10 Maar Mozes zei tegen Jehovah: ‘Neem me niet kwalijk, Jehovah, maar ik ben nooit een goede spreker geweest — vroeger niet, en ook niet nu u tot uw dienaar gesproken hebt. Ik kan namelijk moeilijk uit mijn woorden komen.’*+
10 Mo̱zes zei nu tot Jehovah: „Neem mij niet kwalijk, Jehovah,* maar ik ben geen vlotte spreker, noch sinds gisteren, noch sinds daarvoor, noch sinds gij tot uw knecht gesproken hebt, want ik ben traag van mond en traag van tong.”+