15 Praat met hem en vertel hem wat hij moet zeggen.*+ Ik zal met jou en met hem zijn als jullie spreken,+ en ik zal jullie leren wat jullie moeten doen.
15 En gij moet tot hem spreken en de woorden in zijn mond leggen;+ en ikzelf zal bewijzen met uw mond en zijn mond te zijn,+ en ik wil ulieden leren wat GIJ dient te doen.+