32 Ze gingen dus met een zak om hun heupen en een touw om hun nek naar de koning van Israël en zeiden: ‘Uw dienaar Ben-Ha̱dad zegt: “Laat me* alstublieft in leven.”’ Hij antwoordde: ‘Leeft hij nog? Hij is mijn broeder.’
32 Ze gingen dus met een zak om hun heupen en een touw om hun nek naar de koning van Israël en zeiden: ‘Uw dienaar Ben-Ha̱dad zegt: “Laat me* alstublieft in leven.”’ Hij antwoordde: ‘Leeft hij nog? Hij is mijn broeder.’