30 Maar iemand* die opzettelijk een zonde begaat+ — of het nu gaat om een geboren Israëliet of een vreemdeling die bij jullie woont — die lastert Jehovah en moet uit het midden van zijn volk worden verwijderd.*
30 Maar de ziel die iets moedwillig* doet,+ of hij nu een ingeborene of een inwonende vreemdeling is, door schimpend over Jehovah te spreken,+ die ziel moet in dat geval uit het midden van zijn volk worden afgesneden.+