigen daarentegen hebben een hele andere kijk. Wij zien de toekomst met vertrouwen tegemoet omdat wij ’met heel ons hart op Jehovah vertrouwen en niet op ons eigen verstand steunen’ (Spr. 3:5). Dat de serie driedaagse districtscongressen die in juni 1987 begon, het thema „Vertrouw op Jehovah” zou beklemtonen, was daarom zeer passend.

Op de 24 congressen in de Bondsrepubliek Duitsland werd een nieuw hoogtepunt in het aantal aanwezigen bereikt — 159.361 — zo’n 8500 meer dan in enig voorgaand jaar. Het aantal dopelingen tijdens de congressen in de zomer vormde ook een nieuw hoogtepunt — 1455.

Het bijkantoor van de Verenigde Staten bericht: „Het was voor ons een aanmoediging te zien dat er 1.288.313 aanwezigen waren op de 123 ’Vertrouw op Jehovah’-districtscongressen, terwijl iets meer dan 1 procent van het aantal aanwezigen, ofte wel 13.562, gedoopt werd. Het is voor het eerst in vijf jaar dat het aantal dopelingen meer dan 1 procent bedraagt.”

In sommige delen van de wereld liep de in de tweede helft van het dienstjaar 1986 begonnen serie „Goddelijke vrede”-districtscongressen nog tot in het dienstjaar 1987 door. Panama en Ghana zijn daar twee voorbeelden van.

De broeders in Panama zaten met een probleem. Zouden er, aangezien het land door politieke onrust in beroering was, vrijelijk congressen gehouden kunnen worden? De toestanden zagen er niet veelbelovend uit. Er waren werkstakingen en protestdemonstraties op touw gezet, en de regering had de oproerpolitie gestuurd om de demonstranten met traangasbommen uiteen te drijven. De Katholieke Kerk werd ervan beschuldigd de kansel te gebruiken om de parochianen tot protest aan te zetten. Een regeringsblad drukte bijvoorbeeld koppen op de voorpagina waarin de aartsbisschop ervan werd beschuldigd zich tegen de regering te kanten en het volk tot revolutie aan te sporen. Onder aan de voorpagina stond in grote letters: „’Religie in de politiek — Is dit Gods wil?’ (Zie blz. 4.)” Op pagina 4 van deze krant was een artikel met die titel overgenomen uit het tijdschrift Ontwaakt! van 22 april 1987. Het bevatte een foto van een geestelijke die nazi-dictator Adolf Hitler de hand schudde.

„Het kranteartikel was klaarblijkelijk gepubliceerd om het contrast te laten zien tussen ons standpunt en dat van de Katholieke Kerk”, schrijft het Panamese bijkantoor. „Het gevolg was dat, alhoewel de openbare gehoorzalen voor politieke bijeenkomsten gesloten bleven, wij te midden van deze politieke onrust onze districtscongressen konden houden, met een totaal aantal aanwezigen van meer dan 10.000 personen.”

Het Ghanese bijkantoorcomité wilde graag dat er een grondig getuigenis werd gegeven in de niet-toegewezen gebieden in het noordelijke deel van het land. Broeders en zusters uit het zuiden werden er daarom toe aangemoedigd het „Goddelijke vrede”-districtscongres te bezoeken dat in de noordelijke stad Tamale gehouden zou worden. De reactie? In één woord overweldigend!

„Wij verwachtten zo’n duizend gegadigden, van wie er, naar onze mening, enkelen hun eigen reisregelingen zouden treffen”, bericht het bijkantoor. „Dus schreven wij een busonderneming aan en vroegen om tien bussen met elk zeventig zitplaatsen. Maar toen de reserveringsformulieren van de gemeenten terugkwamen, hadden ruim 3000 broeders en zusters besloten het congres in Tamale te bezoeken! Waar moesten wij bussen vandaan halen om hen allen naar het congres te brengen?”

Het vervoer in Ghana is schaars, en een groot gedeelte van de 640 kilometer lange weg van de havenstad Accra in het zuiden, waar het bijkantoor gevestigd is, naar Tamale verkeert in slechte staat. Busondernemingen zijn er daarom niet happig op hun bussen voor een dergelijk doel beschikbaar te stellen. Maar twee ondernemingen stemden erin toe het bijkantoor in totaal 28 bussen te verhuren. Er waren echter nog vier bussen nodig.

„Het Ministerie van Handel en Toerisme had vier luxe, air-conditioned touringcars geïmporteerd met het doel het toerisme in Ghana te bevorderen”, vervolgt het bijkantoorverslag. „Het ministerie had echter geweigerd de luxe bussen aan welk reisgezelschap maar ook te verhuren. Wij vroegen deze touringcars aan. Aanvankelijk zag het er niet hoopvol uit. Maar ten slotte ondertekende de minister op dinsdagmiddag, net vóór de woensdagochtend waarop wij de touringcars nodig hadden, de brief waarin ons het gebruik ervan werd toegestaan. Toen de man die op het ministerie met de directe verantwoordelijkheid was belast, zag dat de minister de toestemmingsbrief tekende, zei hij tegen zijn collega’s: ’Jehovah is aan het werk!’”

Zo gingen de broeders met hun gezinnen in een konvooi van 32 bussen op weg. Dit schouwspel op zich was langs de hele weg naar Tamale al een geweldig getuigenis. Geen andere groep had ooit zo veel mensen tegelijk vervoerd. De mensen langs de route gaven opgewonden commentaar en spraken over de verbazingwekkende dingen die Jehovah’s Getuigen tot stand kunnen brengen.

De Ghanese uitgave van Onze Koninkrijksdienst had de broeders die naar Tamale gingen bovendien aangemoedigd ernaar te streven elke dag, hetzij voor of na het congresprogramma, ten minste één uur aan de velddienst te besteden. Dus belden op een morgen om zeven uur twee broeders aan bij het huis waar drie leden van het bijkantoorcomité die het congres bezochten, gehuisvest waren. Zij zeiden: „Broeders, wij bewerken dit gebied en zijn door al onze lectuur heen. Hebben jullie iets wat wij kunnen gebruiken zodat wij verder kunnen werken?”

Tamale, een overwegend islamitische stad met een bevolking van 146.000, werd zodoende grondig bewerkt door middel van de van-huis-tot-huisprediking. Er werden zelfs bijbelstudies opgericht. Het recordaantal van 4220 congresbezoekers toont aan dat veel geïnteresseerde personen uit de stad het congres bezochten. Het bijkantoorverslag besluit als volgt: „Wij hopen werkelijk dat de twee gemeenten in Tamale het zaad dat zo overvloedig gezaaid is, goed zullen begieten en dat Jehovah op zijn bestemde tijd de wasdom zal geven.” — 1 Kor. 3:6.

JEHOVAH’S ’BEKRONENDE GOEDHEID’ BRENGT EXPANSIE

„Gij hebt het jaar gekroond met uw goedheid”, schreef de psalmist (Ps. 65:11). De krachtsinspanningen van onze broeders in het veld werden „gekroond” met een toename die de bouw van Koninkrijkszalen en de uitbreiding van bijkantoren noodzakelijk maakte. Hier volgen een paar voorbeelden:

Met weer een fantastisch jaar van activiteit achter de rug, ziet Mexico een opwindend dienstjaar 1988 tegemoet. De bouw van een nieuw Bethelcomplex met 126 kamers vordert reeds heel goed. Ook wordt aan de huidige drukkerij een groot gebouw toegevoegd. En Mexico is het eerste bijkantoor dat gelijktijdig twee nieuwe vierkleurenpersen en twee boekbindstraten zal installeren. Al deze projecten moeten gedurende het nieuwe dienstjaar klaarkomen.

In Portugal blijft de bouw van een nieuw Bethelhuis de belangrijkste plaats op het bouwprogramma innemen. „Tot nu toe”, aldus het verslag van het bijkantoor, „zijn alle bouwkosten door bijdragen uit eigen land gedekt.” Hierbij was de waarde van veel persoonlijke goederen en bezittingen inbegrepen. Bovendien werden er allerlei bouwmaterialen, alsook varkens, kippen, schapen en eenden geschonken.

Nog niet eens zo heel veel jaren geleden was men in Colombia dik tevreden als er in de loop van het jaar vijftien nieuwe gemeenten bij kwamen. Nu ontving de Dienstafdeling op één enkele dag dertien aanvragen voor de oprichting van nieuwe gemeenten in alleen al de kustplaats Barranquilla! Gedurende het afgelopen dienstjaar zijn er in het hele land 143 nieuwe gemeenten opgericht.

Zo’n dertig jaar geleden stond de stad Medellín bekend als het centrum van het katholicisme in Colombia, en het land ging er prat op dat 99 procent van de bevolking katholiek was. Wegens het morele verval, de handel in drugs en de achteruitgang in het geloof van de bevolking is Medellín nu een van de minder veilige steden in het land. Deze veranderingen hebben veel rechtgeaarde mensen ertoe gebracht gunstig op de prediking van het goede nieuws te reageren. Er zijn nu 35 gemeenten in en om Medellín. „Door al deze toename is er een schrijnend tekort aan Koninkrijkszalen ontstaan”, zegt het bijkantoor. Wat de plaatselijke broeders in het stadje Segovia, niet ver van Medellín, hebben gedaan, illustreert hun bereidheid om iets aan deze noodsituatie te doen.

De districtsopziener berichtte: „Er is in Segovia slechts een handjevol verkondigers, 32 in totaal. Zeventien van hen zijn zusters, allemaal zeer harde werkers. Een jaar geleden kocht dit kleine groepje broeders en zusters een stuk grond, begon hun eigen metselblokken te maken en verzamelde andere materialen voor de bouw van een Koninkrijkszaal. De kringopziener had hen kort nadat het stuk grond gekocht was, bezocht. Wat was hij verrast toen hij bij zijn volgende bezoek, vijf maanden later, een kant-en-klare zaal aantrof! Al het werk was op zaterdagen, zondagen en ’s avonds gedaan.” De zaal beschikt zelfs over voldoende ruimte en zitplaatsen om er een kleine kringvergadering te houden. Op de eerste kringvergadering die daar werd gehouden, waren 263 aanwezigen, en er werden 5 personen gedoopt.

Een vulkaanuitbarsting die gevolgd werd door een doodaanbrengende modderstroom, verwoestte het gebied rond Armero (Colombia). Onze wereldomvattende broederschap bood spontaan hulp. Nadat er in de fysieke behoeften van de overlevenden was voorzien, gaf het Besturende Lichaam het bijkantoor toestemming om het overige geld te gebruiken om zorg te dragen voor de geestelijke belangen van de broeders en zusters. Dientengevolge werden er in het door de vulkaanuitbarsting geteisterde gebied geschikte Koninkrijkszalen gebouwd zodat het geestelijke onderwijsprogramma zonder onderbreking voortgang kon vinden.

De gemeente van La Dorada ontving met nog twee andere gemeenten internationale hulp bij de bouw van een nieuwe Koninkrijkszaal. Veel van de bouwwerkzaamheden werden door zusters en geïnteresseerden verricht, aangezien er in die gemeente maar zes gedoopte broeders waren. Een groep broeders uit Bogotá bood echter liefdevolle hulp. En in minder dan een week had La Dorada een nieuwe Koninkrijkszaal. De bouw begon op donderdag, en op de maandagavond daarna hadden zij hun eerste vergadering, met 200 aanwezigen. Er werden ook regelingen getroffen voor nieuwe zalen in Mariquita en Lérida. Veel Colombianen die de verwoestingen van de neerstortende muur van vulkanische modder hebben overleefd, zoeken nu de verfrissende waarheidswateren.

Ten einde zorg te dragen voor een grote menigte aanbidders in Argentinië werden er in de loop van het dienstjaar 121 nieuwe gemeenten gevormd — gemiddeld tien gemeenten per maand! Op veel plaatsen zijn de Koninkrijkszalen te klein, en op andere plaatsen vergaderen vier of vijf gemeenten in hetzelfde gebouw. Het bijkantoor heeft een Koninkrijkszalenfonds in het leven geroepen en binnenkort zullen de eerste verzoeken om leningen voor nieuwe zalen worden ingewilligd. Er worden momenteel speciale regelingen getroffen om de arbeidskrachten en de bijdragen van de gemeenten te bundelen ten einde een aantal Koninkrijkszalen te voltooien en vervolgens met het bouwen van nieuwe zalen te beginnen.

Het bijkantoor van Sri Lanka heeft dit afgelopen dienstjaar drie nieuwe gemeenten georganiseerd, waarvan één in het door politieke onrusten getroffen noorden. Vijf gemeenten hebben hun eigen Koninkrijkszaal gebouwd. De zaal in Chilaw werd voltooid met de hulp van broeders die uit de Bondsrepubliek Duitsland op bezoek waren gekomen.

Een kringopziener in Kerala (India) bericht dat twee gemeenten onlangs hun eigen Koninkrijkszaal hebben gebouwd. Eén daarvan biedt plaats aan 120 personen. Binnen dit eerste jaar nam het aantal aanwezigen zo snel toe dat de gemeente de vergaderingen tweemaal moet houden op verschillende tijden.

In Taiwan is het een wezenlijk probleem om aan Koninkrijkszalen te komen, aangezien gemeenten heel moeilijk geschikte ruimten kunnen huren, vooral in de steden. Wanneer er een geschikte plaats wordt gevonden, verhoogt de eigenaar vaak na het eerste jaar de huur zodanig dat de broeders naar een andere gelegenheid moeten uitzien. Gedurende de afgelopen paar jaar zijn acht gemeenten — dat wil zeggen 38 procent van het totale aantal gemeenten — ofwel verhuisd naar een nieuwe Koninkrijkszaal of bezig met de aanschaf van een eigen pand. Gemeenten in grotere steden kopen verscheidene aan elkaar grenzende appartementen op dezelfde verdieping van een gebouw en bouwen ze dan om tot een Koninkrijkszaal.

In de Verenigde Staten was het aantal gemeenten aan het eind van dit dienstjaar met 211 toegenomen. Dat is een gemiddelde van vier nieuwe gemeenten per week! Vanwege deze toename zijn er meer Koninkrijkszalen nodig. Tegen december 1987 was er door het Koninkrijkszalenfonds van het Genootschap geld beschikbaar gesteld voor de bouw van 387 Koninkrijkszalen. Gedurende dit afgelopen dienstjaar hebben 108 zalen voordeel getrokken van dit fonds.

SNELBOUW-KONINKRIJKSZALEN ZIJN OVERAL

De gedachte om Koninkrijkszalen zo te bouwen dat ze in slechts een paar dagen kant en klaar zijn voor het houden van vergaderingen, vond haar oorsprong in de Verenigde Staten. Gedurende de afgelopen tien jaar werd het idee verder uitgewerkt en de uitvoering ervan beter georganiseerd. Tegen 1987 had dit idee over de hele wereld vrucht gedragen. In het weekeinde van 26-28 juni 1987 bijvoorbeeld begonnen en voltooiden de Getuigen in Nieuw-Zeeland te Cambridge op het Noordeiland het werk aan de eerste snelbouw-Koninkrijkszaal in dat land — en dit bleef niet onopgemerkt.

„Nagenoeg een wonderproject”, luidde de kop op de voorpagina van de Cambridge Edition, de plaatselijke krant. Het bijgaande artikel vervolgde: „Op vrijdag leek het wel of de hele wereld naar Arnold Street gekomen was. Zo’n 800 Jehovah[’s] Getuigen vanuit het hele Noordeiland stroomden samen op een bouwterrein en begonnen aan iets te werken dat nagenoeg een wonder was. Zij hadden zich ten doel gesteld in twee en een halve dag een Koninkrijkszaal, compleet met een fraai aangelegde tuin, te bouwen. En zij slaagden erin! Het meest verbijsterende aspect van de onderneming was misschien wel de wijze waarop alles georganiseerd was en de absolute rust waarmee alles in zijn werk ging.”

In Belize had een groepje van dertien verkondigers een bezoekersaantal van dertig of veertig op hun vergaderingen in San Pedro (Ambergris Cay), maar zij hadden geen Koninkrijkszaal. Zij hielden hun vergaderingen bij een broeder thuis op de waranda, dus besloten zij een Koninkrijkszaal te gaan bouwen volgens de snelbouw-methode. Er moesten echter allerlei obstakels uit de weg geruimd worden. Aangezien zij op een geïsoleerd eiland zaten, zo’n 60 kilometer van de stad Belize af, zouden zij ieder onderdeel van hun Koninkrijkszaal naar het eiland moeten vervoeren. Zo’n project was in Belize nog nooit eerder uitgevoerd. Zij waren van plan plaatselijke houtsoorten te gebruiken, die de elementen kunnen trotseren maar wel heel hard zijn. Er zouden gaten in geboord moeten worden voordat de delen konden worden vastgespijkerd. Alle werkers aan het bouwproject zouden met de boot of per vliegtuig moeten overkomen. Jehovah’s zegen was duidelijk, want de Koninkrijkszaal werd gebouwd, en bij de inwijding waren 247 aanwezigen.

In september 1986 zou in Denemarken de eerste snelbouw-Koninkrijkszaal worden opgetrokken. Kranten, radio en televisie gaven een gunstig verslag over de gebeurtenis. Sedertdien is het jaar ’gekroond met goedheid’ doordat er nog eens zeven snelbouw-zalen gebouwd zijn.

In Nederland werd lange tijd gedacht dat het vanwege de wettelijke voorschriften en bepalingen niet mogelijk zou zijn daar in twee dagen een Koninkrijkszaal te bouwen. Maar de medewerking van de autoriteiten en de bereidwilligheid van de broeders maakten de eerste snelbouw-zaal in dat land tot een enorm succes. Als gevolg hiervan werd er in dat deel van Europa veel belangstelling voor de Koninkrijksboodschap gewekt.

Twaalf van de twintig gemeenten in Luxemburg waren gedurende het afgelopen dienstjaar betrokken bij werkzaamheden aan nieuwe Koninkrijkszalen of bij het uitbreiden van reeds bestaande zalen. Dit behelsde 60 procent van de gemeenten in het land. België, even ten noorden van Luxemburg, heeft tot dusver twee regionale bouwploegen die zes snelbouw-zalen hebben opgetrokken, en er staan nog meer projecten op stapel. Wat een redenen voor verheuging!

Canada, waar het werk eveneens fijn groeit, bouwde in de loop van het jaar elf Koninkrijkszalen. Tot nu toe heeft Canada een totaal van 120 snelbouw-Koninkrijkszalen. Negen hiervan zijn dubbele zalen. Er is gewerkt aan een nieuwe congreshal in Montreal, die volgens de plannen tegen het einde van 1987 klaargekomen moet zijn. Canada heeft nu acht congreshallen.

De Bondsrepubliek Duitsland heeft elf bouwcomités. Gedurende het afgelopen dienstjaar zijn er negentien snelbouw-zalen opgetrokken. Daarnaast zijn er 62 gewone Koninkrijkszalen gebouwd of nog in aanbouw. Jehovah heeft dit dienstjaar niet alleen gekroond met snel verlopende bouwwerkzaamheden aan 81 Koninkrijkszalen, maar ook met de inwijding van de negende congreshal. Alle kringen in de Bondsrepubliek zijn nu dus ondergebracht in prachtige congreshallen, die ook gebruikt worden voor anderstalige districtscongressen.

Engeland heeft nu vijf congreshallen — voldoende voor 75 procent van de Koninkrijksverkondigers in dat land.

Het afgelopen dienstjaar bracht voor Jehovah’s volk in Noorwegen nieuwe hoogtepunten in verkondigers. Deze toename heeft echter een dringende behoefte aan Koninkrijkszalen doen ontstaan. „Tot nu toe hebben wij 25 snelbouw-Koninkrijkszalen voltooid, die de belangstelling van de pers en het publiek hebben getrokken”, bericht het bijkantoor. In één Noorse stad bijvoorbeeld gingen de broeders naar de plaatselijke bouwcommissie om bepaalde kwesties in verband met de bouw te verduidelijken. Voordat zij weggingen, vertelden zij van hun plannen om de zaal in drie dagen te bouwen. Toen de broeders de trap afliepen, hoorden zij hoe allen op het kantoor in een daverend gelach uitbarstten. De functionarissen konden gewoon niet geloven dat het mogelijk was in slechts drie dagen zo’n groot gebouw op te zetten!

Het werk aan de zaal vorderde nog sneller dan gepland. Vrijdag rond het middaguur zat het dak erop en waren de metselaars half klaar met hun werk. Toen kwam een van de functionarissen die zo gelachen hadden, in zijn auto voorbijrijden en zag wat er gebeurde. Hij haastte zich opgewonden naar het kantoor en zei: „Jongens, ze redden het!”

Al de functionarissen voelden zich in verlegenheid gebracht en waren het met elkaar eens dat zij op de een of andere manier hun verontschuldiging moesten aanbieden. Eén staflid was de leider van een muziekkorps dat uit employés bestond die op het gemeentehuis werkten. Hij stelde voor dat zij op zaterdag naar het bouwterrein zouden gaan om voor Jehovah’s Getuigen te spelen en op die manier hun ’excuses aan te bieden’. Allen stemden hiermee in. Dus zagen de 180 broeders en zusters tot hun verbazing een muziekkorps de straat binnenkomen dat op het bouwterrein halt hield en verscheidene melodieën speelde om hun een plezier te doen.

’HET GOEDE NIEUWS WETTELIJK BEVESTIGEN’

Het afgelopen dienstjaar was een en al actie. Onze broeders hebben de uitdaging aanvaard de prediking van het goede nieuws wettelijk te bevestigen. — Fil. 1:7.

Betreffende de eilanden in de Stille Zuidzee die tot Vanuatu behoren, schrijft het bijkantoor van Nieuw-Caledonië over een markante gerechtelijke overwinning inzake de bouw van een Koninkrijkszaal. De Raad van Protestantse Kerken verzette zich krachtig tegen dit project. Ondanks het feit dat de broeders een huurcontract voor de grond hadden gekregen en alle plannen voor het verkrijgen van een bouwvergunning tot in details hadden uitgewerkt, ontvingen zij een brief van de regering waarin stond dat het vanwege de tegenstand van de kerken onmogelijk zou zijn zulke faciliteiten te bouwen. Over dit probleem werd een brief geschreven aan de eerste minister. Er gingen maanden voorbij voordat de plaatselijke gemeente antwoord van de premier ontving, met toestemming om de bouw voort te zetten.

Meer en meer wordt iemands persoonlijke godsdienstige overtuiging gebruikt om beslissingen van de rechtbank inzake de voogdij over kinderen te beïnvloeden. In Alaska bijvoorbeeld eiste een ongelovige echtgenoot de voogdij over een kind op, omdat hij niet wilde dat zijn zoon als een van Jehovah’s Getuigen opgevoed zou worden. Onze zuster verklaart:

„Toen ik Jehovah met geheel mijn ziel verkoos te dienen, vroeg mijn man echtscheiding aan. Hij was tegen onze geloofsovertuiging inzake het juiste gebruik van bloed [Hand. 15:28, 29]. Mijn advocate was ook al niet zo erg te spreken over ons standpunt inzake bloed, maar doordat ik het boek Redeneren aan de hand van de Schrift gebruikte, werd zij op dit punt zeer welwillend. Zij verklaarde dat nu zelfs zij zich wel drie- of viermaal zou bedenken voordat zij zou toestaan dat haar eigen kinderen bloed kregen. Zij vroeg of het Redeneren-boek in de rechtszaal gebruikt kon worden. Dus toen ik in de getuigenbank stond, gebruikte ik bijna woordelijk de gegevens uit het Redeneren-boek. Het resultaat? Mij werd de voogdij over mijn zoon toegewezen. De volgende dag vaardigde de rechter een gerechtelijk bevel uit waarin stond dat ingeval mijn zoon tijdens een bezoek aan zijn vader een ongeluk zou overkomen, zijn vader het medisch personeel moest inlichten dat mijn zoon het geloof van Jehovah’s Getuigen aanhing en dat zij geen bloed mochten gebruiken maar naar alternatieve methoden moesten zoeken.”

In de Verenigde Staten stelt de wettelijke afdeling van het Genootschap de Koninkrijksverkondigers die met een voogdijkwestie te maken krijgen, een informatiepakket ter beschikking dat gunstige rechterlijke uitspraken bevat alsook suggesties over de wijze waarop een proces gevoerd kan worden. Het pakket is van groot nut geweest en heeft sommige verkondigers geholpen de voogdij over hun kinderen te behouden toen er door hun huwelijkspartner, die tegen de waarheid gekant was, een echtscheidingsprocedure op gang was gebracht. Eén verkondiger schrijft: „Ik vond dat het pakket met rechtszaken een aanmoediging voor mij was, daar het heel duidelijk liet zien hoe Jehovah voor zijn dienstknechten op aarde zorgt en zich om hen bekommert. Ik was ook dankbaar voor de suggesties in verband met de wijze waarop een proces gevoerd kan worden. Die bleken zeer nuttig te zijn.”

Het bijkantoor van Canada bericht: „Wij hebben òf bij rechterlijk vonnis òf bij minnelijke schikking tien voogdijzaken gewonnen.” De processen werden aanhangig gemaakt ter bescherming van de rechten die de gelovige ouders bezitten om hun kinderen godsdienstonderricht te geven en hen mee te nemen naar gemeentevergaderingen — rechten die sommige ongelovige ouders en aan lagere rechtbanken verbonden rechters hebben trachten te ontkennen. Onze broeders hebben ook gepleit in elf gevallen waarin artsen hebben geprobeerd patiënten onder dwang bloedtransfusies toe te dienen. Bij één geval was een volwassene betrokken en de andere betroffen minderjarigen wier ouders om een alternatieve medische behandeling hadden verzocht.

In Denemarken hebben twee artsen die geen Getuige zijn, in Ugeskrift for læger (een medisch weekblad) de kwestie inzake Jehovah’s Getuigen en bloedtransfusie aangesneden. De artsen verzochten om duidelijke richtlijnen van de verantwoordelijke autoriteiten. Hoewel tegen hun wil in, hebben de gezondheidsinstanties te kennen gegeven dat er, zelfs als de patiënt zou sterven, geen vervolging van overheidswege zal worden ingesteld tegen artsen die de weigering van de Getuigen om bloed te nemen, wensen te respecteren.

In Korea komt het nog steeds tot scherpe confrontaties met bepaalde artsen en ziekenhuizen over de bloedtransfusiekwestie. Maar er zijn enkele doorbraken geweest. Het medische nieuwsblad Hu Saing Bo maakte in zijn uitgave van 20 oktober 1986 melding van de succesvolle open-hartoperatie zonder bloed op een achtjarig zoontje van een van Jehovah’s Getuigen. Dr. Park Young-kwan zei: „Er is in Korea tot op heden te veel bloed gebruikt in de open-hartchirurgie. Wij moeten in dit land de werkwijze ontwikkelen om open-hartchirurgie uit te voeren met zo weinig mogelijk of geheel geen bloed.” Het nieuwsartikel meldde dat het Buchun Sejong-ziekenhuis open-hartchirurgie wil gaan verrichten zonder voor welke patiënt maar ook bloed te gebruiken. Het is aanmoedigend te weten dat succesvolle open-hartoperaties zijn uitgevoerd op kinderen van Jehovah’s Getuigen.

De wettelijke strijd kan in de gerechtshoven gewonnen of verloren worden. Maar wat telt, is wie de uiteindelijke strijd wint. Die uitslag staat vast. Er kan maar één winnaar zijn — Jehovah God, wiens naam en woord gerechtvaardigd zullen worden.

Afrika spreekt

De psalmist zei: „Uit de mond van kinderen en zuigelingen hebt gij sterkte gegrondvest” (Ps. 8:2). De achtjarige Moses uit Sierra Leone is hier een mooi voorbeeld van. Hij heeft plezier in de velddienst en treft vaak zelf regelingen om met anderen in de gemeente samen te werken. Maar iets zat hem dwars. Hij moest altijd tijdschriften en brochures voor de velddienst lenen. Hoe zou hij toch aan eigen lectuur kunnen komen, daar zijn ouders hem geen zakgeld gaven? Zonder dit dilemma met ook maar iemand te bespreken, besloot hij het zo te doen — hij zou wat sparen van zijn lunchgeld voor school! Na drie dagen had hij genoeg geld gespaard voor drie brochures. Wat gaat hij met het geld doen als hij de brochures verspreidt? Moses antwoordt: „Nou, ik ga ermee naar de Koninkrijkszaal en haal weer wat!”

„Vurig van geest” is een goede beschrijving van Jehovah’s volk in Liberia (Rom. 12:11). Er was een nieuw hoogtepunt van 1576 verkondigers die bericht inleverden — een toename van 20 procent boven het gemiddelde van vorig jaar. Het aantal van 8254 bezoekers op de Gedachtenisviering is een opwindende graadmeter voor de mate van belangstelling die in het land voor de Koninkrijksboodschap wordt getoond.

Een prikkel tot grotere activiteit in de bediening werd gevormd door de inwijding van hun nieuwe bijkantoor in maart jongstleden. Voor het inwijdingsprogramma werd een nieuw sportstadion uitgekozen dat door Chinezen was gebouwd. Dit was de eerste keer dat de faciliteiten voor een godsdienstig evenement werden gebruikt. Hoe zou de atheïstische Chinese directie reageren? Toen zij zagen hoe de 2126 aanwezigen zich gedroegen, zei een vertegenwoordiger van de directie: „Wij kunnen zien dat jullie zo iets eerder bij de hand hebben gehad. Op elk tijdstip dat jullie willen terugkomen, zijn jullie van harte welkom.”

Twee dagen voor de Gedachtenisviering stond een gemeente in Liberia voor een echt probleem. Hun gebruikelijke vergaderplaats was gereserveerd voor een werelds evenement en het enige alternatief was een lege hal zonder stoelen. Er werden meer dan 400 bezoekers verwacht, dus benaderden de broeders de plaatselijke scholengemeenschap waar zij al eens eerder stoelen hadden geleend. Hun verzoek werd vierkant van de hand gewezen. Zij kregen te horen dat er door andere groepen te veel stoelen waren gestolen. En een keer had een religieuze groepering de stoelen een heel weekeinde buiten laten staan.

Al het gesmeek van onze broeders baatte niet. De autoriteiten waren onvermurwbaar. Uiteindelijk deed een groep broeders na afloop van de velddienst nog een laatste beroep op de directrice van de scholengemeenschap. Een broeder legde haar uit dat Jehovah’s Getuigen goed georganiseerd en eerlijk zijn en dat het op onze bijeenkomsten niet ongewoon is dat als iemand een dubbeltje kwijt is, het bij Gevonden voorwerpen teruggevonden kan worden. Hij betoogde dat wanneer de stoelen bij deze gelegenheid door Jehovah’s Getuigen zouden worden gebruikt, er zich beslist geen problemen zouden voordoen.

Ondanks dit pleidooi bleef de directrice onbewogen. Op dat moment werd de stilte verbroken toen het zes en een halfjarige neefje van een van de broeders vanaf het voorerf van de directrice binnen kwam rennen en opgewonden zei dat hij in de tuin geld had gevonden. Hij gaf een vijfdollarbiljet aan zijn oom, die het aan de verblufte directrice overhandigde. „Als een van mijn eigen kinderen dit geld had gevonden,” bekende zij, „zouden zij het in hun zak hebben gestoken en het als hun door God gegeven ’geluk’ hebben bezien.”

De broeders kregen toestemming om alle beschikbare stoelen te gebruiken. Zij zou deze daad van eerlijkheid aan haar religieuze gebedsgroep vertellen, en als leden van een andere religieuze groep haar zouden vragen waarom zij de broeders het gebruik van de stoelen had toegestaan, dan zou zij antwoorden dat Jehovah’s Getuigen eerlijk zijn en dat zij wist dat zij er goed voor zouden zorgen. De 474 aanwezigen hadden een aangename Gedachtenisviering en alle stoelen werden diezelfde avond teruggebracht.

In Zuid-Afrika heeft een voormalige vervolger van Jehovah’s Getuigen de waarheid aanvaard. Toen deze man en zijn vrienden op een dag over de politiek zaten te praten, onderbrak een broeder beleefd hun gesprek en liet hen met de bijbelse zienswijze over dit onderwerp kennis maken. De mannen, verlangend naar meer inlichtingen, bombardeerden hem met vragen. Een van de mannen toonde een levendige belangstelling voor de antwoorden uit de bijbel. Toen de broeder hem thuis bezocht, zei hij: „Ik wil echt graag de bijbel lezen, maar wie kan mij helpen?” De broeder trof regelingen voor een bijbelstudie aan de hand van het boek U kunt voor eeuwig in een paradijs op aarde leven in het Zoeloe. Al gauw gaf de man bedeesd aan de broeder te kennen dat hij enkele jaren voordien in een land had gewoond waar Jehovah’s Getuigen verboden waren. Toen hij als soldaat in het leger van dat land diende, had hij de Getuigen vervolgd. Nu heeft de waarheid zijn leven veranderd. Hij is een ijverige Koninkrijksverkondiger geworden, die blij is dat hij nu een tas met bijbelse lectuur draagt in plaats van een geweer.

Azië „looft Jah”

„Looft Jah!” is de juichende uitroep waarmee het boek Psalmen besluit (Ps. 150:6). Lees de volgende ervaringen en zie hoe ook de landen in Azië hun dienstjaar met zo’n vreugdevolle uitroep hebben besloten.

Het bijkantoor van Hong Kong heeft gedurende het afgelopen dienstjaar een interessante tendens waargenomen. Verkondigers zijn meer alert op gelegenheden om over de waarheid te spreken. Het gevolg is dat mensen niet alleen luisteren maar er ook snel bij zijn om hun waardering te tonen. Geïnteresseerden gaan al gauw nadat zij begonnen zijn de bijbel te bestuderen, geregeld vergaderingen bezoeken. Neem bijvoorbeeld een jongeman wiens vader stierf. Ten einde enkele kwesties in verband met het overlijden van zijn vader te regelen, gingen de jongeman en zijn moeder naar de firma waar zijn vader in dienst was geweest. Toen een broeder die in het kantoor werkte, zag hoe bedroefd de jongeman was, sprak hij met hem over de hoop van de opstanding en gaf hem een exemplaar van het boek Is dit leven alles wat er is? Niet lang hierna kwam een andere verkondiger bij de jongeman aan de deur en verspreidde hem het boek U kunt voor eeuwig in een paradijs op aarde leven. Gretig las de jongeman het hele boek uit en besloot een vergadering in de Koninkrijkszaal te bezoeken. Hij werd getroffen door de hartelijke manier waarop hij werd verwelkomd en stemde met een huisbijbelstudie in. Na één maand te hebben gestudeerd, ging hij geregeld de vergaderingen bijwonen. Bovendien heeft hij nu het boek Leven — Hoe is het ontstaan? Door evolutie of door schepping? gelezen en op het ogenblik leest hij het boek Wereldomvattende zekerheid onder de „Vredevorst”.

Een bejaarde pionierster uit Japan beschouwt de wachtkamer van het ziekenhuis als haar gebied. Van welke theocratische strategie bedient zij zich? Zij gaat publikaties van het Genootschap zitten lezen en wacht dan totdat iemand haar aanspreekt en nieuwsgierig vraagt waar haar boeken over gaan. Op een dag zei een stem achter haar: „Wat moet ik doen om een exemplaar te pakken te krijgen?” Ze draaide zich om en zag een jongeman van middelbare-schoolleeftijd. Hij had over haar schouder gegluurd in een poging mee te lezen in de brochure Op zoek naar een vader. „Ik ben ook op zoek naar mijn vader, ziet u”, legde hij uit. De zuster gaf hem de brochure en beloofde hem in het ziekenhuis nog eens op te zoeken. Een paar dagen later trof zij hem weer. Ditmaal moedigde zij hem aan iets te lezen over een andere Vader, Jehovah God. Toen zij verscheidene maanden later weer contact opnam met de jongeman, was zij verrast en in de wolken te vernemen dat hij twee vaders had gevonden — zijn echte vader en de almachtige God Jehovah. De jongeman, zijn moeder en zijn vader bemerkten nu wat een praktische raad er in de brochure stond. Dit had tot gevolg dat het hele gezin met de Getuigen de bijbel begon te bestuderen.

„Dit is voor ons een bijzonder goed jaar geweest”, verklaart het bijkantoor op Taiwan. Hun gemiddelde toename in verkondigers is 13 procent — het hoogste percentage toename dat het bijkantoor sinds 1959 heeft gehad! De Koninkrijkszalen die een jaar geleden op verscheidene plaatsen zijn gebouwd, zijn nu tjokvol.

Om geestelijke vorderingen te kunnen maken, moeten degenen die zich pas met de organisatie verbonden hebben, veranderingen in hun leven aanbrengen. Ter illustratie: Verscheidene vrouwen die in dezelfde fabriek werkten, begonnen met zendelingen te studeren. De uitwerking van de waarheid werd al snel duidelijk. Zij weigerden op vergaderavonden over te werken — iets ongehoords, gezien de lange dagen die de werknemers in de meeste fabrieken maken. Toch kregen zij vanwege hun eerlijkheid en hun voorbeeldige werkgewoonten al gauw meer verantwoordelijkheden. Hun werd de vertrouwenstaak toegewezen de produktierapporten bij te houden.

Er rees in de fabriek een probleem toen alle bijbelstudentes een aanvraag indienden voor vakantie op dezelfde dagen ten einde een districtscongres bij te wonen. Wat was de oplossing? De vrouwen spraken af om iedere dag na afloop van het congresprogramma naar de fabriek te komen en ’s avonds een uur te werken. Het bedrijf bood de vrouwen een volledig dagloon aan voor deze dienst, maar de vrouwen weigerden omdat zij vakantiedagen hadden gevraagd om het congres bij te wonen en geen dagloon voor een uur werk wilden aannemen.

Na hun doop wilden zij graag pionieren en gaven die volle-tijdbaan daarom op in een poging werk te vinden dat beter bij hun schema paste. Hun voormalige baas benaderde de zusters echter en bood elk van hen werk aan voor drie dagen in de week en stemde in met hun voorwaarden: „Geen overwerk op vergaderavonden en vrije dagen voor congressen.” Het bedrijf rekende uit dat het geld zou besparen als de zusters weer in dienst werden genomen. Hoe dat zo? Omdat zij heel goed zonder opzichter konden werken. Zij zouden ook niet stelen. De baas trok de conclusie dat als de Getuigen zo getrouw zijn aan hun God, zij zeker ook in het bedrijf betrouwbaar zouden zijn.

Het bijkantoor van de Filippijnen bericht: „Van het eiland Mindanao komt de volgende ervaring inzake het bewaren van rechtschapenheid op de plaats waar men werkt. Een jonge zuster in de stad Davao werkte als secretaresse op het bureau van de burgemeester. Zij was gewetensvol in haar werk, was vroeg aanwezig en lanterfantte niet onder werktijd. Zij was echter niet in vaste dienst, dus kwam na een zekere tijd verlenging van het dienstverband aan de orde. Haar directe afdelingschef deed geen aanbeveling tot een voortzetting van haar werkzaamheden op die post. In plaats daarvan bood hij haar promotie aan, mits zij een immorele verhouding met hem zou aangaan. Dit wees zij vierkant van de hand, hoewel dat het verlies van haar werk zou betekenen. Zij stelde volledig vertrouwen in Jehovah en werd beloond. Dat zij haar werelds werk zo goed verrichtte, werd door andere ambtenaren opgemerkt. Zij gaven haar een overplaatsing naar een ander overheidskantoor in een hogere positie en met meer salaris.”

Maleisië boekt nieuwe hoogtepunten in de meeste takken van dienst. Hoewel de politieke en economische situatie instabiel is, horen oprechte, met schapen te vergelijken personen de stem van de Voortreffelijke Herder. Er werd bijvoorbeeld een bijbelstudie begonnen met een dame van Europees-Aziatische afkomst en haar zoons. Zij leefden in armoede omdat haar man niet in staat was het gezin te onderhouden. Ook was haar oudste zoon sinds zijn kinderjaren door demonen bezeten. Ten einde hulp te krijgen, raadpleegde de moeder vaak Chinese Tao-mediums en Maleisische medicijnmannen (bomons). Om zich tegen demonenaanvallen te beschermen, droegen trouwens allen in het gezin, ook de vader, een talisman (tangkal). Toen het gezin besefte dat Jehovah een afschuw heeft van alles wat ook maar naar spiritisme riekt, deden alle gezinsleden, op de vader na, direct hun „beschermende” amuletten weg. Dat de vader dit niet deed, wreekte zich onmiddellijk aangezien hij weer met een aanval van demonen te maken kreeg. Deze keer echter riep de moeder Jehovah’s naam uit en bad een half uur lang hardop. Uiteindelijk hield de aanval op. Daarna deed de vader ook zijn tangkal weg. Een week later kreeg hij een baan, en de financiële situatie van het gezin begon beter te worden. De man en de vrouw beseften ook dat zij hun huwelijk moesten legaliseren, en het hele gezin gaat nu goed vooruit in de waarheid.

De uitbarstingen van felle gewapende strijd die de rust van Sri Lanka verstoren, hebben Jehovah’s Getuigen in dat land niet ontmoedigd. Zij hebben een toename van 13 procent in het gemiddelde aantal Koninkrijksverkondigers bereikt. Het is waar dat de gevechten ertoe hebben geleid dat sommige Getuigen bezittingen hebben verloren, maar tot nu toe heeft geen van hen lichamelijk letsel opgelopen. Door de tijden en plaatsen aan te passen aan de omstandigheden en de van regeringswege ingestelde avondklok, hebben zij alle gemeentevergaderingen kunnen houden. Dit gold ook voor de kringvergaderingen en districtscongressen, alsmede voor een pioniersschool die in het door oorlog verscheurde noorden plaatsvond.

In de oorlogsgebieden in het noorden en het oosten zijn verkondigers toch een aantal keren door het oog van de naald gekropen. Mensen hebben loopgraven aangelegd en die met zandzakken afgedekt, zodat zij plaatsen hebben om dekking te zoeken wanneer er bommen vallen en er met machinegeweren vanuit helikopters wordt geschoten. Verschillen in religie en kaste worden snel vergeten als mensen ter bescherming in deze schuilplaatsen duiken. Tijdens een bombardement riepen hindoes die in een loopgraaf ineengedoken zaten tot hun god Muragah om hulp. Een van hen, die over Jehovah had geleerd, zei hun dat zij tot Jehovah moesten roepen, omdat hij de enige God was die hen zou kunnen redden. Snel deden zij dit allemaal.

Eveneens op Sri Lanka kwam een jonge pionierster bij een bejaarde methodist aan de deur die bezwaar maakte tegen haar bezoek door te zeggen: „Moet een meisje als jij mij uit de bijbel onderwijzen?” De pionierster antwoordde: „Ik ben echt niet gekomen om u te onderwijzen, maar om iets met u te delen wat ik heb geleerd en wat mij zo blij heeft gemaakt dat ik het anderen gewoon moet vertellen.” Het antwoord van de pionierster wekte de belangstelling van de oude man op. „Vertel me dan eens wat je hebt geleerd”, zei hij. „Ik heb geleerd hoe ik voor eeuwig kan leven”, antwoordde de pionierster. Zij werd binnengenodigd en er werd uitvoerig over schriftuurlijke aangelegenheden gesproken. De bejaarde man krijgt nu bijbelstudie van de pionierster.

Latijns-Amerika ’doet het werk van een evangelieprediker’

„Actief” is het woord dat een goede beschrijving geeft van onze broeders die in Midden- en Zuid-Amerika wonen. Zij hebben zich het afgelopen dienstjaar zeer druk beziggehouden met „het werk van een evangelieprediker”, zoals de volgende ervaringen duidelijk tonen. — 2 Tim. 4:5.

Brazilië noteert opnieuw een jaar van expansie, zowel in het aantal Koninkrijksverkondigers alsook, wat nog belangrijker is, in de kwaliteit van hun bediening. Het bezoekersaantal tijdens de Gedachtenisviering lag met 657.784 aanwezigen 23 procent hoger dan in 1986. Er werden zes nieuwe hoogtepunten in verkondigers bereikt, met inbegrip van het laatste topaantal van 216.216. Ook vormden de 261.423 huisbijbelstudies die werden geleid een nieuw hoogtepunt.

De kwaliteit bleek duidelijk uit het toenemende aantal Koninkrijksbekendmakers dat de volle-tijddienst inging en de vele verkondigers die verre reizen maakten om nieuwe gebieden te openen. Gedurende het jaar werden tien hoogtepunten in het aantal gewone pioniers geregistreerd. Meer dan 750 verkondigers besteedden weekeinden en vakanties in minstens 110 voordien onbewerkte steden, met verbazingwekkende resultaten. Er werden duizenden stuks lectuur verspreid en tientallen bijbelstudies opgericht, terwijl er ook een aantal openbare lezingen werden gehouden. De volgende brief is kenmerkend voor de reactie van geïnteresseerde personen uit deze gebieden:

„Ik ben erg blij dat jullie twee jongedames naar mijn stad hebben gestuurd, want hierdoor heb ik Jehovah’s organisatie leren kennen. Zij waren voor mij een ware zegen van Jehovah. Het spijt me te vernemen dat zij ons spoedig zullen verlaten. Alsjeblieft, lieve broeders, als het ook maar enigszins mogelijk is, laat hen dan nog een poosje bij ons blijven. — R.M.P.”

Een hoogtepunt voor Brazilië in het afgelopen dienstjaar was de vrijgave van de nieuwe, grote New World Translation Reference Bible in het Portugees. Verscheidene kranten en tijdschriften schreven er een artikel over. Veja, een bekend opinieblad in São Paulo, publiceerde een artikel met de kop: „JEHOVAH’S BIJBEL — De meest volledige vertaling van de Schrift uitgegeven”, waarin onder meer stond:

„Vorige week hebben Jehovah’s Getuigen in Brazilië de bijbel met een ongekende hoeveelheid kanttekeningen en parallelle teksten uitgegeven. De Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift, zoals de titel van deze bijbel luidt, werd in de Verenigde Staten met behulp van computers opgezet en in één deel van 1600 bladzijden uitgegeven. In Brazilië heeft [de nieuwe bijbel] een eerste oplage van 50.000 exemplaren, wat uitmuntend is. Een goede landelijke editie heeft een gemiddelde oplage van 5000 exemplaren.”

In Brazilië zijn uitstekende resultaten bereikt met de in vier kleuren gedrukte tijdschriften. Nooit tevoren werden er zo veel abonnementen aan het bijkantoor opgestuurd: 49.154 in één maand. Vicente, een treinmachinist, reist een groot gedeelte van de tijd en is beperkt in zijn van-huis-tot-huisbediening. Hij las in De Wachttoren dat een zuster 59 abonnementen had afgesloten door ze aan haar collega’s op het werk aan te bieden. Daarom besloot hij het ook eens te proberen. Hij stelde zich ten doel in april tien abonnementen af te sluiten. „Ik was werkelijk helemaal ondersteboven”, schreef hij. „Ik bereikte mijn doel in twee dagen! Dus verhoogde ik het tot twintig, maar bereikte dat in zeven dagen. Een derde doel van dertig werd op de helft van de maand bereikt. Dus stelde ik mij ten doel er net zoveel af te sluiten als de zuster over wie ik die ervaring had gelezen. Stelt u zich mijn vreugde eens voor toen ik voor die maand 68 abonnementen kon rapporteren!”

Toen een andere broeder hoorde hoe de ouderlingen tot de hulppioniersdienst aanmoedigden, gaf hij zich op voor maart. Hij genoot er zo van, dat hij er in april mee doorging, en in die twee maanden sloot hij 79 abonnementen af, het merendeel daarvan op de plaats waar hij werkte.

Zelfs een vierjarig meisje deed haar deel. Een vriend kwam een paar dagen bij het gezin logeren. Op een dag wilde deze gast wat lezen en vroeg een beetje klagerig: „Is er in dit huis niets te lezen?” De jonge Getuige, met de handjes op haar heupen, kaatste terug: „Er is in dit huis dus niets te lezen? Wacht maar eens even.” Zij rende naar de kamer van haar moeder, klom op een stoel en greep een stapel van haar moeders tijdschriften, De Wachttoren en Ontwaakt! Zij bracht ze bij de bezoeker en zei: „Kijk eens of er niets te lezen is!” De vriend vond de tijdschriften zo mooi dat het jonge meisje zei: „Als je wilt, kun je ze thuis over de post krijgen.” Het resultaat: twee abonnementen.

Aan de bouw van het bijkantoor in Ecuador werkten het afgelopen dienstjaar vertegenwoordigers van dertien verschillende nationaliteiten. Het hoogtepunt voor de vrijwillige bouwvakkers was de tijd die zij, ondanks de taalbarrière, in de velddienst besteedden. Niet-overdekte markten, busstations en de straten waren voor hen ideale plaatsen om getuigenis te geven. Vaak is gewoon het laten zien van een van de geïllustreerde boeken, zoals Mijn boek met bijbelverhalen, of een kleurrijke brochure al voldoende om de aandacht van grote groepen mensen te trekken. Een groep van acht broeders uit de bouwploeg predikte op een zekere morgen op de markt en verspreidde 73 boeken, 51 brochures en 30 tijdschriften. Een andere keer gaf een groep van vier getuigenis op het busstation en verspreidde 133 brochures en 13 boeken. Zij hadden meer lectuur kunnen verspreiden, maar waren door hun voorraad heen.

Net toen het dienstjaar begon, werd San Salvador, de hoofdstad van El Salvador, door een aardbeving getroffen. Ten minste veertien broeders, alsmede een aantal geïnteresseerden, kwamen om het leven. Veel Koninkrijkszalen en particuliere huizen stortten in. De grootste uitwerking die de aardbeving op de mensen had, was niet het leed om het materiële verlies, maar de emotionele schok die erdoor veroorzaakt werd. Daar komt nog bij dat de mensen gebukt gaan onder het aanhoudende politieke geweld dat het land teistert. Ook worden water en elektriciteit herhaaldelijk voor lange periodes gerantsoeneerd, terwijl de op hol geslagen inflatie het geld van de mensen vliegensvlug in waarde doet afnemen.

In deze trieste atmosfeer zijn de broeders geestelijk toch optimistisch, omdat het bijkantoor hen druk bezig doet zijn met theocratische werkzaamheden. Voor de gemeenteleden die door de aardbeving hun huis waren kwijtgeraakt, werd hulp georganiseerd. Koninkrijkszalen werden hersteld. Toen bracht december een grote geestelijke stimulans — vier „Goddelijke vrede”-districtscongressen. Het totale bezoekersaantal was 30.003 en er werden 521 gedoopt. De Gedachtenisviering werd door 58.933 personen bijgewoond — bijna viermaal zoveel als het hoogtepunt van 16.041 verkondigers.

Noord-Amerika en de Caribische eilanden ’leggen getuigenis af’

Voor Jehovah’s aardse dienstknechten maakt het geen verschil of mensen rijk of arm, groot of klein zijn; zij zullen ermee voortgaan aan alle mensen „getuigenis af te leggen” (Hand. 26:22). Sommige huisbewoners vragen zich wellicht af waarom wij blijven terugkomen nadat zij ons hebben verteld dat zij geen belangstelling hebben. Maar er zijn zeer goede redenen waarom wij terugkomen. Beschouw dit voorbeeld uit Canada eens:

Een vrouw die door twee Getuigen werd bezocht, maakte heel duidelijk dat zij niets te maken wilde hebben met onze religie. Later, onder het verrichten van huishoudelijke karweitjes, begon zij over de Getuigen na te denken. Er kwamen vragen bij haar op over onze geloofsovertuigingen. Zij stapte daarom in haar auto en reed straat in, straat uit, op zoek naar de twee Getuigen. Zij waren nergens te vinden. Toen reed zij naar het huis van haar vriendin, met de gedachte dat zij haar vriendin misschien hadden bezocht. Zij kreeg echter te horen dat zij daar niet waren geweest. Maar haar vriendin zei wel dat er een Getuige bij haar op het werk was en bood aan om de twee vrouwen bij elkaar te brengen. De zuster met wie contact opgenomen werd, legt uit:

„Ik was erg verrast toen er bij mijn eerste bezoek vijf vrouwen aanwezig waren, die mij bestookten met vragen als: ’Waarom noemen jullie je Jehovah’s Getuigen?’ ’Waarom gaan jullie van deur tot deur?’ en ’Geloven jullie in Jezus?’ Ik ben drie uur bezig geweest om hun vragen te beantwoorden. Sinds dat eerste bezoek ben ik gemiddeld drie keer per maand terug geweest en was daar iedere keer met vijf tot vijftien personen bijeen.”

In zes maanden tijd verspreidde onze zuster bij die groep 313 tijdschriften, 171 brochures en 272 boeken. Maar nu zegt de zuster: „Ik doe er alles aan om de groep aan te moedigen profijt te trekken van ons programma voor persoonlijke huisbijbelstudie.” Het zal heel interessant zijn te zien wat hieruit voortkomt.

De scholen vormen vruchtbare grond voor het zaaien van het Koninkrijkszaad. Een jonge Getuige uit Canada zegt over het boek Leven — Hoe is het ontstaan? Door evolutie of door schepping?: „Ik besloot het zo op mijn tafel te zetten dat de andere leerlingen het goed konden zien. Vijf kwamen erop af om het te bekijken. Ik heb de verschillende interessante kenmerken van het boek laten zien. Drie leerlingen vroegen mij om een exemplaar. Vervolgens vroeg ik de schoolbibliothecaresse of zij er een wilde hebben. Zij vond het goed het als een schenking aan de bibliotheek te aanvaarden. De volgende dag vertelde zij mij dat het boek al was uitgeleend en vroeg er een voor zichzelf en nog een voor een vriend. Ten slotte nam mijn natuurkundeleraar twee exemplaren. Sindsdien heeft ook de bibliothecaresse om nog eens twee exemplaren gevraagd. Ik heb ontdekt dat als je je inspant, Jehovah zijn zegen zal schenken. Hij zegende mijn inspanning met de verspreiding van elf boeken.”

De jeugd op Guadeloupe wordt ook op het hart gedrukt hun school als hun gebied te beschouwen en tot hun schoolkameraden en leraren te prediken. Toch is ook een goed gedrag op school belangrijk. In december 1986 kregen leerlingen in een klas de opdracht om een verhaal over Kerstmis te vertellen. Een jonge zuster weigerde en bood aan om iets over een ander onderwerp te vertellen. De onderwijzer werd woedend en ging de klas voor in het bespotten van onze zuster.

Maar in het derde kwartaal van het schooljaar waren de omstandigheden veranderd. De onderwijzer gaf tegenover de moeder van onze jonge verkondigster toe: „Jehovah is met u; hij beschermt uw dochter. Niet alleen haar gedrag is uitmuntend, maar ze doet ook haar schoolwerk uitstekend en haalt goede gemiddelden. Ik wil u feliciteren. U heeft uw kind goed opgevoed. Net vanmiddag heb ik aan de hele klas verteld dat de God van uw dochter, Jehovah, de ware God is en dat hij machtiger is dan de goden van de andere godsdiensten omdat het gedrag van uw dochter altijd van respect getuigt, terwijl haar medescholieren herrie schoppen en slechte dingen doen.”

De Nederlandse Antillen vormen een gebied van talenkenners. De officiële taal is Nederlands. De volkstaal is Papiamentoe, terwijl Engels de handelstaal is. Velen spreken ook Spaans, omdat de Nederlandse Antillen een eilandengroep is die heel dicht bij de kust van Colombia en Venezuela ligt. De doorsneeburger spreekt en leest dus verscheidene talen. „Tot onze verbazing”, zo schrijft het bijkantoor, „heeft het eiland Curaçao, met een bevolking van 171.500, zes dagbladen die jaar in, jaar uit allemaal blijven verschijnen. Daar de mensen hier van lezen houden, lezen zij onze lectuur ook. Zij waarderen onze prachtige tijdschriften echt. Een van de grote gebeurtenissen van dit jaar was het verschijnen van de Papiamentoe-uitgave van De Wachttoren in kleur. Zonder twijfel heeft dit ertoe bijgedragen dat wij in het afgelopen dienstjaar meer tijdschriften hebben verspreid.”

Het is geen wonder dat Martinique bijna driemaal zoveel bezoekers op de Gedachtenisviering had als het aantal verkondigers. De mensen op dat eiland maken snelle vorderingen in het toepassen van de waarheid. Om een voorbeeld te geven: Een week nadat een pionierster en haar man een bijbelstudie met een echtpaar waren begonnen, woonden de pasgeïnteresseerden de boekstudie bij en kort daarna ook de andere vergaderingen. Een maand later bevonden zij zich onder het publiek op het districtscongres. Daar de man een vakbondsleider was, werd hij getroffen door de wijze waarop het congres georganiseerd was. Wat ging het hier anders toe dan op zijn vakbondsvergaderingen! De man was ook lid van een groep die yoga beoefende. Maar nu zei hij: ’De bijbel is een betere therapie om vrede van geest en hart te vinden en is een veel grotere hulp om persoonlijke problemen op te lossen dan yoga.’ Acht maanden na zijn eerste studie symboliseerde hij zijn opdracht aan Jehovah door de waterdoop, en zijn vrouw en oudste dochter zijn nu verkondigers.

Europa ’roept vrijheid uit’

Terwijl het gevaar van een kernoorlog als een dreigende wolk boven Europa hangt, roepen Jehovah’s Getuigen een vrijheid uit die alleen Jehovah kan brengen (Jes. 61:1). Dit goede nieuws wordt zelfs gehoord door degenen die moeilijk te bereiken zijn, zoals de volgende ervaring toont.

In Oostenrijk werd gedurende het afgelopen dienstjaar een intensieve poging gedaan om mensen te bereiken die doof zijn. Een dove jongeman in dat land vond in de wachtkamer van een spoorwegstation een exemplaar van De Wachttoren. Hij was nieuwsgierig, pakte het tijdschrift op en begon te lezen. Het woord „Jehovah” kon hij niet thuisbrengen. ’Zeker de naam van een van Jezus’ apostelen’, dacht hij en las verder. Eén artikel raakte zijn hart, en daar het altijd zijn wens was geweest mensen over God te vertellen, bracht hij een bezoek aan het bijkantoor in Wenen. Daar kreeg hij het adres waar de doven hun vergaderingen houden. Diezelfde week woonde hij de eerste vergadering bij, hoewel dat zowel heen als terug een reis van negentig kilometer inhield. Zijn ijver heeft reeds vruchten afgeworpen. Een ander doof echtpaar bestudeert nu de bijbel en bezoekt geregeld de bijeenkomsten.

In Zweden heeft de lutherse staatskerk met tegenwind te kampen. Meer dan 90 procent van de bevolking behoort tot die kerk, maar slechts een kleine minderheid bezoekt de kerk geregeld. Ieder jaar zeggen mensen met duizenden tegelijk hun lidmaatschap op. Geestelijken in het zuidelijke deel van Zweden zijn bezorgd. Zij belegden twee werkgroepbesprekingen om de situatie te beschouwen. Daar Jehovah’s Getuigen bekendstaan als een van de snelst groeiende religieuze groeperingen in Zweden, belde de organisator van de werkgroep het bijkantoor en vroeg of een van Jehovah’s Getuigen zou kunnen komen om hen in te lichten over onze geloofsovertuigingen, werkwijzen en organisatie. Er werd een districtsopziener naar toe gestuurd. Hij hield een toespraak en beantwoordde hun vragen.

Op de eerste bespreking, die in februari 1986 gehouden werd, waren ongeveer vijftig priesters en andere vertegenwoordigers van de kerk aanwezig. Zij luisterden aandachtig, met een welwillende en beleefde houding. Na de bijeenkomst werden 5 boeken, 25 brochures en 30 tijdschriften verspreid.

De volgende bespreking werd in februari 1987 gehouden. Er waren ongeveer twintig geestelijken, een hoogleraar in de godsdienstsociologie en een lector in de theologie aan de Universiteit van Lund aanwezig. Toen de voorzitter, een predikant, de districtsopziener als spreker inleidde, zei hij: „Eerst wil ik u zeggen dat ik zeker weet dat wij priesters hier geen van allen op dezelfde voorwaarden zouden willen preken als onze gastspreker. Ik weet dat hij het als volledige dagtaak en zonder salaris doet. Wij priesters daarentegen klagen over ons salaris, terwijl wij voortdurend meer eisen.”

Er werden tijdens de bijeenkomst veel vragen opgeworpen en het gehoor scheen de gegeven verklaringen te aanvaarden. Na het programma stelden de meesten van hen zich in een rij voor de broeder op en vroegen om lectuur. Er werden ongeveer 25 brochures en 20 tijdschriften verspreid. Een jonge predikant vertelde de broeder dat hij onze organisatie bewonderde. „Het is verbazingwekkend te zien hoe jullie in meer dan 200 landen over de wereld in zo’n hecht geloof en eensgezinde broederschap verenigd blijven”, zei hij en slaakte verzuchtingen over de moeilijkheden die de kerk in Zweden heeft.

In Spanje liggen op ongeveer tachtig kilometer van Madrid twee zwaar bewaakte gevangenissen, waar gevaarlijke misdadigers en terroristen opgesloten zijn. In een van deze gevangenissen, die wordt gerenoveerd, wordt een vertrek gereedgemaakt dat uitsluitend zal worden gebruikt als een „Koninkrijkszaal” en studiezaal voor degenen die met Jehovah’s Getuigen de bijbel willen bestuderen. In de andere gevangenis komen wel vijftig gedetineerden geregeld samen om te luisteren naar bandopnamen van de vergaderingen die door de plaatselijke gemeente zijn gehouden.

De gevangenen die deze bijeenkomsten bijwonen, zien er anders uit dan de andere gevangenen. Zij zijn netjes verzorgd en gekleed en zij dragen zelfs een stropdas, wat geen van de andere gedetineerden doet. In de vergaderzaal hangt op een heel opvallende plaats een bordje „Niet roken”.

Wat belangrijker is, deze gevangenen passen toe wat zij leren. Eén gevangene had nauwkeurig uitgewerkte plannen voor een bankroof gemaakt, die hij na zijn vrijlating zou gaan uitvoeren. Hij zette die plannen aan de kant vanwege de bijbelse waarheden die hij had geleerd. Een ander besloot te trouwen met de vrouw met wie hij al negen jaar samenleefde. Nog een andere gevangene kwam met een blauw oog op de vergadering. Toen werd gevraagd wat er was gebeurd, legde hij opgewekt uit dat een medegevangene hem een opstopper had verkocht, maar hij was erg blij dat hij zichzelf in bedwang had weten te houden en geen kwaad met kwaad had vergolden.

’Jehovah verheerlijken op de eilanden der zee’

Van de eilanden der zee komt een stem die werkelijk de naam van Jehovah verheerlijkt (Jes. 24:15). Het eiland Réunion, dat in de Indische Oceaan ten oosten van Afrika in het gebied van het bijkantoor van Mauritius ligt, is één voorbeeld van een eiland waar zo’n stem vandaan komt. Terwijl een jonge broeder volop bezig was in het predikingswerk, ontmoette hij een muzikant die al enkele van onze bijbelse publikaties had. De muzikant was lid van een bandje van vijf personen die rockmuziek speelden en marihuana verkochten die van hun eigen hennepaanplant afkomstig was. Niettemin nodigde de broeder de muzikant uit voor het districtscongres van 1986. Op de eerste dag van het congres kwamen er drie leden van de band en op de laatste dag waren alle vijf aanwezig. Met hen allen werd een bijbelstudie begonnen. Vier van de bandleden behoorden tot hetzelfde gezin en ondanks tegenstand van hun familie vernietigden zij hun hennepaanplant. Vervolgens schonken zij de microfoon die zij voor hun rockmuziek hadden gebruikt, aan de gemeente. Binnen drie maanden veranderden alle vijf hun leven zodanig, dat zij als verkondigers gerekend konden worden.

Ten oosten van Australië kunt u op de kaart Nieuw-Caledonië vinden. Gedurende het afgelopen dienstjaar zond het bijkantoor verscheidene broeders naar de eilanden Wallis en Futuna, waar de Katholieke Kerk het leven van de mensen beheerst en sterk tegen ons werk gekant is. Er wonen op Nieuw-Caledonië nogal wat broeders die van deze eilanden afkomstig zijn. Tijdens een recent bezoek ontmoetten de broeders een leraar aan een katholieke hogere school. Hij vertelde hun dat er onlangs enkele klassebesprekingen waren geweest over andere godsdiensten en dat alle studenten over de geloofsovertuigingen van Jehovah’s Getuigen wilden spreken. Nadat een student wat onderzoek had gedaan en naar lezingen had geluisterd die gebaseerd waren op onze publikaties, merkte hij op: „Het is verrassend om te zien dat personen van onze etnische groep die Getuigen zijn geworden, minder bevooroordeeld en redelijker schijnen te zijn en een opmerkelijke kennis van de bijbel hebben. Het lijkt alsof deze beweging erin geslaagd is mensen te veranderen. Diezelfde uitwerking zien wij niet bij mensen in onze kerk.”

Van het bijkantoor op de eilandengroep Hawaii in de Grote Oceaan horen wij berichten over nog schoolgaande jongeren die ook een krachtiger standpunt voor Jehovah innemen. „Ik kan mij herinneren dat ik mijn klasgenoten altijd de meest onnozele redenen opgaf als ik wereldse dingen meed, omdat ik bang was voor een negatieve reactie van hun zijde”, geeft een meisje dat een Getuige is, toe. „Dat doe ik nu niet meer! Ik heb geleerd om iedere keer dat er druk op me wordt uitgeoefend, dit als een gelegenheid aan te grijpen om nog meer getuigenis te geven. Het heeft mijn verhouding met Jehovah en mijn gevoel van eigenwaarde verbeterd.”

Dank zij deze oprechte krachtsinspanningen heeft zij veel lectuur verspreid en wel zeven verschillende bijbelstudies geleid. Haar natuurkundeleraar zei tegen haar: „Ik heb vroeger wel eens met enkele Getuigen gesproken als zij bij mij aan de deur kwamen, maar pas dit jaar heb ik, door de discussies die wij hebben gehad, de lectuur die ik heb gelezen en jouw vermogen om op te komen voor wat jij gelooft dat goed is, eindelijk een beter begrip gekregen van de organisatie van Jehovah’s Getuigen. Ik heb grote bewondering voor jouw inspanningen en prestaties, en nu kan ik jullie godsdienst ook respecteren. Dank je wel dat je je mond niet gehouden hebt en dat je de tijd hebt genomen om mij jouw geloof te verklaren.”

De jonge zuster vat haar houding ten opzichte van het getuigenisgeven op school als volgt samen: „Eén ding heb ik geleerd: Hoewel wij afgezonderd zijn van de rest van de verkondigers en ook van de pioniers en de velddienstbijeenkomsten, zijn wij nooit gescheiden van ons gebied. Dertig uur per week hebben wij een gebied dat niemand anders kan bewerken.”

Landen onder verbodsbepalingen ’zingen van Gods sterkte’

Jehovah’s geest verijdelt de snode plannen van tegenstanders, waardoor het zijn aardse dienstknechten mogelijk wordt ’van Gods sterkte te zingen’ (Ps. 59:16). Onze broeders die in landen leven waar het Koninkrijkswerk verboden is, kan de mond niet worden gesnoerd. Hun evangelieprediking gaat voort.

Op een dag in november 1986 werd een groepje broeders die in een particulier huis in een Afrikaanse provinciestad voor de dienstvergadering bijeen waren, gearresteerd. In deze groep bevond zich ook de speciale pionier die in de gemeente de leiding neemt. Hij werd door een van de twee politieagenten die de arrestaties hadden uitgevoerd, vreselijk geslagen en geschopt. „Hij is degene die de anderen ondanks het verbod aan het prediken houdt! Het is zijn schuld dat de anderen in de gevangenis zitten”, schreeuwde hij.

Onder de afranseling riep de broeder tot Jehovah om hulp en kracht. De cipier die stond toe te kijken, zei tot de man die de broeder sloeg dat hij beter kon ophouden en voegde eraan toe: „Pas toch op dat je geen dienstknechten van God mishandelt!” Dit had effect, want de volgende dag kwam de politieman naar de broeder toe om vergiffenis te vragen voor wat hij had gedaan. „Wat ik deed, was heel slecht”, zei hij berouwvol. Hij bekende verder dat hij wist dat Jehovah de ware God was. De speciale pionier en de anderen werden een week later vrijgelaten. Als de politie onze broeders nu in de bediening bezig ziet, laten zij hen met rust.

In een ander Afrikaans land werden in een gemeente van slechts 35 verkondigers, 19 nieuwe verkondigers gedoopt. „De Wachttoren heeft mijn leven gered!” zei een van hen vlak voordat hij gedoopt werd. Het volgende was namelijk gebeurd:

Hij was een functionaris van de regerende politieke partij geweest. De aanvoerder van de plaatselijke guerrillagroep en zijn bende probeerden deze man te pakken te krijgen. Toen de guerrillero’s hem thuis aantroffen, zat hij De Wachttoren te lezen. Zij vroegen hem of hij lid was van de kerk die dat tijdschrift uitgaf. Hij antwoordde dat hij nog geen lid was, maar dat hij met de Getuigen studeerde en hoopte er een te worden. Zij vertelden hem dat zij wisten dat hij een regionaal functionaris van de regeringspartij was, maar dat zij hem „vanwege het tijdschrift” dat hij aan het lezen was, niet zouden doden. Zij lieten hem in leven.

Opgewonden snelde deze geïnteresseerde naar de vergaderplaats en legde onze broeders uit dat hij dood zou zijn geweest als hij De Wachttoren niet had gehad. Nu was hij vastbesloten een van Jehovah’s Getuigen te worden.

In landen waar vervolging heerst, kan Jehovah de vijand verblinden om zijn dienstknechten te beschermen, zoals de volgende ervaring uit een Afrikaans land toont. Een gemeente ontving de kennisgeving van het aanstaande bezoek van de kringopziener op dezelfde tijd dat ook een broeder werd uitgesloten. De uitgeslotene werd wraakzuchtig en vertelde de politie dat hij precies wist wanneer de kringopziener op bezoek zou komen en dat hij hen bij het huis zou kunnen brengen waar deze „grote vis”, een belangrijke man in onze organisatie, dan zou zijn en hem zou kunnen aanwijzen.

De autoriteiten bleken daar hevig in geïnteresseerd te zijn en wachtten vol verlangen op die gelegenheid. Maar wat gebeurde er? De kringopziener stelde onverwacht zijn bezoek aan deze gemeente verscheidene weken uit. Toen de uitgesloten man de politie naar het huis bracht waar de kringopziener naar hij vermoedde op bezoek was, wachtte hun een grote teleurstelling. Na te hebben vernomen dat de politie had verwacht de kringopziener te arresteren, deelden de broeders de politie mee dat deze „aanbrenger” geen getuige van Jehovah meer was. Op de vraag waarom hij dat niet meer was, antwoordden de broeders hun dat hij geen christelijk leven leidde en derhalve uit de gemeenschap gesloten was. Kwaad over de valse hoop die was gewekt en nu duidelijk in verlegenheid gebracht, zei de politie: „Nu, als hij voor jullie niet goed genoeg is, dan is hij dat voor ons ook niet”, en namen de uitgeslotene mee naar de gevangenis.

In een Aziatisch land waar het werk verboden is, trof een van de pioniersters een jongeman aan de deur die een levendige belangstelling toonde voor het gesprek over de bijbel. Daar zij geen lectuur bij zich had, beloofde zij terug te komen om hem wat leesmateriaal te geven. De week daarop kwam zij terug. Na een gesprek van anderhalf uur nam hij het boek U kunt voor eeuwig in een paradijs op aarde leven. Hij zei: „Weet u, ik bid God al drie weken lang of hij iemand wil sturen die mij kan helpen de bijbel te begrijpen. Ik geloof dat u het antwoord op mijn gebed bent.” De zuster en haar man leiden nu een bijbelstudie bij deze geïnteresseerde.

In een land in het Midden-Oosten werd een broeder door zijn familie lastig gevallen; zij beschouwden hem als een afvallige. Toen hij zijn moeder vertelde dat hij door een bedienaar van Jehovah’s Getuigen in de echt zou worden verbonden, weigerde zij zeer beslist in te gaan op zijn uitnodiging om bij het huwelijksfeest aanwezig te zijn. Zij beschouwde het huwelijk van haar zoon als een vorm van overspel omdat het niet door haar kerk zou worden voltrokken. Ten slotte overreedde hij haar toch zijn bruiloft bij te wonen. Zij ging node, maar toen zij naar de lezing luisterde die door een ouderling werd gehouden, begon zij te huilen. Dit verbaasde haar andere zoon, die ook aanwezig was. Hij vroeg zijn moeder waarom zij verdrietig was. Zij zei dat zij al veel huwelijksplechtigheden had bijgewoond, maar dat dit de eerste keer in haar hele leven was dat zij begreep wat het huwelijk nu precies inhoudt, de reden ervoor en de betekenis ervan. Zij huilde omdat zij blij was. Nu zijn de moeder en alle andere gezinsleden in de waarheid.

Het is interessant dat een redacteur van de in Kingston (Jamaica) verschijnende krant The Sunday Gleaner, nadat hij het Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1987 had gelezen en een gunstige opmerking over onze snelle groei had gemaakt, zijn redactionele artikel in de uitgave van 15 maart 1987 met de volgende woorden besloot: „Als de nadrukkelijke aansporing om meer te prediken dit dienstjaar ter harte wordt genomen, dan zou het Jaarboek van 1988 nog indrukwekkender moeten zijn.” Ja, na het bericht over ons afgelopen dienstjaar te hebben beschouwd, kunnen wij de gevolgtrekking maken dat het inderdaad „nog indrukwekkender” is. Dank zij Jehovah vindt het evangelisatiewerk van Jehovah’s Getuigen dus van het ene eind tot het andere eind van de aarde voortgang. — Ps. 75:1.

[Kader op blz. 27]

Het Internationale vrijwillige-bouwvakkersprogramma

Gedurende de maand november 1985 verlieten elf vrijwilligers — in leeftijd variërend van een 26-jarige ongehuwde broeder tot grootouders van bijna 60 — de Verenigde Staten op weg naar Afrika. Hun doel? Meehelpen aan de bouw van een nieuw bijkantoor in een land dat de belangen van meer dan 100.000 Getuigen behartigt. Sindsdien hebben ruim 800 vrijwilligers die bedreven zijn in een of ander bouwvak en twaalf bijkantoren vertegenwoordigen, meegeholpen aan dertien bouwprojecten voor bijkantoren. Enkele werkers boden hun diensten vrijwillig voor minimaal een jaar aan, anderen waren bereid twee weken tot drie maanden te blijven. Hoe denken deze vrijwilligers en hun gezinnen over zo’n toewijzing? Hier volgen enkele van hun uitlatingen:

◻ „Jarenlang heb ik hard gewerkt, maar in de wereld. Nu geef ik al mijn energie aan Jehovah’s organisatie. Het is een verademing om niets meer met de wereld te maken te hebben, en jezelf krachtig inspannen voor Jehovah is een fysieke, emotionele en geestelijke vreugde.”

◻ „Het is moeilijk de hechte vriendschappen te beschrijven die ontstaan zijn in de korte tijd dat ik aan dit project gewerkt heb.”

◻ „Als gezin willen wij jullie bedanken voor het voorrecht dat mijn man heeft gehad om aan het internationale bouwprogramma mee te werken. Zijn ervaring heeft, ook al kon geen van ons met hem meegaan, het hele gezin tot voordeel gestrekt. Het toont ons wat een eenheid er overal binnen Jehovah’s organisatie bestaat. Ook heeft het mijn man geholpen te zien hoe wij ons leven kunnen vereenvoudigen zodat wij, als gezin, Jehovah vollediger kunnen dienen.”

[Kader/Illustraties op blz. 24, 25]

Uitbreiding op het internationale hoofdbureau

In januari 1983 kocht het Genootschap in Brooklyn (New York) de helft van een huizenblok aan, met een oppervlakte van ruim zestig meter in het vierkant en daarop een fabrieksgebouw van negen verdiepingen. Dit gebouw is nu geheel gerenoveerd. In december 1986 kocht het Genootschap vervolgens de andere helft van datzelfde blok, met daarop nog een fabrieksgebouw van negen verdiepingen. Deze twee gebouwen zijn nu door middel van een brug van vijftig meter lang en vier meter breed met het oorspronkelijke uit vier gebouwen bestaande drukkerijcomplex verbonden.

Sinds 1978 heeft het Genootschap in de drukkerij in Brooklyn acht snelle Harris vierkleuren-offsetrotatiepersen geplaatst en in gebruik gesteld. (Vier van zulke persen zijn in bedrijf op de Wachttorenboerderij, ongeveer 160 kilometer ten noorden van Brooklyn.) Om te kunnen voldoen aan de toegenomen vraag naar bijbels, heeft het Genootschap gedurende het afgelopen dienstjaar nog eens drie nieuwe offsetpersen aangekocht. Het zijn Hantscho vierkleuren-offsetrotatiepersen die uit vijf drukeenheden bestaan en op hoge snelheid werken. Twee hiervan voeren het papier vanaf twee papierrollen in en worden uitsluitend gebruikt voor het drukken van boeken en tijdschriften. De andere is een 35 meter lange pers met vier papierbanen voor het drukken van bijbels op bijbelpapier. Nu deze nieuwe pers in bedrijf gesteld is, heeft de drukkerij in Brooklyn drie persen waarop bijbels worden gedrukt.

In februari 1987 werd nog een perceel aangekocht voor het huisvesten van de Bethelfamilie in Brooklyn. Het elf verdiepingen tellende bouwwerk ligt aan Columbia Heights 97 en zal 127 kamers en een ondergrondse parkeerruimte voor dertig auto’s gaan bevatten. Een wereldse aannemer heeft het geraamte opgetrokken en het buitenwerk van het gebouw voltooid en de broeders zelf zullen omstreeks september 1988 met het binnenwerk gereed zijn.

[Illustratie]

De twee onlangs gekochte drukkerijgebouwen van negen verdiepingen die een huizenblok beslaan

[Illustratie]

De Bethelhuis-nieuwbouw van elf verdiepingen aan Columbia Heights 97

[Tabel op blz. 34-41]

BERICHT OVER HET DIENSTJAAR 1987 VAN JEHOVAH’S GETUIGEN OVER DE HELE WERELD

(Zie publicatie)

[Illustratie op blz. 7]

Portugal had zeven hoogtepunten in verkondigers en bereikte voor het eerst de mijlpaal van 32.000

[Illustraties op blz. 15]

De „Vertrouw op Jehovah”-districtscongressen trokken recordaantallen bezoekers

[Illustratie op blz. 18]

De onlangs gebouwde Koninkrijkszaal in Kerala (India)

[Illustraties op blz. 26]

Bijkantoren waaraan vrijwillige bouwvakkers uit vele landen hebben meegeholpen

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen